Deel 2: De race naar het zuiden
Blijf op de hoogte en volg Etienne
25 Juli 2012 | Spanje, Pamplona
Dinsdag 17 juli:
Saint Benoit – Saint Jean d’Angely
Ik zal het maar eerlijk toegeven: ik gebruik doping om Santiago te halen. Maar vergeet de EPO. Vergeet de bloedtransfusies. Mijn doping bestaat uit witte druiven. Gisteravond hebben Ad en ik samen ruim een kilo druiven weggewerkt, en of het door die druivensuikers kwam weet ik niet, maar vandaag had ik superbenen, en ook Ad reed op z’n zachts gezegd niet langzaam.
De vorm van de dag is eigenlijk maar een raar verschijnsel. De ene dag trap je nog geen deuk in een pakje boter en doet elke pedaalomwenteling pijn, en de volgende dag vlieg je na ruim 100 kilometer fietsen nog steeds op de grote plaat tegen elke helling omhoog. Vandaag viel gelukkig in de laatste categorie, en zowel Ad als ik hadden het gevoel dat we eindelijk eens echt kilometers konden maken.
We waren vroeg vertrokken van de Kedeng-Kedeng camping, waar we voor de afwisseling eens een vrijwel droge tent hadden kunnen inpakken. In Liguge, het eerste dorp op de route van vandaag, stopten we bij de supermarkt voor bananen en sandwiches, die we buiten op een bankje langs de weg meteen opaten. Boordevol energie stapten we weer op de fietsen, om er tweeëneenhalf uur en vijftig kilometer verderop pas weer vanaf te komen. Een gemiddelde van twintig kilometer per uur over een traject van vijftig kilometer over hoge heuvels en door diepe dalen is op een vakantiefiets met dikke banden en ongeveer dertig kilo bagage bepaald niet misselijk.
Nee, niets kon ons vandaag tegenhouden. Hoewel, niets… We mogen onze handen dichtknijpen dat we vandaag beiden ongeschonden de etappe hebben doorstaan. Enkele kilometers na het dorpje Vivonne – toen we bij hoge uitzondering voor enkele kilometers een wat drukkere weg moesten volgen – werd Ad namelijk bijna door een maaimachine van zijn fiets gemaaid. We waren net bezig met de beklimming van een flauwe helling, toen we werden ingehaald door een oud Renaultje 5 met een oranje zwaailicht op het dak. Het zwaailicht diende ervoor om de tegenliggers te waarschuwen dat er een grote combine (maai-dors-machine) aan kwam. Achter dit zeer brede en metershoge gevaarte hing een aanhanger; een soort maai-arm van een meter of acht met op het einde enkele scherpe en ver uitstekende messen. Op een punt waar het eigenlijk niet kon besloot de bestuurder van de combine ons toch maar in te halen, maar omdat er een tegenligger aankwam moest hij heel snel weer terug naar rechts. De combine zelf was al aan ons voorbij, maar de aanhanger nog niet. Ad en ik fietsen achter elkaar, met ongeveer drie meter tussenruimte. Toen de combine weer terug naar rechts kwam voelde ik de luchtdruk van de aanhanger, en zag ik uit mijn linkeroog de messen van de aanhanger vlak langs me heen flitsen. In een reflex schreeuwde ik een waarschuwing naar Ad, die op hetzelfde moment intuïtief aanvoelde dat hij rechts de berm in moest. Rakelings scheerden de messen langs hem heen, en terwijl de combine onverstoorbaar doorreed bleven wij vloekend en tierend achter. Vloeken is misschien een natuurlijke reactie, maar eigenlijk waren we enorm opgelucht. Dat muntje voor de oude zwerver bij de kathedraal van Orléans twee dagen geleden had ons niet alleen mooi weer opgeleverd, maar ook een zeer waakzame beschermengel!
Maar goed, als het weer goed is, en als de benen goed zijn, en als het landschap met de vele zonnebloemvelden prachtig is, dan ebt de adrenaline snel weer weg. We hervonden ons ritme en stoomden lekker door, totdat we rond het middaguur langzaam maar zeker honger begonnen te krijgen. Toen we om kwart over twaalf in Lezay bij een druk bezocht cafeetje van onze fietsen stapten vonden we het dan ook hoog tijd om te lunchen. We namen plaats op het terras en bestelden twee colaatjes, en vroegen aan de serveerster of we de menukaart even mochten zien. Maar helaas: die was er niet. In principe bood dit café geen eetgelegenheid, maar speciaal voor ons wilde de serveerster wel een uitzondering maken. ‘Que est-ce-que vous voulez ? Des sandwiches avec du jambon ? Pas de problème…’ Wij hadden verwacht dat ze naar binnen zou lopen om iets voor ons klaar te maken, maar in plaats daarvan liep ze naar een kraam op de markt, die recht voor het café stond. Bij de broodkraam bestelde ze een stokbrood, en bij een volgende kraam enkele dikke plakken ham. Even later kwam ze terug en kregen we allebei een halve meter voorgezet van wat ze hier dus een ‘sandwich avec jambon’ noemen. Bon appetit!
Onder het kopje ‘overnachtingsadressen en campings’ in ons routeboekje hadden weg gelezen dat de eerstvolgende camping na Lezay pas in Saint Jean d’Angely lag. Dit betekende dat we nu nog zestig kilometer zouden moeten fietsen voordat we weer een camping zouden tegenkomen. Met nieuwe energie van de ‘sandwiches’ vertrokken we dan ook snel weer uit Lezay om op tijd die camping te bereiken. Onderweg bleef het landschap prachtig, waarbij vooral de zonnebloemvelden opnieuw voor de mooiste plaatjes zorgden. Daarnaast viel ons het grote aantal platgereden slangen op de weg op. Nadat we al een stuk of vier dode exemplaren hadden gezien, reden we niet ver voor Aulnay bijna over de staart van een levend exemplaar. De ongeveer 80 centimeter lange slang (wij als niet-experts denken dat het een adder was) lag lekker opgerold langs de weg te zonnen. We zijn toch maar even afgestapt om een foto te maken. Van een metertje of twee afstand; dat wel. Want adders zijn zeer giftig, en als het op slangen aankomt ben ik niet de grootste held. Crocodile Man Steve ‘Crickee’ Irwin (die niet alleen krokodillen, maar ook slangen en andere enge beesten knuffelde) zou me waarschijnlijk uitgelachen hebben. Maar goed, Steve kijkt inmiddels vanuit de hemel toe, terwijl ik ook na de ontmoeting met de slang nog gewoon op aarde rondloop. Maar ik weet wel dat ik zorg dat mijn tentje vannacht goed dichtgeritst wordt…
Ondanks dat we vandaag in totaal 116 kilometer gereden hebben, waren we toch al vrij vroeg op de camping in Saint Jean d’Angely. We hebben op ons gemak de tent opgezet, en zijn toen gaan douchen. Inmiddels begon ik dorst te krijgen, wat na de inspanning (en het vochtverbruik) van vandaag natuurlijk wel te verklaren was. Omdat we darmklachten willen voorkomen en we het kraanwater zo ver zuidelijk in Frankrijk niet meer vertrouwen, gingen we op zoek naar een supermarkt. Volgens de receptionist van de camping lag de dichtstbijzijnde supermarkt op ongeveer drie kilometer afstand, maar moesten we daarvoor wel weer terug naar het centrum van de stad, hetgeen betekende dat we weer stevig moesten klimmen. En dat moest snel gebeuren, aangezien de supermarkt over vijftien minuten zou sluiten. In recordtempo zijn we – na enig zoeken – naar de winkel gereden, waar we wel nog werden binnengelaten, maar vervolgens vrijwel onmiddellijk werden verzocht ons naar de uitgang te begeven. We hadden nog net tijd om wat yoghurt en een paar flessen water in te slaan. Tijd om op de fruitafdeling een trosje druiven te halen was er helaas niet. En dus zullen we morgen zonder doping van start moeten gaan. Ik ben benieuwd of dat van invloed is op onze prestaties…
Woensdag 18 juli:
Saint Jean d’Angely – Soulac-sur-Mer
Ja dus. Het zou er natuurlijk ook aan kunnen liggen dat we twee dagen op rij meer dan 110 kilometer per dag gereden hebben. En het zou er misschien aan kunnen liggen dat het vandaag voor het eerst deze reis dik boven de dertig graden was. En wie weet, misschien waren de hellingen van vandaag gewoon steiler, en volgden ze elkaar in een rapper tempo op dan gisteren…. Hoe dan ook; zonder druiven op de menukaart gisteravond ging het vandaag zeer moeizaam. Direct na het verlaten van de camping moest er geklommen worden. En hoewel dat klimmetje eigenlijk niet veel voorstelde moest ik al direct terug naar een van de kleinste verzetjes op mijn fiets. Uit ervaring weet ik inmiddels dat als de eerste meters moeizaam gaan, het waarschijnlijk heel de dag niet beter wordt. En helaas was vandaag daarop geen uitzondering.
Dat bleek ook wel uit de tijd die we nodig hadden om Saintes – de eerste grote plaats op de route van vandaag – te bereiken. Hoewel we hiervoor amper 25 kilometer hoefden te fietsen, waren we daar het grootste deel van de ochtend mee bezig. Pas om half twaalf reden we het centrum van deze stad binnen, waar we een klein stukje van de route afweken omdat Ad eindelijk weer eens een stempeltje in zijn Pelgrimspaspoort wilde laten zetten. De laatste stempel dateert alweer van afgelopen zondag (van de kathedraal van Tours) en het blijkt niet altijd even gemakkelijk om een kerk te vinden die geopend is, waar een koster of informatiemedewerker aanwezig is, en die ook nog eens over een stempel beschikt. En ook Saintes bleek hierop geen uitzondering, mede omdat de grote kathedraal wegens instortingsgevaar tot nader order gesloten was.
Op het pleintje naast de kathedraal, waar net een markt gaande was, namen we even plaats op een terras voor een glas cola. Het is eigenlijk onvoorstelbaar hoeveel behoefte aan mierzoete frisdrank we tijdens het fietsen hebben, en dat we desondanks allebei langzaam maar zeker toch wat kilo’s lichter worden. Om de suikers verder aan te vullen gingen we even later op de markt op zoek naar druiven, maar aangezien er hier alleen streekproducten werden verkocht waren die nergens te vinden. (Ik weet het: het klinkt vreemd als je zegt dat er in Frankrijk geen druiven te krijgen zijn met zoveel wijngaarden langs de weg. Maar die druiven van die wijngaarden zijn – zoals de naam al aangeeft – bedoeld om wijn van te maken, en toen ik later op de dag afstapte om er eentje te proeven kreeg ik toch wel een hele zure smaak in mijn mond). Uiteindelijk hebben we maar een tros bananen gekocht en een zak kersen, die minstens net zo lekker waren, maar helaas niet hetzelfde effect hadden als de doping-druiven waarop we gisteren zo makkelijk gereden hadden.
Na een tevergeefse poging om bij een andere kerk in Saintes alsnog een stempel te bemachtigen zijn we maar vertrokken naar Royan. Royan ligt aan de Atlantische kust, op de noordoever van de monding van de zeer brede rivier de Gironde. Wij dachten een gemakkelijk parcours te krijgen met afdalingen tot aan de kust, maar tegen de tijd dat we Royan bereikten waren allebei zeer vermoeid door de vele korte klimmetjes die we toch nog voor onze kiezen kregen.
In Royan hebben we eerst bij een mega-shoppingcenter onze inkopen gedaan (waaronder een nieuw tankje ‘Campingaz’ en – jawel – uiteraard een grote zak druiven…), waarna we richting veerboot gereden zijn die ons de Gironde over zou zetten. We wisten dat de boot een half uur over de overtocht zou doen, maar hadden geen idee om de hoeveel tijd er een afvaart zou zijn. Toen we in de buurt van de haven kwamen en de boot in de verte zagen liggen, zijn we dan ook als een gek richting ferrykade gereden, waardoor we jammer genoeg niets van Royan hebben gezien.
Maar we waren wel op tijd. Ruim op tijd zelfs, want terwijl de fietsen al lang beneden op het autodek stonden zaten wij al zeker een kwartier in de zon op het passagiersdek voordat de trossen los gegooid werden. Ad maakte van de gelegenheid gebruik om in de zon wat slaap in te halen, en ik gebruikte de tijd om ons routeboek en etappeschema nader te bestuderen.
Toen we een klein half uurtje later aan de overzijde van de Gironde in Point de Grave van de veerboot af fietsten kwamen we letterlijk in een andere wereld terecht. Hier waren geen heuvels te bekennen. Hier stonden geen zonnebloemen te blinken in de zon. Hier zag je nergens wijngaarden. Nee, we waren aangeland in de Cote d’Argent; een regio die zo vlak is als een pannenkoek en die bekend staat om de enorme uitgestrekte pijnboombossen. Vrijwel onmiddellijk doken we een fietspad op dat zich slingerend een weg zocht door de bossen en de duinen. Vanochtend hadden we regelmatig nog het gevoel gehad alleen op de wereld te zijn. Maar hier moest je verdomd goed uitkijken voor dagjesmensen op de fiets, en voor skeelerende sportievelingen. Deze streek is erg toeristisch, maar dat kwam ons eigenlijk wel goed uit. Want hoewel we ongeveer twintig kilometer minder ver gekomen waren dan we vanochtend hadden gehoopt, hadden we in ieder geval keuze te over uit tientallen campings. Wij kozen voor een eenvoudige Camping Municipal in Soulac-sur-Mer, waar we op een enigszins stoffige plek toch heerlijk hebben geslapen.
Donderdag 19 juli:
Soulac-sur-Mer – Mios
Gek eigenlijk. Een week geleden reden we door de stromende regen, en toen leek het nooit meer droog te worden. Maar nu we een paar mooie dagen achter de rug hebben lijkt het opeens zo vanzelfsprekend dat de zon elke dag weer schijnt. We waren vanochtend dan ook bijna verontwaardigd dat we hier, in het zuiden van Frankrijk, een lichte motregen over ons heen kregen toen we vanochtend onze tenten inpakten.
Motregen en een straffe noordenwind. Volgens de vloeiend Duits sprekende receptioniste van de camping zeer slecht fietsweer. Wij dachten daar deze keer echter anders over. Voor het eerst deze reis hadden we de wind pal in de rug, en dat maakt toch wel een verschil. Op de vlakke en kaarsrechte fietspaden door de pijnboombossen betekende dat opeens snelheden tussen de vijfentwintig en achtentwintig kilometer per uur. En ook de motregen deerde ons niet echt. Het regende zo licht dat we er nauwelijks nat van werden, en een regenpak was dan ook niet nodig.
Omdat we zonder ontbijt vertrokken waren (op een portie druiven na, dus misschien kwam onze snelheid daar wel vandaan) stopten we in de eerste de beste badplaats waar we doorheen kwamen voor een kop koffie en een echt ontbijtje. Het ‘petit dejeuner’ (bestaand uit twee van de allerkleinste broodjes die ik ooit gezien heb – 2 bij 3 centimeter lang…) werd uitgeserveerd door een zeer chagrijnige ober, die niet eens de moeite nam om de oortjes van zijn MP3-speler even uit te doen toen hij onze bestelling opnam. Hij had waarschijnlijk gehoopt een rustige ochtend te hebben, nu er door de regen eigenlijk niemand op het strand of op de boulevard te bekennen was. Montalivet-les-Bains is een badplaats die normaal gesproken al niet zoveel om het lijf heeft (letterlijk dan he, want is een van de belangrijkste naturistenbestemmingen van Frankrijk…), maar nu was er echt helemaal niets te beleven.
Na het ontbijtje zijn we dan ook maar snel weer doorgefietst. We doken opnieuw de bossen in, en fietsen zo snel dat we de regenbui die inmiddels voor ons uitgedreven was weer bijhaalden. Intussen werd het ons duidelijk dat we in dit tempo vandaag wel eens een groot deel van de achterstand op ons schema zouden kunnen goedmaken. Als we vandaag 130 kilometer zouden rijden (geen onmogelijke opgave op dit vlakke terrein met de wind in de rug), dan zouden we vannacht kunnen slapen op de camping in Mios. Omdat we al besloten hadden vandaag geen rustdag te nemen (die eigenlijk wel gepland stond in dit gebied) konden we zo in slechts 1 etappe twee dagen achterstand op ons reisschema inlopen (van de vier dagen achterstand die we inmiddels hadden opgebouwd). Vanaf nu zouden we dan weer de vooraf geplande dagafstanden kunnen fietsen, en overnachten op de vooraf uitgezochte campings. Als we dan vanaf nu geen tegenslag meer krijgen zullen we op 6 augustus in Santiago aankomen. Twee dagen later dan gepland, maar nog steeds wel 3 dagen voordat ons vliegtuig vertrekt. Als we Mios vandaag zouden halen zouden we dus weer wat lucht krijgen in ons schema. Maar daarvoor moesten wel stevig doortrappen. En het feit dat we in Lacanau-Ocean bij onze lunch bijna een uur op een pizzaatje moesten wachten (in een bijna leeg restaurant) hielp daar natuurlijk niet echt bij.
Toch slaagden we in onze opzet. Om half zeven ’s-avonds bereikten we moe maar voldaan ons doel. Inmiddels scheen buiten de zon weer vrolijk, en ook voor ons reisschema zag het er opeens een stuk zonniger uit. Het was misschien wel daarom dat onze zoveelste instant-pasta maaltijd sinds ons vertrek opeens zoveel lekkerder smaakte dan al die ander maaltijden bij elkaar.
Vrijdag 20 juli:
Mios – Onesse-et-Laharie
Waar gebrekkige topografische kennis al niet toe kan leiden… Een gezellig en lekker etentje bijvoorbeeld…
Gisteravond bij aankomst op de camping heb ik enkele sms-jes verstuurd naar collega Gerard Dijkstra. Enkele dagen voor het einde van het schooljaar vertelde Gerard mij dat hij samen met zijn vrouw Marijke op vakantie zou gaan naar Biarritz (aan de Franse kust, vlak boven de grens met Spanje). Het leek hem wel leuk om ons – als het reisschema dat zou toelaten – te ontmoeten om samen iets te eten of te drinken. Omdat onze camping van morgen (in Sorde l’Abbaye) het gemakkelijkst te bereiken is vanuit Biarritz, hadden we afgesproken dat we indien mogelijk elkaar daar zouden treffen. Maar door de achterstand die we op ons schema hadden opgelopen zat dat er nu niet meer in. Wij hadden op 19 juli aan willen komen in Sorde l’Abbaye, maar dat zou nu pas de 21ste worden. En de 21ste was uitgerekend de dag waarop Gerard en Marijke in het vliegtuig terug naar Nederland zouden stappen.
Enkele dagen geleden heb ik Gerard dan ook een sms gestuurd met de boodschap dat hij geen spandoek voor ons hoefde te maken, en dat hij niet als een trouwe fan met een vlaggetje langs de weg hoefde te gaan staan. Wij zouden daarvoor te laat in het zuiden aankomen. Maar toen Gerard per sms vroeg waar we vanavond op de camping zouden staan, en ik antwoordde dat dat in Onesse-et-Laharie zou zijn, kregen we tot onze verbazing het bericht dat hij in een plaatsje zat dat daar maar 15 kilometer vanaf lag. Het bleek dat Gerard een foutje had gemaakt bij het boeken van de vakantie. Het vliegtuig was wel geland in Biarritz, maar het appartement dat ze hadden geboekt lag in Saint Julien-en-Born; en dat was toch nog ruim honderd kilometer rijden vanaf de luchthaven met de bijgeboekte huurauto. Maar het lag dus wel slechts vijftien kilometer van onze camping, en dus spraken we af om vanavond gezellig samen te gaan dineren.
Maar voor het zover was moest er eerst nog gefietst worden. We vertrokken onder een aanvankelijk grijze hemel voor een etappe die net als gisteren over de vlakke wegen door pijnboombossen van Les Landes voerde. De eerste twintig kilometer gingen extra snel, omdat we gebruik konden maken van een fietspad over het tracé van een voormalige spoorlijn. Vrijwel onmiddellijk na vertrek vanaf de camping kregen we een man in het vizier die we eerder vanochtend met zijn fiets en zijn tentje een paar plaatsen verderop hadden zien staan. De man deed me een beetje denken aan een jonge hond. Hij bleef voor ons uit fietsen in ongeveer hetzelfde tempo als wij, waarbij hij telkens over zijn schouder keek of we hem nog niet bijgehaald hadden. En telkens als wij weer wat dichterbij kwamen trapte hij weer wat harder door, waardoor de afstand tussen ons voor even weer wat groter werd. Toen hij in de gaten kreeg dat wij geen zin hadden in een kat-en-muis spelletje ging hij uiteindelijk een stuk langzamer fietsen, waardoor we uiteindelijk naast hem kwamen te rijden.
Het bleek dat de man – een Vlaming met een zeer slecht verstaanbaar dialect – duidelijk op zoek was naar wat gezelschap. Hij was ook op weg naar Santiago, maar trok zich weinig van de officiële route aan. Soms fietste hij hele stukken over de grote weg, en dan sloot hij zich weer eens bij andere Santiago-gangers aan om een praatje te maken en voor wat gezelligheid. Nu hebben Ad en ik op zich niets tegen contact met andere Camino-fietsers, maar als ze zich aan je opdringen wordt dat een ander verhaal. Uit zijn van-de-hak-op-de-tak-gebrabbel werd namelijk al snel duidelijk dat dat precies was wat hij gedaan had bij de twee Belgische zusjes die wij op onze eerste twee dagen door Frankrijk regelmatig waren tegengekomen. Hij vertelde dat hij de meiden in Compiègne had ontmoet, en toen maar met hen meegereden was tot op de camping. Eerlijk gezegd vond ik de man al een beetje een smoezelig en zonderling figuur, en ik kan me goed voorstellen dat twee meiden van 17 en 22 ook niet echt van zijn gezelschap gediend waren. Dankbaar maakten we dan ook gebruik van de smoes dat hij eigenlijk iets te snel voor ons fietste (wat eigenlijk ook wel weer de waarheid was), waarna we hem weer voor ons uit hebben laten fietsen.
Toen we in het dorp Belin-Beliot van het fietspad afweken om bij een supermarkt inkopen te gaan doen kwamen we onze Vlaamse vriend echter weer tegen. Hij stond een beetje te dralen op het fietspad, en toen hij zag dat wij richting supermarkt reden besloot hij maar hetzelfde te doen. Even leek het erop dat we nog lang niet van hem af waren, want toen wij naar de kassa liepen om onze boodschappen af te rekenen, sloot hij heel snel aan bij de volgende kassa. Gelijktijdig kwamen we naar buiten en openden onze fietstassen om de voorraden water, sandwiches en fruit op te bergen. De Belg had net een stokbrood gekocht, dat hij achteloos in tweeën brak en zo tussen de vuile was in zijn smoezelige fietstassen propte. Vervolgens vroeg hij mij hoe wij van hieruit verder wilden fietsen. Hij had namelijk net voordat wij bij de supermarkt waren van twee voetganger-pelgrims gehoord dat er vanuit hier een mooie rustige weg naar Pissos liep, wat het eerstvolgende dorp op onze route zou zijn. Wij zagen de bui al hangen en dachten niet meer van de Vreemde Vlaming af te komen. Maar gelukkig hadden de voetganger-pelgrims de man een andere weg naar Pissos gewezen dan de weg die Ad en ik (althans, dat dacht ik) moesten nemen. Ik zei dat wij nog een stuk rechtdoor moesten, terwijl de Belg dacht dat hij meteen na de supermarkt rechtsaf moest slaan. Blijkbaar had hij meer vertrouwen in de navigatie-kunsten van de voetganger-pelgrims dan in de mijne, want hij koos er uiteindelijk toch maar voor om hun route-advies op te volgen. Achteraf gezien was die twijfel overigens terecht, want ik moet bekennen dat Ad en ik prompt verkeerd reden, waardoor we een onnodige omweg van ongeveer twee kilometer maakten. Maar kwaad waren we daar niet om. Beter een paar kilometer extra rijden, dan de hele dag opgescheept zitten met een slecht verstaanbare en van de hak op de tak springende Belg, die als een jonge hond soms keihard voor je uit fietst en dan weer vol in de remmen knijpt.
De etappe zelf verliep vervolgens zonder noemenswaardige voorvallen, behalve dan misschien het feit dat we om de tien a twaalf kilometer even moesten opletten omdat er dan een flauwe bocht in verder kaarsrechte weg zat. Oh ja, en we beleefden ook nog even een spannend momentje toen we langs een akker kwamen waar een boer zijn irrigatiekanon zo had afgesteld dat het voor ons de vraag werd: ‘Douchen we of douchen we niet…’ Gelukkig werd dat een ‘niet’, maar dat was het dan ook wel zo’n beetje alle opwinding onderweg vandaag.
Ondanks de vlakke, rechte wegen was ik blij toen we de camping bereikten. Ik had vanochtend geen druiven gehad, en zat de laatste vijftien kilometer dan ook als een slappe dweil op de fiets. Ad had gelukkig betere benen vandaag en sleepte me door de moeilijke kilometers heen. Uiteindelijk bereikten we rond kwart voor vijf de camping, waar de receptie wel open maar tevens onbemand bleek. Na navraag bij de bar werd de zoon van de eigenaar erbij geroepen, die druipend van het water uit het zwembad kwam om ons een plek te wijzen. ‘Doe maar tien euro, dan is het goed zo. En nee, je hoeft je niet te registreren; daar doen wij hier niet aan…’
Gelukkig waren de douches niet zo zwart als de manier van zaken doen op deze camping, en twee uur later liepen Ad en ik dan ook schoon en fris naar de ingang, waar we om zeven uur met Gerard en Marijke hadden afgesproken. Klokslag zeven uur kwam er een kleine zwarte Fiat 500 de parkeerplaats oprijden, met een enthousiast zwaaiende Gerard achter het stuur. Als attentie hadden Gerard en Marijke een fles witte wijn voor ons meegenomen, die wij uiteraard dankbaar aanvaardden en in onze fietstas stopten om enkele dagen later op te drinken op onze rustdag in Pamplona. We reden naar een restaurant in het dorp (het enige restaurant in het dorp), waar gelukkig naast de deur op een boordje stond dat het etablissement ‘ouvert’ was. Toen Gerard een tafel voor vier personen vroeg (hij was als docent Frans uiteraard onze woordvoerder) werd ons echter medegedeeld dat de keuken bij nader inzien toch gesloten was, waarna we werden doorverwezen naar een restaurant in het volgende dorp, zeven kilometer verderop.
Dat dorp, Mezos, bleek te bestaan uit een stuk of dertig huizen, een schattig oud kerkje en drie restaurants. We namen plaats op het terras van het meest gezellig uitziende restaurant, en onder het genot van een heerlijke witte wijn en een lekker diner (ik had ‘canard’ (eend), de specialiteit van de streek, ondanks dat er in werkelijkheid nergens eenden te bekennen zijn in dit gebied) hebben we gezellig zitten bijkletsen over onze wederzijdse belevenissen. Voor Ad en mij was de avond zeer geslaagd, en ik denk dat Gerard en Marijke de ontmoeting als een leuke afsluiting van hun vakantie hebben ervaren.
Zaterdag 21 juli:
Onesse-et-Laharie – Sorde l’Abbaye
Wat landschap en route betreft begon de etappe van vandaag als een exacte kopie van de etappe van gisteren. We hadden vandaag slechts 75 kilometer voor de boeg, dus konden we het rustig aan doen. Daar was ik best blij om, want ik had een slechte nacht gehad. Eerst was er de kinderdisco (tot een uur ’s-nachts), vervolgens twee vechtende katers, een oehoe-ende uil, en een nieuwsgierig rond mijn tent scharrelend beest (egel? vos?), toen een huilend en schreeuwend angstig kind, en tot slot waren er de luidruchtige seksende buren in het tentje naast me. En nee, dan heb ik het uiteraard niet over het tentje van Ad, want die had keurig door alle herrie heen geslapen.
Maar ik dus niet, met als gevolg dat ik met een beetje brak voelde vanochtend. Ik vond het dan ook absoluut een prima idee van Ad om al na 20 kilometer te stoppen voor een eerste uitgebreide koffiepauze. In Lesperon, een aardig dorpje met een prachtige oude kerk – waar wederom niemand aanwezig was om een stempeltje in Ad’s pelgrimspaspoort te zetten – hebben we de fietsen aan de kant gezet en plaatsgenomen op het terras. Doordat we nu weer een beetje op schema liggen kunnen we beduidend kortere dagafstanden fietsen, hetgeen leidt tot een veel groter vakantiegevoel. En daar hoort uiteraard een lange koffiepauze bij.
Na de pauze waren de wegen aanvankelijk nog steeds kaarsrecht en omgeven met de gebruikelijke pijnboombossen, maar naar mate we dichter bij Dax kwamen veranderde het landschap langzaam maar zeker en voelden we weer wat heuvels in onze kuitspieren. Dax – toch een bekende start- en finishplaats uit de Tour de France – was met 26.000 inwoners de eerste wat ‘grotere’ plaats waar we sinds Saintes doorheen kwamen. Hoewel de route alleen door de buitenwijken van de stad voerde, besloten wij door te rijden naar het centrum. Ads pelgrimspaspoort was immers sinds zondag akelig leeg gebleven, maar misschien zou daar bij de kathedraal van zo’n provinciestad wel verandering in komen. Het was even zoeken naar de kerk (mede omdat door de zaterdagmarkt het centrum deels was afgesloten), en toen we die uiteindelijk vonden bleek de deur hermetisch te zijn afgesloten. Weer geen stempel dus. Als dit zo doorgaat staan we straks helemaal in Santiago, terwijl we volgens Ads pelgrimspaspoort maar van Noyon tot Tours gefietst zijn; niet meer dan 400 kilometer…
Helemaal voor niets was de omweg naar het centrum van Dax echter niet. Bij een lokale boulangerie annex leescafé serveerden ze namelijk heerlijke broodjes, waarop we na de lunchpauze in rap tempo zuidwaarts reden. Dax bleek de overgang te markeren van het vlakke met pijnbomen begroeide Les Landes naar het heuvelachtige voorland van de Pyreneeën. Voor het eerst sinds een dag of vijf ging het af en toe serieus omhoog, en enkele kilometers voor Peyrehorade kregen we de eerste lange klim van onze reis te verwerken. Nergens meer dan zeven procent, maar als je nog een beetje ‘klimbenen’ moet ontwikkelen toch best pittig. Het voordeel van klimmen is echter dat er meestal ook weer een lekkere afdaling op volgt. Even later denderen we dan ook met hoge snelheid Peyrehorade in, waar we bij de lokale supermarkt besloten ons avondeten in te kopen. Onze camping van Sorde l’Abbaye lag slechts drie kilometer verderop, en dat was een afstand die de yoghurtjes en salades nog wel goed zouden moeten kunnen blijven in de warmte.
Toen we aan de kassa stonden om af te rekenen raakten we in gesprek met een echtpaar uit Rotterdam, die Santiago al gehaald hadden en nu op weg waren om terug naar huis te fietsen. De man vertelde dat ze nooit meer dan zestig kilometer op een dag reden, maar dat was met het gewicht op zijn fiets ook bijna onmogelijk. ‘Mijn vrouw heeft 32 kilo bij zich, en ik dik 40 kilo’. Vervolgens rekende hij nog een zak aardappelen en een fles Grand Marnier af om het totale aantal kilo’s nog wat verder op te voeren. Onwillekeurig moest ik terug denken aan de reactie van Kim, een van de Belgische zusjes die we in het begin van de reis een paar keer ontmoet hadden. Toen we voor de kathedraal van Noyon met elkaar in gesprek waren en wij vertelden dat we ongeveer dertig kilo bagage op onze fietsen hebben, sloeg zij verschrikt een hand voor haar mond, waarna ze in een onvervalst Vlaams accent uitriep: ‘Ach jongens toch! Amai’ Vergeleken met haar negen kilo was dat inderdaad veel, maar het blijkt dus nu dat het altijd erger kan…
In Sorde l’Abbaye, drie kilometer verderop, reden we even later een vrijwel totaal verlaten camping op. De receptie was gesloten, maar er hing een briefje met de boodschap dat kampeerders zelf een plek mochten uitzoeken. Om acht uur ’s-avonds zou er dan wel iemand langskomen om het geld te innen. Het enige verzoek was om van de gereserveerde plaatsen af te blijven. Daarnaast hing een totaal onoverzichtelijk en chaotisch lijstje met namen, aankomst- en vertrekdata en gereserveerde plaatsen. We bestudeerden het lijstje zo goed mogelijk , en besloten toen te kiezen voor plaats nummer 18. Dit was van de nog vrije plaatsen de meest vlakke, met de minste molshopen. We zetten onze tentjes op, gingen lekker douchen, en begonnen aan de voorbereidingen van de avondmaaltijd. Op dat moment kwam er een vrouw naar onze plek, waarvan wij in eerste instantie dachten dat zij de campingmedewerkster was die het geld kwam ophalen. Maar nee, het was een vrouw die samen met haar zoontje enkele plaatsen verderop op de camping stond. Zij was net teruggekomen van een dagje uit, en zag dat wij tot haar grote verontwaardiging het lef hadden gehad om op haar gereserveerde plekje te gaan staan! Ze gebaarde Ad mee te komen om te lijst bij de receptie te bekijken, waarop inderdaad stond dat zij plaats 18 gereserveerd had. Daar hadden wij dus helemaal overheen gekeken.
De vrouw maakte een hoop heisa en verzocht ons met klem onze tenten af te breken en te verplaatsen, zodat zij kon verhuizen naar plaats nummer 18. Want volgens de vrouw was haar huidige plaats totaal ongeschikt. Hier vielen namelijk takjes en blaadjes uit de bomen op haar tent…
Wij waren uiteraard niet van plan om na een lange dag fietsen nu weer alles af te breken. Haar tentje was het type Chechua-tentje dat je maar in de lucht hoeft te gooien waardoor het zichzelf spontaan uitvouwt en overeind staat. Maar onze tenten zijn dat niet. Wij zouden zeker een uur bezig zijn met afbreken en opbouwen, en hadden daar natuurlijk weinig trek in; helemaal omdat er nog zeker 15 andere plaatsen vrij waren waar ook geen bomen stonden waaruit takjes konden vallen. Normaal gesproken vind ik dat wanneer iemand iets gereserveerd heeft dat hij of zij daar ook recht op heeft. Maar nu vond ik haar claim ronduit belachelijk. Als je bang bent voor een paar vallende blaadjes blijf je maar lekker thuis. Ga dan niet kamperen!
Na lang aandringen van onze kant ging de vrouw ermee akkoord dat wij onze tenten zouden laten staan waar ze staan, op voorwaarde dat we morgenochtend voor half negen onze plek verlaten zouden hebben. Dat betekende wel dat we toch weer om zeven uur op zouden moeten staan, terwijl we eigenlijk van plan waren geweest om morgen – in verband met een relatief korte etappeafstand – een uurtje langer te blijven liggen. Maar goed, beter dat dan deel te moeten nemen in een grote volksverhuizing. De vrouw vond overigens dat ze ons blijkbaar wel ontzettend gematst had en dat we verder van haar niets meer hoefden te verwachten. Want zelfs een vriendelijk knikje of een ‘bonjour’, wat onder kampeerders normaal gesproken heel gebruikelijk is wanneer ze elkaar tegenkomen, kon er niet meer van af. Met haar neus hoog in de lucht liep ze ons straal voorbij. Maar daar hebben wij geen seconde slechter van geslapen…
Zondag 22 juli:
Sorde l’Abbaye – Saint Jean-Pied-de-Port
Onder het motto ‘Een man een man, een woord een woord’ liep vanochtend om zeven uur mijn wekker af. Ik heb me aangekleed, mijn tassen ingepakt en mijn tentje afgebroken. Ad was buiten al druk bezig met zijn tent. Om kwart over acht hadden we alle belangrijke zaken ingepakt, op de gasbrander (voor de koffie), de pain-au-chocolat en een pannetje boordevol heerlijke groene druiven na. We hebben de fietsen en tassen verplaatst naar kampeerplek nummer 19, en zijn daar heel demonstratief gaan zitten voor ons ontbijt. Onderwijl staarden we net zo lang naar de plek van onze vriendelijke medekampeerster (die net terug was van het tanden poetsen) totdat zij zich gedwongen voelde om inderdaad nu al haar tent te verplaatsen. Ze had ons gisteravond duidelijk te verstaan gegeven dat zij vandaag met haar zoontje de bergen in wilde, en dat ze geen zin had om daarvoor op ons te moeten wachten. Maar dat wij zouden blijven wachten totdat zij zou verhuizen had ze blijkbaar ook niet verwacht, want ze keek heel ongemakkelijk en beschaamd toen ze uiteindelijk ons plekje innam.
Met het ontbijtje achter de kiezen zijn we op de fiets gestapt voor de laatste etappe door Frankrijk. Of eigenlijk moet ik zeggen: de laatste etappe door Frans-Baskenland. Want aan alles is hier te merken dat je niet meer in het ‘gewone’ Frankrijk bent. De taal is compleet onbegrijpelijk (alle verkeersborden zijn tweetalig en de reclames alleen in het Baskisch), de architectuur van de huizen is opvallend rood-wit (rode luiken, kozijnen, deuren en daken; witte muren) en de mensen zijn duidelijk trots op hun tradities.
Dat laatste konden we goed merken toen we in Saint Palais (pardon; ik moet in het Baskisch zeggen ‘Donapaleu’) op het eerste geopende terras van de dag zaten voor een glas cola een panini (geserveerd met friet!). Terwijl we zaten te eten klonk er opeens een soort mariachi-achtige muziek door de straten, waarna er twee metershoge poppen de hoek om kwamen; gekleed in traditionele Baskische kleding, compleet met Baskische baret en Baskische geknoopte zakdoek om de hals. De poppen werden midden op een kruising neergezet, en al het verkeer moest maar kijken hoe het er langs kwam. Intussen doken de poppendragers en de muzikanten de brasserie waar wij zaten te eten in voor enkele glazen bier en Baskische cider. We weten nog steeds niet precies wat het doel van die poppen was, en wat er vandaag precies gevierd werd, maar toen we een half uur later vertrokken voor het tweede deel van de etappe stonden de poppen nog steeds gewillig te poseren op het midden van de kruising.
Vanuit Saint Palais was het nog ongeveer twee uur fietsen tot Saint Jean-Pied-de-Port. Tot deze plaats aan de voet van de eerste Pyreneeënpas zijn we vandaag – op een Belgisch stel na dat bij dezelfde brasserie in Saint Palais zat te lunchen als wij – vrijwel geen andere ‘pelgrims’ tegengekomen. Maar bij het binnenrijden van Saint Jean-Pied-de-Port (SJPDP voor de kenners) struikelden we bijna over het enorme aantal voet- en fietspelgrims die allemaal naar Santiago gaan.
SJPDP is de officiële startplek voor de Camino Frances, de pelgrimsroute vanuit Frankrijk. En de meeste lopers en fietsers kiezen ervoor (vaak gedwongen door een beperkt aantal vrije dagen) om hier te starten voor de ongeveer 850 kilometer tot aan Santiago. Natuurlijk komen er ook veel gewone toeristen, want SJPDP heeft een mooi oud centrum en een prachtige citadel. Maar de bestaansreden van dit dorp is toch de Camino. Pelgrimeren is hier big business. Elk restaurant heeft wel een pelgrimsmenu (dat overigens kwalitatief niet veel voorstelt, zoals Ad later op de avond uit zou vinden), in de hoofdstraat stikt het van de ‘albergues’, er zijn winkels waar je wandelschoenen, rugzakken, regenjassen, jacobsschelpen en houten wandelstokken (erg onhandig, maar het ziet er wel authentiek uit) kunt kopen, en natuurlijk is er een camping waar je vele andere pelgrims kunt ontmoeten, en waar je je kunt vergapen aan de vaak piepkleine tentjes (formaatje doodskist) waar sommige pelgrimskoppels zelfs met z’n tweeën in slapen.
Aanvankelijk waren Ad en ik van plan geweest om hier een rustdag te nemen alvorens we de Roelandtspas in de Pyreneeën over gaan. Een klim van 150 meter boven zeeniveau naar 1.055 meter is immers niet niks als je al elf dagen onafgebroken op de fiets zit, met een gemiddelde van bijna honderd kilometer per dag in de benen. Maar toen we zagen dat deze camping geen wasmachines had, geen Wi-Fi (om mijn reisverslag te plaatsen) en geen geschikte stroomaansluiting (om überhaupt een reisverslag te kunnen typen, alsmede onze telefoons en andere elektrische apparaten op te kunnen laden) besloten we om er morgen toch nog een etappe extra uit te persen. Morgen gaan we dus toch maar de Pyreneeën over, en dan nemen we in Pamplona wel een viersterrencamping met alles erop en eraan om er een echte rustdag van te maken.
In de wetenschap dat we morgen een zware bergetappe zouden krijgen besloten vanavond niet zelf te koken, maar op zoek te gaan naar een restaurantje voor een stevige maaltijd. Terwijl we door de straatjes van SJPDP liepen kwamen we langs een kantoortje van het Franse Jacobsgenootschap. Tot grote vreugde van Ad hadden ze hier weer een stempel voor zijn pelgrimspaspoort, en tot mijn grote verbazing kreeg ik ongevraagd een nieuw pelgrimspaspoort overhandigd. Weliswaar tegen betaling van twee euro (dat werd er pas bij verteld nadat mijn naam erin geschreven was en een stempel van SJDPD erin was gezet), maar toch…
Morgen starten we dus met de Camino Frances, het bekendste deel van de Jacobsroute. Niet als pelgrim en vakantiefietser, maar allebei als pelgrim. Tja, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk; zeker op de Camino…
Hoe onze avonturen in het Spaanse land verder gaan lees je in het volgende verslag.
Buen Camino,
Etienne en Ad.
-
25 Juli 2012 - 12:10
Dorst,25 Juli 2012.Nico Doets:
Beste Ad en Etienne,
Wat een boeiend en uitgebreid verhaal !! Dat jullie nog tijd hebben om te fietsen.
Blijf jullie volgen op de laatste 850 km'ers. Veel plezier
Groet Nico Doets -
25 Juli 2012 - 14:13
Maaike Paridaens:
Hallo Ad en Etienne,
Uit de reactie van je ouders, Etienne, op je vorige verslag, had ik al opgemaakt dat jullie reis kon worden voortgezet. Super! Iedere keer weer verbaas ik me erover dat mensen zo gek kunnen zijn van "de fietsvakantie". Ik vind het puur afzien! Des te groter is mijn bewondering voor jullie. Jullie gaan het halen, zeker weten!
Van die doping-druiven zal ik onthouden. Mocht je er dit jaar eens doorheen zitten op DRP dan helpen we je er zo overheen!
Mannen, pelgrims, zet hem op!
Groetjes, Maaike -
26 Juli 2012 - 21:29
Herman En Lily:
Het was weer heerlijk om je verslag te lezen.
Het is net, alsof we dan met jullie mee fietsen.
Regelmatig bekijken we via Google Earth de streek, waar jullie op dat moment doorheen fietsen.
Vanuit een luie stoel, is dat alleen een stuk minder inspannend, daar wordt je niet zo moe van!
Geweldig, wat jullie tot nu toe allemaal hebben beleefd.
Het is altijd fijn, als dromen blijken uit te komen.
Na alle tegenslagen in de beginfase van de tocht, en de vele regen, hopen we dat jullie nu het ultieme vakantiegevoel mogen beleven.
Het is nog een heel eind tot Santiago, maar we hebbben er alle vertrouwen in, dat deze twee PElGRIMS
het wel gaan redden.
Zorg dat de pedalen ronddraaien en de remmen blijven werken, dan komen jullie er wel.
Veel succes.
Groetjes, pap en mam -
27 Juli 2012 - 19:09
27 Juli 2012 18:40 Door: Ed Van Der Veen:
Dag Ad en Etienne,
Fantastisch jullie belevenissen! Ik zou zo wel opnieuw willen gaan, de herinneringen komen weer boven.
Zo te lezen heeft Ad geen zitproblemen deze reis. Na Pamplona zien jullie in de afdaling de monumentale kapel van Eunate liggen in het groene landschap. Pas op dat je dit uitzicht niet mist voor een foto! de kapel is octogonaal, de ramen van albast en binnen staat een beeldschone Maria met Jezus op schoot. Dit alles in fraaie kleuren. Even verder bij Puente la Reina staat op het kruispunt waar twee routes, de Aragon- en de Navarra- route , samenkomen, het mooie bronzen pelgrimsbeeld. ook hier naar zoeken en niet voorbijrijden! Ze hebben bij mij een een bijzondere indruk achtergelaten.
Beste Pelgrims geniet verder van jullie reis, ik volg met veel belangstelling het prachtige verslag.
Blijf gezond en pas op het verkeer op weg naar Burgos!
Hartelijke groeten, Ed -
29 Juli 2012 - 10:11
Daphne:
Fantastisch om jullie 'Pelgrimsavonturen' te lezen...ik hoop dat na de toch wel enige ontberingen het vakantiegevoel inmiddels flink aanwezig is bij het laatste deel v jullie tocht!
Veel groetjes Daphne.
-
29 Juli 2012 - 14:22
Rob En Carla:
Hoi Etienne,
Weet dat we respect voor jullie hebben als ik het verslag lees.
Fiets voorzichtig en veilig en we lezen mee waar jullie zijn.
heel veel succes groetjes en tot horens xxx -
30 Juli 2012 - 22:39
Nicole Janssen:
Hi Kanjer,
Puike prestatie. Geniet weer van jouw verhaal. Jij fiets elke zomer en ik lees....
Dikke knuffel van mij voor jou, voor alle dingen die echt belangrijk zijn in het leven. Dus geniet. Xxx
Groeten Nicole
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley