Deel 2: Zweten op de Camino Frances
Blijf op de hoogte en volg Etienne
01 Augustus 2012 | Spanje, León
Vrijdag 27 juli:
Logroño – Logroño
Maar het viel niet mee… Toen ik vanochtend wakker werd vertelde een zeer bleke Ad dat hij vannacht enkele keren naar het toiletgebouw was geweest om over te geven. Hij was duidelijk ziek, maar wilde desondanks toch proberen om een stuk te fietsen. Net als gisteren zou ook de etappe van vandaag niet al te lang zijn. En Ad dacht dat hij wel in staat zou zijn om die etappe van bijna 50 kilometer te volbrengen.
Vol twijfel begon ik mijn spullen in te pakken. Voordat we konden vertrekken moesten we echter eerst nog zo goed en zo kwaad als het kon onze tenten schoonmaken. Volgens de enthousiaste receptioniste van de camping, die ons gisteren onze plaatsen had aangewezen, had het in Logroño al ruim zes weken niet meer geregend. Maar uitgerekend vannacht waren er enkele stevige regen- en onweersbuien over de stad getrokken, waardoor onze tenten – die op een zanderige ondergrond stonden – helemaal onder de opgespatte modder zaten. Daarnaast was mijn tent overduidelijk gebruikt als openbaar toilet door een stuk of tien vogels, die het zittend op de takken boven mijn hoofd waarschijnlijk bij elke donderklap en bliksemschicht een keer in hun broek gedaan hadden. Ik heb ongeveer een halve rol wc-papier nodig gehad om alle vogelpoep te verwijderen, en heb daarna met een natte doek zo goed mogelijk het tentzeil schoongemaakt. En terwijl ik daarmee bezig was keek ik regelmatig naar Ad, die vastbesloten was te gaan fietsen, maar die op mij een zeer verzwakte indruk maakte.
Uiteindelijk zijn we toch maar op de fiets gestapt. We staken de Ebro over, waarna we aan de andere kant meteen een klein klimmetje te verstouwen kregen. Dat ging duidelijk zeer moeizaam. Tweehonderd meter verderop kwamen we langs een kleine supermarkt, waar we stopten om wat water te kopen. Normaal gesproken beheert Ad de pot, maar nu kreeg ik de portemonnee in mijn handen gedrukt om de inkopen te gaan doen, terwijl Ad trillend naar een bankje liep om even te kunnen rusten. We hadden precies anderhalve kilometer gefietst…
Ik besloot dat het zo niet verder kon. Terwijl Ad op het bankje zat heb ik mijn telefoon gepakt en via de site van booking.com een hotel gezocht in Logroño. Zevenhonderd meter verderop hebben we vervolgens ingecheckt in Hotel Ciudad de Logroño, en terwijl ik nog op en neer liep naar de parkeergarage onder het hotel om de bagage van onze fietsen te halen, lag Ad al lekker in bed te slapen…
Zaterdag 28 juli:
Logroño – Berceo
Een dag rust kan wonderen doen. Ad heeft gisteren uiteindelijk het grootste deel van de dag geslapen, en toen hij om zeven uur ’s-avonds wakker werd voelde hij zich aanmerkelijk beter. De droge koekjes en de bananen die hij tussen twee slaapsessies door gegeten had waren goed blijven zitten, en na een verkwikkende douche durfde hij het zelfs aan om een avondwandeling te gaan maken.
Gewapend met ons pelgrimspaspoort zijn we naar de kathedraal van Logroño gelopen om een stempeltje te halen en enkele kaarsjes aan te steken, in de hoop dat dat zou helpen om snel verder op te knappen. Bij een supermarkt op de hoek naast ons hotel hebben we nog wat licht verteerbaar voedsel gekocht, wat we even later op onze hotelkamer hebben opgegeten, terwijl we genoten van de fantastische openingsshow van de Olympische Spelen. Als Ad niet ziek geworden zou zijn, dan hadden wij toch mooi de 86-jarige Queen Elizabeth als Bondgirl en de meesterlijke Rowan Atkinson als de stuntelige Mr. Bean tijdens een optreden met het Royal Symphonic Orchestra moeten missen…
Na een gezonde nachtrust liep vanochtend om half acht de wekker af. Tot mijn grote opluchting voelde Ad zich goed en had hij zin om te ontbijten en zin om te fietsen! Mooi! Dan kunnen we weer verder!
Tegen kwart voor tien reden we uit de parkeergarage van het hotel uit, en twintig minuten later hadden we de drukke stad achter ons gelaten en fietsen we tussen de wijngaarden van de Rioja-streek richting Fuenmayor. In het routeboekje had ik gelezen dat de officiële Jacobs-fietsroute ten zuiden van Logroño over een drukke en gevaarlijke weg voerde, maar dat er een deels onverhard alternatief beschikbaar was voor fietsers op ‘dikke banden’. Wij hadden besloten te kiezen voor die alternatieve route, maar omdat die voorbij Fuenmayor alsnog op een grote weg uitkwam, had ik via GoogleEarth voor het stuk tussen Fuenmayor en Najera een eigen route uitgezet.
Wat ik niet gezien had op de satellietbeelden, was dat die route niet over asfaltpaden voerden, maar over steeds slechter wordende onverharde landweggetjes. Echt hard schoten we dan ook niet op, maar zowel Ad als ik genoten van het prachtige landschap, en van het feit dat de weinige mensen die we op deze modderpaadjes tegenkwamen ons met grote ogen nastaarden… ‘Wat komen die twee idioten hier doen…?’ Vlak voor het dorp Cenicero kwam een bezorgde mountainbiker zelfs naast ons fietsen om ons in zijn beste Frans te vertellen dat we helemaal fout zaten, en dat de Camino enkele kilometers zuidelijker liep…
Doordat wij onze eigen route reden hadden we vandaag natuurlijk nog geen andere Santiago-gangers gezien. Pas toen we in Najera weer de officiële route op pakten, zagen we op het trottoir twee pelgrims met een grote rugzak lopen. Maar wacht eens… die vrouw met dat paarse shirt… dat lijkt wel… nee, dat IS Jane! Dat is de Nieuw-Zeelandse, die wij twee dagen geleden begeleid hebben naar de huisartsenpost in Los Arcos!
En inderdaad! De vrouw die hier nu samen met een man op het trottoir liep was dezelfde vrouw die twee dagen geleden nog in paniek onze hulp ingeroepen had, omdat haar hart op hol geslagen was. Ze herkende ons meteen, en toen wij onze fietsen aan de kant zetten kwam ze direct naar ons toe om ons te bedanken. Het bleek dat Jane ruim tweeëneenhalf uur bij de dokterspost had gezeten, totdat alle onderzoeken achter de rug waren en de medicijnen die ze toegediend had gekregen hun werk hadden gedaan. Volgens de arts, die een ECG van haar hart gemaakt had, was er niets ernstig aan de hand geweest. Het hart zou op hol geslagen zijn als gevolg van een combinatie van stress, vermoeidheid en inspanning. Persoonlijk zou ik daar de conclusie uit getrokken hebben dat het beter zou zijn om te stoppen met de Camino, maar Jane had sinds dat moment twee dagen geleden alweer bijna vijftig kilometer gelopen! In ieder geval liep ze niet langer alleen. De man die naast haar liep bleek haar echtgenoot te zijn. Waar die plots vandaan kwam, en waar die twee dagen geleden was toen Jane in Los Arcos alleen op het pleintje zat bleef voor ons echter een raadsel…
Hoe dan ook; Ad en ik hebben vandaag slechts twee voetpelgrims gezien. En een daarvan was uitgerekend de vrouw waarvan wij ons vanochtend nog hardop afvroegen hoe het nu met haar zou gaan... We zouden haar nooit meer gezien hebben als Ad gisteren niet ziek geworden was. Dan zaten we inmiddels in Burgos, en zou onze voorsprong op de vrouw veel te groot geworden zijn om haar ooit nog te ontmoeten. Tja, ik als atheïst heb het al eerder moeten toegeven… Op de Camino zijn Gods wegen echt ondoorgrondelijk...
Na deze bijzondere ontmoeting zijn we nog even blijven hangen in Najera voor een lekker bordje spaghetti, waarna we nog ongeveer een uurtje gefietst hebben tot de camping in Berceo. Onder een zwaar bewolkte hemel hebben we onze tentjes uit de tassen gehaald voor een tweede schoonmaakronde, want ondanks onze inspanningen van gisterochtend waren die nog steeds smerig. Toen de tentjes eenmaal stonden zijn we weer op de fiets gestapt voor een bezoekje aan het twee kilometer verderop gelegen Yuso-klooster. We hadden vandaag nog geen stempel gescoord, en als we in Santiago een certificaat willen krijgen dan hebben we wel van elke dag een stempel nodig.
Eenmaal terug op de camping hebben we met een biertje gevierd dat Ads maag weer in orde is, en na het avondeten zijn we voor de kou (jawel, dat kan dus ook na de 37 graden van drie dagen geleden) snel onze tentjes ingevlucht.
Fietsen op de Camino: het blijft in alle opzichten een tocht van uitersten…
Zondag 29 juli:
Berceo – Burgos
‘Bang’ is een groot woord, maar om eerlijk te zijn zagen Ad en ik wel een beetje op tegen de etappe van vandaag. Eergisteren lag Ad nog de hele dag als een slappe vaatdoek op bed, en nu – 48 uur later – stond de langste ‘Spaanse etappe’ van de reis op het programma. Iets meer dan honderd kilometer lang, met een behoorlijk aantal beklimmingen, waaronder twee die ons boven de duizend meter hoogte zouden voeren. OK, we hoefden deze keer niet net als in Saint Jean-Pied-de-Port helemaal vanaf zeeniveau te komen, maar twee keer kort achter elkaar van ongeveer zeshonderd meter naar meer dan duizend meter klimmen is ook niet niks, zeker als je weet dat er aanvankelijk voor vandaag weer temperaturen van dik boven de dertig graden waren voorspeld.
Om de warmte een beetje voor te zijn hadden we de wekker weer op half zeven gezet. Maar toen we om vijf voor acht op de fiets stapten was het zwaar bewolkt en behoorlijk fris. Omdat de weg meteen vanaf de camping stevig omhoog liep vonden wij dit ideaal fietsweer. Met zon zou zo’n klim veel zwaarder zijn. Maar ondanks de frisse temperaturen gingen de eerste drie zeven-procents-klimmetjes niet al te gemakkelijk. Wellicht had dit er mee te maken dat we zonder ontbijt van de camping vertrokken waren, en dat we pas na 20 kilometer in Santo Domingo de la Calzada een geopend restaurantje tegenkwamen. Dit restaurantje was pal naast de lokale pelgrimsrefugio gevestigd, en had speciaal voor alle hongerige pelgrims de nodige stevige en voedzame gerechten op de kaart staan. Uiteraard hebben wij hier een stevige bodem gelegd voor onze lange etappe.
Toen we na het ontbijt bij de kerk om de hoek onze dagelijkse stempel gingen halen, kwamen we voor het eerst sinds enkele dagen weer andere Nederlandse Santiago-fietsers tegen. De man en vrouw van middelbare leeftijd kwamen net de kerk uit met een stempeltje toen wij er naar binnen liepen. Omdat Ad eenmaal buiten eerst nog op zoek moest naar zijn fietsjack (ik had het mijne in verband met de ochtendkou al tijdens het ontbijt aangetrokken), had het echtpaar een voorsprong van een paar minuten op ons toen we Santo Domingo weer verlieten. Maar eenmaal buiten de bebouwde kom haalden we de man en vrouw met zo’n verschil in snelheid in, dat we dachten hen verder niet meer terug te zien.
We fietsten nu een stuk gemakkelijker dan aan het begin van de ochtend. Misschien kwam dat door het stevige ontbijt, maar het zal in ieder geval te maken hebben gehad met het feit dat de weg gedurende zeven kilometer gestaag bergaf liep. Toen ik aan het einde van die afdaling achterom keek zag tot mijn stomme verbazing dat het echtpaar maar zo’n driehonderd meter achter ons reed. OK, dalen kan iedereen… maar we zullen nu wel eens zien of ze ons in de komende klim ook een beetje bij kunnen houden…
Het antwoord daarop bleek een volmondig ‘ja’ te zijn. Sterker nog, toen Ad en ik even stopten om onze jackjes weer uit te trekken (tijdens het klimmen waren die toch te warm) reed het stel ons vrolijk voorbij. Ze hadden weliswaar beduidend minder bagage op hun fietsen dan wij (dit waren duidelijk vakantiefietsers die in hotels sliepen), maar dan was hun tempo nog steeds indrukwekkend. Wij konden dat tempo in ieder geval niet volgen…
In Belorado – het volgende wat grotere dorp op de route van vandaag – zijn we om half twaalf gestopt voor een glaasje cola. We hadden gehoopt zo rond de klok van enen ongeveer vijftig kilometer afgelegd te hebben, maar aangezien we dit kilometeraantal nu al bereikt hadden vonden we dat we wel weer een pauze hadden verdiend. Bovendien zou kort na de Belorado de eerste klim naar duizend meter hoogte beginnen, en wat extra suikers in het lichaam is dan nooit weg.
Of het door die cola kwam weet ik niet, maar de klim bleek eigenlijk reuze mee te vallen. Door een prachtig weids landschap, dat voor zover het oog kon zien bedekt was met golvende graanvelden, liep de weg rustig omhoog. Zonder al te grote inspanningen bereikten we top, waarna de benen weer konden laten rusten in de afdaling. Tijdens deze afdaling begon de bewolking langzaam maar zeker te breken, en voorzichtig kwam de zon tevoorschijn. Onmiddellijk schoot de temperatuur omhoog, waardoor de tweede klim naar duizend meter duidelijk een stuk meer kracht kostte. Maar ook die klim ging eigenlijk vrij eenvoudig.
Inmiddels was het half twee en begon mijn maag opnieuw te knorren. Toen we door het dorpje Cerraton de Juarros kwamen – een gat van niks eigenlijk – zagen we zowaar reclamebord van een geopend restaurantje, en we besloten meteen maar van de gelegenheid gebruik te maken om een broodje te eten. Op het terras van het restaurantje kwamen we twee oude bekenden tegen. Het waren de man en vrouw die we vanochtend niet bij hadden kunnen houden. Ze nodigden ons uit aan hun tafeltje (er stonden namelijk maar twee tafeltjes onder de luifel; en aan het andere tafeltje zaten een paar Spanjaarden), waarna we uiteraard onze Camino-ervaringen uitwisselden. Het echtpaar bleek uit het Limburgse dorpje Schinnen te komen, en was zeer ervaren in het fietsen in de warmte. De man vertelde dat zij in het verleden onder andere al fietsvakanties gedaan hadden op Cuba, op Bali, en in Laos en Cambodja. Vorig jaar waren ze van Limburg naar Lourdes gefietst, en dit jaar reden ze van Bordeaux naar Santiago.
Voor we het wisten ging er zo een uur voorbij. Inmiddels was de lucht strak blauw, en aangezien de temperatuur steeds verder opliep en we toch wilden proberen om een beetje op tijd in Burgos aan te komen, besloten we dat het tijd werd om op te stappen. Terwijl wij nog met de zonnebrandcrème bezig waren (die was inmiddels hard nodig) wenste het echtpaar uit Schinnen ons een ‘Buen Camino’ en vertrok. Even later zaten ook wij weer op de fietsen, en na een korte afdaling begonnen we aan de laatste wat langere klim van de dag. Ook die ging zeer geleidelijk, waardoor het klimmen wederom niet al te moeilijk was en we eigenlijk verrassend gemakkelijk boven kwamen.
Na ongeveer zeven kilometer bereikten we de N-120, een grote en drukke weg die we grotendeels bergaf konden volgen tot vlak voor Burgos. Echt fijn fietsen was het niet op deze weg; daarvoor raasden de auto’s met een te grote snelheid langs ons heen. Maar de fietsstrook annex vluchtstrook naast de rijbaan zorgde er in ieder geval voor dat we ons eigen spoor konden volgen niet het gevoel kregen elk moment door een achterop komende auto geschept te worden. Desondanks waren we blij toen we een kilometer of zeven voor Burgos linksaf konden slaan en de drukte en het lawaai van N-120 achter ons konden laten; al betekende dit wel dat er nog een keer kort maar heftig (14%) geklommen moest worden.
Uiteindelijk reden om half vijf het terrein van de camping op. Veel eerder dan gepland, en veel minder moe dan gevreesd. Morgen staat er weer een lange etappe op het programma. Net iets minder dan honderd kilometer deze keer, en net iets vlakker dan vandaag. Ik ben benieuwd of die etappe net zo soepeltjes verloopt als de etappe van vandaag. Zeker na de paar biertjes die we op het terras van het campingrestaurant hebben gedronken om te vieren dat we de gevreesde dag zo goed hadden doorstaan.
Maandag 30 juli:
Burgos – Carrion de los Condes
Ik had het kunnen weten. Bier en fietsen is geen goede combinatie. Vanochtend had ik lood in de benen. Op het kleine hellinkje direct na het verlaten van de camping was ik binnen de kortste keren buiten adem, en met Ad ging het al niet veel beter. Gelukkig hoefden we maar een paar kilometer te fietsen tot het centrum van Burgos, waar we bij een restaurantje een ontbijt wilden nemen. Het waren overigens koude kilometers, omdat het erg mistig was. ‘Langebroekenweer’, noemde Ad het. We konden toen nog niet weten dat het later op de dag weer een graad of 35 zou worden, en dat ik ondanks de zonnebrandcrème toch behoorlijk zou verbranden op mijn armen.
In het oorspronkelijke etappeschema hadden we gepland om in Burgos een rustdag te nemen. Niet omdat we verwachtten zo hard aan rust toe te zijn na enkele korte etappes rondom Logroño, maar omdat we gelezen hadden dat Burgos een prachtige stad is waar je echt de tijd voor moet nemen. Maar aangezien we in verband met Ads buikklachten een dag langer in Logroño waren gebleven, moesten we de rustdag in Burgos wel opofferen om niet te laat in Santiago aan te komen. Bij het binnenrijden van de stad bleek echter direct dat het eigenlijk wel heel zonde was dat we hier niet wat langer konden blijven. De stad beschikte over een zeer indrukwekkende kathedraal, een prachtige oude stadspoort, en enkele mooie pleinen die geflankeerd werden door bijzondere huizen met opvallende houten balkons en erkers. En gelukkig beschikte de stad daarnaast ook over een aantal restaurants, die op dit vroege uur reeds geopend waren voor hongerige vakantiefietsers annex pelgrims.
We namen plaats op het terras van een restaurantje pal naast de kathedraal. Ad bestelde een stokbroodje met ham en kaas, en ik nam een ‘bocadillo con tortilla variada’, ofwel een zeer rijkelijk gevuld stokbroodje met ei. Met een flinke sloot koffie erbij had ik vast en zeker genoeg om de dag tot een uur of half vier wel door te komen. Terwijl wij aan ons ontbijt zaten kwamen Leo en Annie, het echtpaar uit Schinnen waar we gisteren mee geluncht hadden, op hun fietsen voorbij. Zij hadden in een hotel in de stad geslapen, maar wilden desondanks net als wij nog niet direct beginnen met de etappe van vandaag. Ze zetten hun fietsen naast de onzen en kwamen er op het terras bijzitten voor een kopje koffie. En zo begon de dag gezellig, maar gingen we uiteraard later weg uit Burgos dan we eigenlijk hadden gepland.
Toen we eindelijk op de fiets stapten om echt te vertrekken (we hadden na het ontbijt nog een kleine stadstour gedaan, stempeltjes gehaald bij twee verschillende kerken, en inkopen gedaan voor onderweg) was het inmiddels kwart over elf. Gisteren hadden we er rond deze tijd al bijna 50 kilometer opzitten; vandaag pas 3,9… En dat terwijl we net als gisteren bijna 100 kilometer voor de boeg hadden.
Meteen na Burgos kregen we de eerste klim van de dag voor de kiezen, die gelukkig niet erg steil of lang was. Eenmaal boven wachtte ons een vrij vlak landschap, waarover we best stevig door konden fietsen. Bij het dorp Cavia (waar ik voor een cavia-gekke collega natuurlijk nog even een foto moest nemen bij het plaatsnaambord) hield het asfalt echter op en moesten we gedurende een kilometer of vijf over een stoffige grindweg. Of het door het stof van de grindweg of door de nadorst van de biertjes van gisteren kwam weet ik niet, maar in het vervolg van de etappe had ik continue stevige dorst. Misschien kwam het ook wel doordat het inmiddels al weer dik boven de dertig graden was, en de Koperen Ploert onbarmhartig op ons neer straalde.
Na nog twee keer ongeveer vier kilometer geklommen te hebben (weliswaar met niet meer dan 4%, maar ook die procentjes ga je op den duur wel voelen in de benen), kwamen we tegen half drie bij de kloosterruïne van San Anton. Onwillekeurige deed de ruïne een beetje Amerikaans aan. Niet qua bouwstijl of zo, maar meer omdat er dwars door het voormalige schip van de kloosterkerk een weg was aangelegd. Het was net een soort religieuze McDrive; je kon er gewoon met je auto doorheen voor je dagelijkse portie devotie…
Aan de achterkant van de ruïne was een kleine pelgrimsherberg gevestigd, waar wij even binnenliepen voor een stempel. Omdat we inmiddels toch wel honger begonnen te krijgen (Ad althans, want ik zat ondanks dat het inmiddels drie uur was nog goed vol van het broodje met tortilla van vanochtend), hebben op een bankje in de ruïne onze laatste koekjes opgegeten. In Castrojeriz, een oud pelgrimsplaatsje dat twee kilometer verder lag, zouden we dan wel een echte lunch nemen.
Omdat we er zeker van wilden zijn dat we enkele restaurantjes tegen zouden komen, weken we vlak voor Castrojeriz af van de rondweg die onder langs het plaatsje liep, en klommen we door smalle straatjes naar de oude hoofdstraat die dwars door het tegen een helling aangelegen stadje liep. De afgelopen dagen zijn we eraan gewend geraakt dat tijdens de siësta de meeste winkels en andere voorzieningen gesloten zijn, maar dat de horeca gewoon openblijft. Helaas bleken de horeca-ondernemers van Castrojeriz zich echter bitter weinig van deze ‘regel’ aan te trekken. In het gehele stadje was nergens een eetgelegenheid geopend, en nadat we over de ongelooflijk hobbelig geplaveide hoofdstraat drie kilometer verderop de andere kant het langgerekte plaatsje weer uit fietsten, begrepen we dat we hier niets te eten zouden krijgen.
Dan maar door naar Fromista, de eerstvolgende plaats met enige voorzieningen. Die plaats lag twintig kilometer – ofwel ruim een uur fietsen – verderop. Via kaarsrechte wegen met af en toe flinke tegenwind baanden wij ons een weg door het gortdroge Spaanse land. Het enige dat Ad nog op de been (of beter gezegd: op de fiets) hield was de gedachte aan een heerlijk en goed gevuld stokbroodje, dat we in Fromista ongetwijfeld zouden kunnen eten.
Eenmaal in Fromista vonden we al snel een terras, waarbij op de rand van het afdak dat erboven gespannen was stond dat er ‘Bocadillas’ werden geserveerd (broodjes dus…). Welnu: ten eerste werd er niets geserveerd (Ad moest alles zelf binnen gaan halen), en ten tweede bleken de stokbroodjes op te zijn. Ze hadden ze geen brood, maar alleen kleine tapas. En die zijn niet alleen veel te duur, maar bieden ook te weinig energie om goed op te kunnen fietsen (of je moet er al heel veel van eten); zeker als je sinds het ontbijt niets meer gegeten hebt en het inmiddels half vijf is… Desondanks bleven we toch even op het terras, al was het maar om de cola die er ook als koek in ging.
Het is overigens niet vreemd dat het momenteel zo slecht gaat met de Spaanse economie. Op het terras bij dit bocadilla-restaurantje-zonder-broodjes hebben een sterk staaltje van het Spaanse zakeninstinct gezien. Hoewel het niet mogelijk was om hier iets fatsoenlijks te eten te krijgen, kocht Ad dus wel twee colaatjes bij de dame aan de bar. Hiervoor moest hij in totaal drie euro zestig afrekenen, ofwel een euro tachtig per consumptie. Hier in Spanje worden dan twee kleine glazen flesjes cola van tweehonderd milliliter opengetrokken en in een glas geschonken dat voor meer dan de helft gevuld is met ijs. Als je de hele dag in de volle zon door het stof gereden hebt, dan is tweehonderd milliliter eigenlijk veel te weinig, en dan komt de bodem van het glas al na een paar gulzige teugen in zicht. Toen Ad weer naar binnen liep voor een tweede rondje viel het hem echter op dat er buiten voor de deur een cola-automaat stond. De flesjes (van een halve liter) in dit apparaat kostten slechts 1 euro dertig per stuk. Ofwel tweeëneenhalf keer zoveel cola, voor dertig cent minder… Het was misschien niet helemaal de bedoeling, en wellicht was het ook wel typisch Nederlands om het op deze manier te doen, maar aangezien we nog meer dan genoeg ijsblokjes en een schijfje citroen in ons glas hadden, en er buiten toch geen bediening op het terras was, hebben we maar twee petflesjes uit de automaat getrokken en die op het terras opgedronken. Ons ben zuunig, nietwaar?
Met een grote hoeveelheid cola-suikers in ons lijf voelden we ons al wat beter; maar we hadden dus nog steeds niets gegeten. Bij het binnenrijden van het stadje waren we echter langs een kleine supermarkt gekomen, die op dat moment echter nog gesloten was. Inmiddels was het echter al tien voor vijf, en zelfs de meest luie Spanjaarden zouden nu toch wel weer aan het werk zijn. We besloten terug te rijden naar de supermarkt om dan daar maar wat sandwiches te kopen. Maar het was ons weer niet gegund. Om drie minuten voor vijf kwamen we bij de supermarkt, maar binnen was het nog aardedonker. Wel stonden er inmiddels enkele klanten voor de deur te wachten, als teken dat de winkel toch echt zo open zou moeten gaan. Uiteindelijk moesten we tot bijna tien over vijf geduld hebben voordat er een winkelbediende op z’n dooie akkertje aan kwam sjokken met een sleutel van de deur in zijn handen. En misschien was het dan ook typisch Nederlands dat we dat geduld eigenlijk niet hadden… We wilden eten! En we wilden verder.
Echt veel keuze had deze kleine supermarkt niet. Voorverpakte sandwiches behoorden niet tot het assortiment. Keihard en uitgedroogd stokbrood wel… En het meeste fruit zag eruit alsof het twee weken geleden al opgegeten had moeten worden. Alleen de nectarines zagen er goed uit, dus daar hebben we er dan ook maar een paar van gekocht. Verder hebben we wat chocoladebroodjes kunnen krijgen, alsmede een paar flesjes drinkyoghurt. En zo konden we buiten op een bankje in de schaduw om tien voor half zes dan toch eindelijk lunchen, als je drie pain-au-chocolats en 300 ml drinkyoghurt de man tenminste een lunch mag noemen.
Dankzij de cola-suikers en de enorme lunch gingen de laatste twintig kilometer naar Carrion de los Condes gelukkig wel als een tierelier. Zelfs bij de stukjes die licht bergop gingen haalden we gemakkelijk snelheden van rond de vijfentwintig kilometer per uur, waardoor we uiteindelijk toch nog voor half zeven op de camping waren. Het was een schaduwrijke camping met – zeker voor Spaanse begrippen – grote plaatsen met veel prachtig groen gras. Van de receptionist annex barman mochten we zelf bepalen waar we gingen staan. Een kleine complicatie hierbij was echter dat alle plaatsen die nog niet bezet waren momenteel deels onder water stonden omdat er zeer royaal werd gesproeid. Er was dus blijkbaar wel behoorlijk wat water voor nodig om dat gras zo groen te houden.
De enige plaatsen die nog droog waren lagen aan de rand van het terrein. Het gras was hier erg stoppelig met veel zand ertussen. En met de voeten de graspolletjes aanraakte dan kwamen er tientallen kleine vliegjes uit tevoorschijn. Tenminste, ik dacht aanvankelijk dat het alleen vliegjes waren… Als we vannacht droog wilden slapen dan waren wij veroordeeld tot dit deel van het terrein, en dus begonnen we vol goede moed onze tenten op te zetten. Terwijl we hier mee bezig waren hoorde ik Ad opeens vloeken. ‘Sjezus, wat zitten hier veel muggen zeg!’ Pats! ‘Zo, dat was er weer eentje…’. Pats! Pats! En inderdaad, rondom Ads tent-in-opbouw (die in tegenstelling tot mijn tent in de schaduw stond) krioelde het van de muggen. Nu had ik na mijn Schotland-met-miljoenen-midges-reis van vorig jaar nog wel een flesje goed werkende insectenspray bij de hand, maar het nadeel van die muggenspray is dat je er zo van gaat stinken dat je haast misselijk wordt van jezelf.
Toen onze tenten eenmaal stonden besloten we dan ook snel te gaan douchen, en daarna pas te koken. Onder de douche waste ik het zweet en de insectenspray weer van me af, waarna ik een lange broek aan trok, alsmede een dik fleecevest met lange mouwen en dichte schoenen over zo hoog mogelijk opgetrokken sokken. Mijn hoofd bedekte ik met mijn pet. Wat temperatuur betrof was al deze kleding zwaar overdreven; maar je moet jezelf toch een beetje beschermen. Een knappe mug die mij nu nog steekt…
Nou, de muggen ware heel knap… Omdat Ad nog niet klaar was met douchen besloot ik nog niet direct te gaan koken, maar eerst even een sms naar Nederland te versturen. Tijdens het intikken van slechts enkele regels tekst werd ik al drie keer in mijn handen gestoken, alsmede twee keer onder mijn rechteroor, een keer in mijn nek, en een keer op mijn linkerwang. Elke keer als ik er eentje doodsloeg kwamen er tien nieuwe muggen op me af. Het gekke was dat die muggen blijkbaar alleen op het deel van het veldje waar wij stonden actief waren. Verderop, naast de zojuist nog besproeide veldjes, zaten de mensen gewoon in korte broek en met blote armen en schouders relaxed naast hun tent of caravan. En ik liep als een idioot met mijn armen om me heen te slaan en werd helemaal lek geprikt. Toen Ad terugkwam van het douchen stelde ik dan ook direct voor om maar iets bij het campingrestaurant te gaan eten. Want koken had hier geen enkele zin, tenzij we graag muggensoep wilden eten.
We vertrokken naar het campingrestaurant, maar helaas bleek de keuken daarvan al gesloten te zijn. Op aanraden van de eigenaar van de camping liepen we daarom maar naar het stadje; waar het geadviseerde restaurant ‘Los Condes’ echter ook niet open bleek. Het zat ons echt lekker mee met eten vandaag… Uiteindelijk vonden we gelukkig een restaurant waar we wel iets konden krijgen. De salade was prima, net als de schnitzel met friet. Alleen was het jammer dat de bediening zo traag was. Na het eten bestelden we om tien uur een kopje koffie, dat om half elf arriveerde, en de rekening kwam niet eerder dan kwart over elf; een tijdstip waarop een serieuze vakantiefietser al lang in bed hoort te liggen.
Dinsdag 31 juli:
Carrion de los Condes – Leon
Wat is het toch fijn om muggengaas in je binnentent te hebben. En wat is het toch fijn dat muggen niet de hele dag actief zijn. Na de zes muggenbeten binnen twee minuten van gisteravond zijn er dus geen nieuwe prikken bijgekomen, en vanochtend konden we zowaar in alle rust onze tentjes weer afbreken. Aangezien het campingrestaurant nog steeds gesloten was hebben we het ontbijt maar genomen op een terras in Carrion de los Condes, waarna we tegen tien uur vertrokken voor een op papier niet al te lange etappe van zesenzeventig kilometer.
Meteen bij het vertrek uit het dorp viel het ons op dat Carrion de los Condes een belangrijke pleisterplaats voor Santiago-pelgrims is. Binnen drie kilometer na het dorp kwamen we op een onverhard stuk van ruim twaalf kilometer lengte, waar we tientallen lopers hebben ingehaald. Sommigen lopen helemaal alleen, maar de meesten lopen met twee of meer samen. Hoewel wij nu maar twaalf kilometer over een grindweg hoefden te fietsen, is de route voor de lopers vrijwel overal onverhard. De beschutting van bomen (en dus schaduw) ontbreekt meestal, en een verkoelend windje – zoals de rijwind die wij voor onszelf creëren – is er voor die lopers niet. Ik heb vandaag toch wel respect gekregen voor die voetpelgrims, die vaak met grote rugzakken, topenhoeden en roodverbrande kuiten naar Santiago moeten sjokken. Wij hebben soms al het gevoel dan onze bestemming maar heel langzaam dichterbij komt, maar hoe moet dat dan wel niet zijn als je die afstand te voet af moet leggen. Als er tussen twee dorpjes een afstand van minstens 12 kilometer zit; twee uur lopen van het ene van God verlaten gat naar het volgende zieltogende gehucht. En dat over kaarsrechte wegen waar geen einde aan lijkt te komen… Ik begrijp heel goed dat sommige lopers op onze vaste groet ‘Buen Camino’ niet meer dan een zwak en lusteloos ‘…cm’nooo’ kunnen antwoorden.
Ondanks de onverharde weg schoten we vandaag goed op. Om half een kwamen we in het provinciestadje Sahagun, waar we alleen gestopt zijn voor een cola-pauze. We waren inmiddels al ruim over de helft, en dachten vandaag eens vroeg op de camping te kunnen zijn. Die camping lag in Mansilla de las Mulas, wat vanaf Sahagun nog ongeveer dertig kilometer fietsen was langs een hele rustige met bomen omzoomde weg. Onderweg hebben we slechts drie – half verlaten – dorpjes gezien, en zijn we alleen nog even gestopt bij een boomgaard waar een vriendelijke fruitboer gratis pruimen aanbood aan Camino-gangers.
Even na drie uur bereikten we uiteindelijk het dorp Mansilla de las Mulas, waar we rechtstreeks naar de camping reden. We hadden gepland om daar vandaag de was nog te doen en onze reisverslagen af te maken, zodat we morgen per bus naar Leon zouden kunnen gaan. Leon, de hoofdstad van de Spaanse regio Castilia, ligt weliswaar zelf ook aan de officiële Camino, maar wij hadden ervoor gekozen om de routevariant te fietsen die ten zuiden van deze stad langs loopt. Volgens ons routeboekje zou de officiële route over de N-601 namelijk erg druk en gevaarlijk zijn, en was die sterk af te raden. De ‘overnacht-in-Mansilla-en-neem-de-bus-naar-Leon-variant’ werd warm aanbevolen, en aangezien echte docenten nooit eigenwijs zijn, hadden wij besloten deze wijze raad op te volgen.
Maar bij het naderen van de camping voelden we toch nattigheid. Ongeveer tweehonderd meter voor de ingang van de camping stond een groot zigeunerkamp. Welke gemeente staat het nu toe om vrij te kamperen (wat zigeuners feitelijk doen) als er tweehonderd meter verderop een camping is…? Nou, alleen een gemeente waar de camping nog niet zo heel lang geleden is opgedoekt dus…
De camping van Mansilla de las Mulas zag er erg zeer slecht onderhouden en erg verlaten uit, en toen we voor het hek stopten zagen we dat daar een groot kettingslot omheen zat. Hier overnachten konden we dus wel vergeten. We besloten om ongeveer vijfhonderd meter terug te rijden naar een restaurant / albergue in het dorp, om daar een nieuwe plan-de-campagne te maken. Daar hebben we ruim de tijd voor genomen, want tijdens het afwegen van onze mogelijkheden en het opzoeken van informatie op internet (lang leve de iPhone!) kwamen we erachter dat we bij dit restaurant voor weinig geld prima konden eten en drinken. Voor nog geen vijftien euro de man kregen we per persoon twee cola’s, een groot bord gemengde salade, een hoofdgerecht van heerlijke varkenslapjes met friet en paprika, een ijsje, een koffie en een anderhalve literfles water. Met zoveel voeding in ons lijf hadden we wel weer genoeg energie om toch nog een stukje te fietsen en vervolgens de camping in Leon op te zoeken.
Ondanks de waarschuwingen in het routeboekje besloten we toch de grote weg naar Leon te nemen. De camping van Leon lag namelijk slechts twee kilometer van de N-601, en aangezien we inmiddels weten dat er langs de grote Spaanse N-wegen (waarop honderd kilometer per uur gereden mag worden) een soort vluchtstrook annex fietsstrook ligt, durfden we dit risico wel aan. Bovendien was de route langs de grote weg ongeveer vijftien kilometer korter dan de route die beschreven was in het routeboekje, en zouden we als we dat boekje volgden ook nog eens aan de verkeerde kant van de stad uitkomen. De grote weg bleek echter prima fietsbaar, op de laatste paar kilometers na. Het GPS op mijn telefoon had namelijk niet aangegeven dat die laatste paar kilometers flink omhoog liepen, en dat we toch flink bezweet aan zouden komen op de camping. Maar goed, de plaatsen op de camping zijn heerlijk schaduwrijk (we staan onder de dennenbomen), er is een klein maar mooi zwembad aanwezig (nog geen gebruik van gemaakt; maar dat gaat nog wel gebeuren), er is gratis Wi-Fi (wel gebruik van gemaakt, om dit verslag te plaatsen), er is een wasmachine (die draait nu op volle toeren) en er is een restaurantje waar we lekker kunnen ontbijten.
Kortom, we zitten op een prima plek voor onze laatste rustdag, die inmiddels alweer enkele uren oud is. Vanmiddag bezoeken we Leon nog, en dan stappen we morgen weer op de fiets voor de laatste driehonderdvijftig kilometer naar Santiago. Nog vijf dagen fietsen, en dan is ons doel bereikt. Op 6 augustus, twee dagen voor Ad’s vierenzestigste verjaardag, hopen we het laatste stempeltje van deze reis te halen in de kathedraal van Santiago de Compostela.
Of dat gaat lukken lees je de volgende keer.
Buen Camino,
Ad en Etienne
-
01 Augustus 2012 - 16:32
Maaike Paridaens:
Natuurlijk gaat het lukken! Het is toch altijd gelukt?!
Hou vol, zet door, en blijf genieten!
Liefs, Maaike -
02 Augustus 2012 - 07:35
Letty Berk:
hoi Etienne en Ad,
Wat is het toch leuk om jullie verslagen te lezen.Zeker als je daarbij heerlijk in een grote stoel zit.ik heb niks geen zadelpijn,jullie??????
Sorry hoor ik zal niet meer zo melig doen.ik zit soms hardop te lachten om jouw uitspraken Etienne.Ik vind jullie ook nog steeds kanjers.!!!!! Ik ben wel een beetje jaloers op jullie als je over de mooie landschappen schrijft.Lijkt me geweldig.Jullie verdienen het hoor.
Groetjes en veel liefs van schoonzus Letty. -
05 Augustus 2012 - 12:38
Natalie, Danny En Kids:
Hallo lieve Etienne en reisgenoot Ad.
Nu jullie uitdaging voor 2012 bijna tot een goed einde is gebracht, wordt het de hoogste tijd dat je zus en haar gezin ook eens een reactie gaat plaatsen op je weblog, waarop je geweldige verhalen verteld over alles dat jullie hebben meegemaakt. Zoals je weet waren de eerste weken van de zomervakantie behoorlijk onrustig voor ons gezin. We hebben uiteindelijk toch nog op het laatste moment een vakantie kunnen boeken. We genieten nu samen met de kids van het heerlijke Zuid-Franse weer en al het moois dat de Provence te bieden heeft. Blij dat we dit nog geregeld hebben! Ook omdat we nu lekker 's avonds buiten kunnen zitten en jullie heerlijke belevenissen kunnen lezen die zoals elke keer weer met de nodige humor gepaard gaan. (Iets dat ik je overigens nooit zal kunnen nadoen.) We wensen jullie heel veel succes toe voor de laatste paar dagen en de laatste kilometers. Geniet er van! Vakantiefietser Etienne, we hopen dat het pelgrimgevoel inmiddels toch een beetje is gaan leven en dat je voor mij en mijn gezin een kaarsje wil aansteken op jullie einddoel in Santiago.
Veel liefs van Natalie, Danny, Melvin, Celine en Lisette.
-
05 Augustus 2012 - 19:58
Arjen :
Hallo Etienne,
Als je dit leest zul je hoogstwaarschijnlijk in Santiago de Compostella zijn! Well done! Geniet er nog even van en ik zie je snel,
Groeten ook aan Ad,
Arjen -
06 Augustus 2012 - 20:02
Herman En Lily:
Hallo Etienne en Ad,
Weer terug van een weekje vakantie in Tilburg, waar we met veel plezier, verschillende fietstochtjes door het Brabantse land hebben gemaakt, is het nu de hoogste tijd om op je verslag te reageren.
Jullie zijn echter sneller dan ons, want we hebben elkaar inmiddels via Skype, gesproken en daardoor weten wij al, dat jullie Santiago bereikt hebben.
Super!!!
Wat een prestatie en wat een fijn gevoel. Ook voor ons, hier worden we even stil van.
Ga nu maar, met Ad, genieten van de vrije dagen die jullie nog hebben.
Drink een lekker glas bier of wijn op jullie succes, dat gaan wij vanavond ook doen.
Wij drinken een glaasje op jullie beiden en delen in de vreugde van het bereikte doel.
Tot gauw.
Groetjes, pap en mam.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley