De laatste loodjes... - Reisverslag uit Santiago de Compostela, Spanje van Etienne Huijten - WaarBenJij.nu De laatste loodjes... - Reisverslag uit Santiago de Compostela, Spanje van Etienne Huijten - WaarBenJij.nu

De laatste loodjes...

Blijf op de hoogte en volg Etienne

07 Augustus 2012 | Spanje, Santiago de Compostela

We hebben het gehaald!

Gistermiddag rond een uur of drie stonden we voor de kathedraal van Santiago de Compostela. Na bijna vijfentwintighonderd kilometer fietsen hebben we ons doel bereikt, en is de Camino voor ons ten einde gekomen. Inmiddels hebben we ons ‘Compostolaat’ op zak, en ben ik tot mijn eigen stomme verbazing letterlijk bestempeld tot pelgrim.

Vanochtend hebben we – omdat dat zo hoort – dan ook maar de pelgrimsmis bezocht in de prachtige kathedraal van Santiago. Opmerkelijk genoeg viel die mis eigenlijk een beetje tegen. Dat kwam niet zozeer doordat de mis in het Spaans was (dat hadden we immers wel verwacht), maar vooral omdat er nauwelijks andere Camino-lopers en -fietsers bij waren. Na de grote volksverhuizing die we onderweg gezien hadden, hadden we eigenlijk verwacht een uitpuilende kerk aan te treffen. Maar waarschijnlijk hadden al die andere pelgrims besloten om eindelijk eens een keertje uit te slapen, in plaats van net als wij de wekker op zeven uur te zetten om op tijd in de kerk te zijn…

Maar goed; ook wij hebben vandaag een lekker luie dag. Na de pelgrimsmis hebben we wat door de stad gedwaald, en lekker koffie gedronken en gegeten in de heerlijke Spaanse zon. Morgen leveren we de fietsen en de bagage in bij een hotel in de stad, waarna ze per vrachtwagen op transport naar Nederland gaan. Wij nemen de trein naar La Coruna, van waaruit we donderdag terugvliegen naar Amsterdam.

De reis zit erop. Het enige dat we nu nog kunnen doen is terugkijken op alles wat we hebben meegemaakt. Ook de belevenissen van de laatste week staan uiteraard weer op papier. Ik wens je dan ook veel plezier met het laatste deel dit reisverslag over onze fietstocht op weg naar Santiago.


Donderdag 2 augustus:
Leon – Santa Colomba de Somoza

Vanochtend hebben we een paar kilometer lang mogen ervaren hoe Spaanse Camino-fietsers de tocht naar Santiago beleven. Het is ons al een aantal keren opgevallen dat wanneer onze fietsroute over de gladde asfaltwegen een stuk parallel loopt aan het onverharde wandelpad, de Spaanse fietsers vrijwel allemaal de voorkeur geven aan die onverharde variant. OK, de meeste Spanjaarden rijden op echte mountainbikes, met een minimum aan bagage achterop (ze slapen allemaal in de ‘albergues’, waardoor ze veel minder spullen mee hoeven te nemen), dus hun fietsen kunnen zo’n pad wel aan. Maar goed, dat kunnen onze Santossen ook. Toch begrijpen wij niet waarom ze vrijwillig zo’n hobbelig pad vol gaten en kuilen verkiezen boven het asfalt. Het wandelpad is vaak smal, en er staan om de paar honderd meter betonnen paaltjes op (met een grote Jacobsschelp erop om de route aan te geven), waarachter je geweldig goed met je tassen kunt blijven haken en een flinke smak kunt maken. Maar het ‘ergste’ zijn de vele wandelaars op het wandelpad. Die lopen soms met z’n tweeën of drieën naast elkaar (hoe durven ze…?), en als ze in hun uppie lopen dan hebben ze vaak earplugs in hun oren om muziek te luisteren, waardoor ze je niet horen als je belt, en ze dus midden op het pad blijven lopen. En probeer daar maar eens veilig omheen te slalommen… Nee, wandelaars op een Camino-wandelpad; het zou verboden moeten worden…

Maar vanochtend – op weg van de camping naar het centrum van Leon – waren Ad en ik voor een kilometer of twee gedwongen om het onverharde ‘echte’ Camino-pad te volgen. De camping waar we de afgelopen twee dagen hadden gestaan lag namelijk niet aan de fietsroute die in ons routeboekje staat beschreven (en die volgens de Spaanse fietsers dus niet de ‘Camino’ genoemd mag worden omdat dit een asfaltroute is). Om weer terug te komen op de route uit ons boekje hadden we de keuze tussen een drukke tweebaansweg met gescheiden rijbanen en racende auto’s, of de originele onverharde Camino. Wij kozen uiteraard voor die laatste optie, maar dat betekende wel dat we enkele lopers moesten passeren. En stuk voor stuk keken die lopers (terecht) geïrriteerd toen ze voor ons aan de kant moesten. Ik kan me dat goed voorstellen. Volgens mij wordt je ook helemaal kriegel van snel achteropkomende fietsers, die vaak niet eens een bel hebben maar gewoon tegen je schreeuwen dat je aan de kant moet omdat zij graag ongestoord langs willen. Nee, hoewel ik off-road rijden best leuk vind, was ik blij toen we na een kilometer of twee de straten van Leon bereikten en we de wandelaars verder met rust konden laten. Hun prestatie is al groot genoeg zonder dat ze elke paar minuten voor een fietser aan de kant moeten springen.

In Leon zijn we bij een klein cafeetje gestopt voor ons ontbijt. Bij binnenkomst zagen we al een half varken hangen achter de bar, dus een broodje ham zat er hier wel in. De plakken ham werden op ambachtelijke wijze (dus gewoon met de hand, in hele dikke maar ongelijke plakken) ervan af gesneden, en de broodjes werden er zeer rijkelijk mee belegd. En als je dan voor vier koppen koffie en twee grote broodjes nog geen tien euro af hoeft te rekenen, dan besef je pas hoe wij in de Nederlandse horeca toch iedere keer weer worden genept…

Met een stevig ontbijt achter de kiezen konden we er weer tegen, en dat was maar goed ook. Want hoewel we de afgelopen twee fietsdagen af en toe best hebben moeten afzien door de warmte en de tegenwind, hoefden we in ieder geval niet te klimmen. Het stuk tussen Burgos en Leon was grotendeels net zo vlak als een Hollandse polder. Maar nu, na Leon, kwamen de Picos de Europa in zicht; een serieuze bergketen. En hoewel we nog niet direct vol aan de bak moesten, lieten de eerste voorzichtige heuvels zich wel al direct na Leon voelen in de benen.

Het landschap werd langzaam maar zeker weer wat groener. Na de eindeloze graanvelden die we sinds Pamplona op de Spaanse hoogvlakte hebben gezien was dat toch een verademing. En ook de huizenbouw was hier duidelijk anders. De meeste oude dorpjes zijn deels van leem gebouwd, en in elk dorp stond in het centrum wel een aantal van die lemen huizen leeg en compleet op instorten. Soms zat er al geen dak meer op, ontbraken de ramen, en groeide en onkruid metershoog in wat ooit de woonkamer was. En regelmatig stond er bij zo’n totaal onbewoonbaar krot nog doodleuk een bord ‘te koop’… Leuke door-en-door-zon woning… Of royale twee-onder-geen-kap… Knappe makelaar die dit nog verkocht krijgt…

Een ander opvallend kenmerk van deze streek waren de typische kerktorentjes in een soort flessenhalsgevel-bouwstijl, met minimaal twee grote ooievaarsnesten erbovenop. Ik begin mij langzaam maar zeker af te vragen of baby’s wel echt van de ooievaar komen, want met die honderden ooievaars hier is het onvoorstelbaar dat we in de dorpjes waar we doorheen kwamen zelden iemand zagen die jonger was dan een jaar of zeventig. Een ding is zeker; als de Camino niet zou bestaan, dan was het merendeel van deze dorpjes al lang een stille dood gestorven.

Een zo’n typisch dorpje dat leeft dankzij de Camino is Hospital de Orbigo. Het dorpje dankt haar roem aan een prachtige oude stenen boogbrug van zeker driehonderd meter lengte. Verder is er eigenlijk niets (op een kerktoren met twee ooievaars na dan), maar toch liepen hier drommen toeristen rond. We besloten hier plaats te nemen op een terras met uitzicht op de historische brug, om het stof van de onverharde weg die we gedurende een kilometer of tien hadden moeten volgen met een colaatje weg te spoelen. Op het terras raakten we in gesprek met een Nederlandse vrouw die de Camino in haar eentje liep, en een vader, moeder en zoon die net als wij op de fiets onderweg waren naar Santiago. Nu we zo langzamerhand op het laatste deel van de Camino zijn aangeland is het haast onmogelijk om niet in gesprek te raken met andere Santiago-gangers. Elke dag komen we er wel een paar honderd tegen; en elke wandelaar of fietser heeft zijn eigen verhaal. Je zou er de prachtigste boeken over kunnen schrijven.

Dat gold zeker ook voor de verhalen van John uit Breda, die spontaan vroeg of hij bij ons aan mocht schuiven toen we rond kwart over drie in Astorga op een prachtig plein op een terras zaten om te lunchen. We hadden net ons ‘Menu Peregrino’ (pelgrimsmenu met spaghetti, kip met friet, brood, water en koffie toe) besteld toen John ons Nederlands met elkaar hoorde praten. Hij wilde graag zijn ervaringen over de Camino delen met anderen, en was duidelijk op zoek naar een luisterend oor. Zelden heb ik iemand met zoveel vuur en enthousiasme horen praten over zijn ervaringen. Ad en ik waren het er twee dagen geleden nog over eens dat het voor wandelaars soms dodelijk saai moet zijn op de Camino. Als je een hele dag doet over een kaarsrecht stuk weg door een vlak land, met links zover je kunt kijken alleen maar kort gemaaide graanvelden, en rechts zover je kunt kijken eveneens alleen maar kort gemaaide graanvelden, dan kan dat toch onmogelijk inspirerend zijn. Maar John vond het prachtig! Vol passie vertelde over zijn ontmoetingen met mensen van allerlei verschillende nationaliteiten, over zijn belevenissen in de ‘albergues’ en over zijn dwalende gedachten onderweg. Het zal vast niet alleen aan Johns verhalen gelegen hebben (de trage bediening in Astorga was er zeker mede debet aan), maar toen wij eindelijk weer op fietsen stapten voor het laatste stuk van de dag richting camping was het inmiddels al lang vijf uur geweest.

Inmiddels zijn we eraan gewend geraakt dat in de namiddag een stevige wind opsteekt, die steevast uit het westen waait. We hadden de wind dus pal tegen toen we Astorga verlieten; en die wind speelde ons dan ook veel meer parten dan het feit dat de weg gestaag omhoog liep. Onze overnachtingsplek voor vannacht – Santa Colomba de Somoza – lag op bijna duizend meter hoogte, aan de voet van de klim naar Cruz de Ferro die ons morgen te wachten staat. Toen we eindelijk de camping bereikten hadden we het dan ook helemaal gehad. Om een beetje bij te komen hebben we eerst maar een lekker koud biertje genomen, voordat we in een gevecht tegen de wind geprobeerd hebben onze tentjes op te bouwen op een verder bijna verlaten camping. Tegen de tijd dat we gedoucht waren en konden beginnen met de bereiding van onze maaltijd was de wind gelukkig gaan liggen, maar ging de zon ook al langzaam onder. Bibberend van de kou hebben we onze champignonsoep en pasta’s naar binnen gewerkt, want zelfs in Spanje wordt het op deze hoogte ’s-avonds niet veel warmer dan een graad of acht. Na de afwas zijn we dan ook snel de tenten ingevlucht en in een warme slaapzak gekropen, in de hoop de bijna-vrieskou van de nacht het hoofd te bieden.


Vrijdag 3 augustus:
Santa Colomba de Somoza – Villafranca del Bierzo

Er stonden vanochtend nog net geen ijsbloemen op het zeil van onze tentjes, maar volgens de weer-app op mijn telefoon was het vannacht niet warmer geweest dan vier graden boven nul. Ik heb het in mijn mummie-slaapzak gelukkig niet koud gehad, maar ik begreep van Ad dat hij toch graag een kacheltje in zijn tent had gewenst. Toen om half acht de wekker afliep, riep Ad vanuit zijn tent dat hij het eigenlijk veel te koud vond om op te staan. Ik was het daar helemaal mee eens, dus we besloten nog een half uurtje te blijven liggen.

Langzaam maar zeker kwam de zon boven de horizon uit, waardoor het meteen voelbaar warmer werd in de tentjes. Maar toen we rond kwart over acht onze neus buiten de deur staken (als je daar bij een tent tenminste van kunt spreken), bleek dat de zon nog behoorlijk wat werk te doen had. Door de dauw van de heldere en koude nacht waren de tenten misschien nog wel natter dan na een stevige regenbui. We besloten zover mogelijk al onze spullen in te pakken, en vervolgens de tenten af te breken en te verplaatsen naar een plekje in de volle zon (we stonden eerst half in de schaduw). Terwijl we de tenten daar lieten drogen zijn we de dag op ons gemak begonnen met een ontbijt in het campingrestaurant (annex woonkamer van de eigenaren…)

Uiteindelijk was het al ruim tien uur geweest toen we de twee inmiddels kurkdroge tenten ingepakt hadden en de camping van Santa Colomba verlieten. Vandaag stond de klim naar de top van de Cruz de Ferro op het programma; het IJzeren Kruis. Dit kleine kruis – bovenop een metershoge houten paal – staat op de top van een 1.500 meter hoge bergpas, en is het hoogste punt van de Camino Frances. Vanaf de camping zou de klim ernaartoe ongeveer 15 kilometer lang zijn.

Hoewel de Cruz de Ferro ruim 450 meter hoger is dan de Roelandtspas in de Pyreneeën, bleek de klim lang niet zo zwaar te zijn. We begonnen natuurlijk al op een hoogte van bijna duizend meter; en de klim was nergens veel steiler dan vijf tot zeven procent. Voor twee inmiddels toch wel getrainde vakantiefietsers is dat bijna kinderspel. Onderweg naar boven haalden we dan ook regelmatig andere fietsers in. Zelfs de meest principiële Spaanse Camino-fietsers verkozen tijdens de klim het asfalt boven het onverharde wandelpad, maar ondanks dat zij vrijwel zonder bagage fietsen waren wij sneller.

Een van de fietsers die we inhaalden was een jongedame die slechts gekleed in een bikinitopje en een kort broekje op haar fiets zat te puffen. Een paar honderd meter eerder had Ad een fietshandschoen van de weg opgeraapt, en toen we in het voorbijgaan aan haar vroegen of zij misschien een handschoen verloren had, nam ze die dankbaar van ons aan. In mijn optiek had ze onderweg wel meer kledingstukken verloren, want hoewel de zon inmiddels aardig scheen, was het echt nog niet zo warm dat je half naakt op je fiets moest gaan zitten. Wat zou de vrome oude Jacobus hier wel niet van zeggen…?

Toen we zo’n drie kilometer onder de top in Foncebadon even afstapten voor een glaasje fris kwam onze bikini-girl weer voorbij. Ze was blijkbaar bang om haar handschoen nog een keertje te verliezen, want behalve een fietshelm, fietsschoentjes, kort broekje en bikinitopje droeg ze nu ook – alleen aan haar linkerhand – een handschoentje. Het was de handschoen die Ad eerder voor haar had opgeraapt. De rechter handschoen was ze blijkbaar ook kwijt, maar die hebben we nergens zien liggen. Het zag er toch raar uit zoals ze hier voorbij kwam; zeker omdat de fietshandschoen aan haar linkerhand een gevoerde winterhandschoen betrof, die je normaal gesproken niet met bikiniweer aantrekt…

Na de cola bleken we nog even een kort stukje steil te moeten klimmen voordat we het ijzeren kruis van Cruz de Ferro bereikten. Het schijnt een oude gewoonte te zijn dat pelgrims bij dit kruis iets persoonlijks achterlaten. Dit is een overblijfsel uit de tijd dat de Camino-reizigers het hoogste punt van hun lange reis zagen als de plek waar ze symbolisch hun zondelast van zich af moest leggen. De moderne pelgrims – althans zij die van dit gebruik gehoord hebben – leggen bij het kruis iets neer wat eraan herinnert dat ze op weg naar Santiago vele ontberingen hebben moeten doorstaan om dit hoog(s)te punt te bereiken. Voor sommigen is dat een persoonlijke foto; voor anderen een Jacobsschelp. Ook lagen er bij het kruis versleten wandelsokken en -stokken, een lege wijnfles van het merk Peregrino (pelgrim), enkele bidons, en een paar lege sigarettenpakjes van pelgrims die blijkbaar hier besloten hadden hun leven te beteren en te stoppen met roken. Maar veruit de meeste pelgrims leggen er een steen neer; vaak met hun naam of met een kleine boodschap.

Persoonlijk had ik voor vertrek nog nooit van dit gebruik gehoord, maar gelukkig was Ad er wel mee bekend. Hij had dan ook voor ons allebei een keitje meegenomen, waarop onze namen stonden en de geplande aankomstdatum in Santiago – 4 augustus 2012. Mijn steentje kreeg ik halverwege de eerste etappe in mijn handen gedrukt, en dat heb ik sindsdien in mijn stuurtas meegesjouwd door België, Frankrijk, en over de Pyreneeën Spanje in. Voor een vakantiefietser, voor wie de ‘Gouden Regel’ geldt dat elke kilo die je thuis laattoch mooi meegenomen is, (doordenkertje!) valt zo’n steentje dus eigenlijk in de categorie ‘overbodige bagage’. En hoewel het symbolisch natuurlijk leuk is om de steen helemaal vanuit Nederland mee te zeulen, vraag ik Ad toch om de volgende keer wanneer we naar Santiago fietsen gewoon een watervaste viltstift mee te nemen. Dan zoeken we ter plaatse wel een leuk steentje voor onze namen…

Of het door het gewicht van het steentje kwam dat nu niet langer in mijn stuurtas zat, of dat het kwam omdat we aan een steile afdaling begonnen, (dat is een vraag die vast nooit beantwoord zal worden…), het is een feit dat het na het Cruz de Ferro opeens veel gemakkelijker ging. We hoefden niet eens meer te trappen om snelheden van meer dan vijftig kilometer per uur te halen. Nee, dat ging nu opeens helemaal vanzelf…

Na de lunch (die we achteraf gezien in het verkeerde dorp genuttigd hadden, aangezien er veel gezelligere en leukere plaatsjes langs de Camino lagen), zijn we doorgereden tot in Ponferrada. Hier hebben we enkele foto’s genomen bij de indrukwekkende tempeliersburcht, waarna we verder zijn gegaan naar het oude stadje Villafranca del Bierzo. Aanvankelijk hadden we gepland om te overnachten op de camping van Villamartin de la Abadia. Dit gehucht ligt echter dertien kilometer van de route, en zou dus een behoorlijke omweg opleveren. Ad had al een paar keer aangegeven eigenlijk toch wel eens te willen overnachten in een pelgrimsalbergue, en vanavond was voor ons dus een prima moment om dat eens te proberen. Het zou ons nu een flinke omweg besparen, en we zouden morgen meteen kunnen beginnen aan de stevige klim naar Cebreiro, in plaats van dan eerst nog dertien kilometer vals plat omhoog naar Villafranca te moeten rijden.

Maar helaas… We bleken niet de enigen te zijn die in Villafranca een plaatsje zochten in een albergue. Toen we om een bed vroegen bleek de hele albergue al tjokvol te zitten, en volgens het meisje achter de receptie was er waarschijnlijk alleen nog plek in een van de twee naastgelegen hostels. Ze was zo aardig even voor ons te bellen om te informeren of er inderdaad nog een kamer vrij was, en gelukkig bleek dit zo te zijn. Het hostel had slechts twee nadelen: onze overnachting kostte nu geen vijf euro per persoon, maar vijfenveertig euro per kamer, en die kamer bleek bovendien op de derde verdieping te ligging, terwijl er geen lift aanwezig was. Ik denk niet dat ik overdrijf als ik zeg dat mijn benen meer geprotesteerd hebben tijdens de vier keren dat ik de trap op moest om mijn tassen naar boven te brengen, dan tijdens de klim naar de 1500 meter hoge top van de Cruz de Ferro. Maar goed, afzien hoort een beetje bij het pelgrim-zijn, en echt klagen mochten we niet, want we zouden het vannacht in ieder geval niet koud hebben in onze zachte hotelbedjes…


Zaterdag 4 augustus:
Villafranca del Bierzo – Samos

Vandaag zijn we getuige geweest van een van Gods wonderen op de Camino…

Gisteravond hebben we gedineerd op het centrale pleintje van Villafranca del Bierzo, en terwijl we daar op het terras zaten kwam er een man in een rolstoel voorbij. Ad en ik hadden het er nog over dat je in dit deel van Spanje, waar werkelijk geen meter vlak is, maar beter niet invalide of slecht ter been kunt zijn. Als je hier namelijk in een rolstoel belandt dan ben je niet te benijden. Bergaf krijg je onherroepelijk blaren op je handen van het remmen, en bergop gaat het zo steil dat je jezelf onmogelijk omhoog kunt duwen. En dat vond de man in de rolstoel die we vandaag even voorbij Cebreiro tegenkwamen blijkbaar ook…

De hele ochtend waren we bezig geweest met de dertig kilometer lange klim naar het dorp Cebreiro, dat op 1.310 meter hoogte lag. Het was een redelijk steile klim, met hele stukken van acht tot tien procent en enkele uitschieters naar twaalf procent. Toch kwamen Ad en ik zonder al te veel moeite boven, waar we eerst even stil geworden zijn van het bijzondere kerkje van dit Keltisch aandoende dorpje, en vervolgens een heerlijk broodje met spek en ei gegeten hebben in een van de lokale herbergen. En na die voedzame lunch zijn we weer op de fiets gestapt voor een kleine afdaling, met direct daarop volgend het laatste stuk van de klim naar de pas van Alto de Poio.

Het was precies op dit punt; op de overgang van dalen naar klimmen, waar we weer een man in een rolstoel tegenkwamen. Hij reed aan de linkerkant van de weg, om het tegemoetkomende verkeer goed te kunnen zien. Naast zijn rolstoel liep een vrouw, die een erg ongeïnteresseerde indruk wekte en geen aanstalten leek te maken om de arme gehandicapte man een handje te helpen. Ik vroeg mij af hoe die man ooit zijn rolstoel tegen de helling (van een procentje of acht) omhoog zou moeten rijden. Dan moest hij toch echt wel ijzersterkte armspieren hebben! Omdat we net in het kerkje van Cebreiro nog een tekst gelezen hadden waarin stond dat pelgrims altijd geacht worden elkaar te helpen, wilde ik eigenlijk aan Ad voorstellen dat wij even zouden afstappen om de gehandicapte man omhoog te duwen. Maar precies op dat moment verrichtte God een van zijn Camino-wonderen. Want plotseling bleek de gehandicapte man weer te kunnen lopen! Hij stond op uit zijn rolstoel, ging erachter staan, en duwde het ding met een rotgang omhoog; bijna net zo snel als Ad en ik op onze fietsen bergop konden rijden! Ja, voor wie ze wil zien en voor wie erin wil geloven zijn de wonderen de wereld nog niet uit…

Een wonder van een heel ander kaliber was de afdaling van de Alto de Poio. Normaal gesproken heb ik tijdens een afdaling vaak kramp in mijn handen van het vele remmen, omdat ik mijn fiets op de meestal bochtige en onoverzichtelijke bergweggetjes maar zelden voluit durf te laten gaan. Maar de afdaling van de Alto de Poio was anders. Voor het eerst in drie jaar ofwel bijna 9.000 kilometer fietsvakantie kreeg ik een afdaling voor mijn kiezen waarop remmen haast niet nodig was. We konden de fietsen gewoon laten rollen, en het was dat er nog een stevige tegenwind stond; want anders hadden we nog wel wat harder gekund. Wat een heer-lij-ke afdaling! Tweeënvijftig komma vijf kilometer per uur gemiddeld (!) over een stuk van negen kilometer lengte! Ik ben benieuwd of ik dat record ooit nog ga verbeteren…

In het deel van Spanje waar we ons momenteel bevinden zijn campings maar dun gezaaid. Dat was de reden waarom ik voor de etappe van gisteren aanvankelijk gekozen had voor een camping die maar liefst dertien kilometer van de route lag, en dat was tevens de reden waarom ik voor vandaag gekozen had voor een openbaar kampeerveldje in het plaatsje Samos (ja, ik weet dat Samos een Grieks eiland is, maar er ligt toch echt ook een Samos in de Spaanse regio Galicië). Toen we het veldje opreden begonnen Ad en ik toch wel te twijfelen. Het was namelijk een simpel grasveld tussen een flat en een riviertje in, zonder afrastering of – op het eerste oog – enige voorzieningen. Het enige dat enigszins deed vermoeden dat het hier een camping betrof was een bordje ‘Zona de Acampar’, en een rood Quechua-tentje midden op het veld, waar twee hondjes driftig omheen renden. Naast het tentje stond een man die weliswaar alleen Spaans sprak, maar die toch kon bevestigen dat het hier wel degelijk een openbaar kampeerterrein betrof. Hij wees op een nis in de muur van de flat, die de toegang zou moeten zijn tot een sanitairgebouw. Nadere inspectie leerde ons dat hier inderdaad wc’s en douches te vinden waren, hoewel ik heel ver in mijn geheugen terug moet om een douche te vinden waarin meer rattenkeutels lagen dan in deze douche. Gelukkig was het sanitair bij de dames iets schoner (met de nadruk op ‘iets’), en aangezien er verder toch geen vrouwen op de camping (nou ja, camping?) waren besloten we onze tenten toch maar op te zetten en vervolgens bij de dames te gaan douchen.

Tijdens het opzetten van de tenten kregen we overigens nog een onverwacht schouwspel voorgeschoteld. Waar ze vandaan kwamen mag Joost weten, maar plotseling kwamen er tientallen paardentrailers het kampeerveldje oprijden, en voor we het wisten stonden onze tentjes te midden van een stuk of dertig paarden. Tijdens het opzetten van mijn tent had ik nog tegen Ad gezegd dat het zo lekker rook op deze camping, omdat er tussen het gras rondom mijn tentje volop wilde munt groeide. Ik kreeg er spontaan zin van in een kopje muntthee. Maar nu werd de mintgeur verdrongen door de geur van verse paardenvijgen, die op ongeveer een halve meter naast onze tentjes in groten getale werden gedropt. Waarom die complete paardenverzameling hier bijeenkwam zullen we nooit weten, maar na ongeveer een uur werden alle paarden opgezadeld en vertrokken zo’n dertig ruiters onder grote publieke belangstelling naar een onbekende bestemming. Nadat de paarden eenmaal vertrokken waren reden ook de paardentrailers een voor een weg, waarna er langzaam maar zeker een weldadige rust terugkeerde op ons kampeerveldje.

Toch zou het niet de prettigste kampeeravond van deze reis worden. Daarvoor waren de douches veel te smerig en te Spartaans koud… En daarvoor regende het vanavond veel te lang en veel te hard… En daarvoor maakte het ruisende water van het riviertje naast onze tentjes veel te veel lawaai… Maar om de dag op een voor deze camping typerende stijl af te sluiten: we mochten er gratis staan; en dan mag je een gegeven paard nu eenmaal niet in de bek kijken…


Zondag 5 augustus:
Samos – Melide

Na de twee bergetappes van gisteren en eergisteren hadden we gehoopt dat we het zwaarste deel van de reis wel achter de rug hadden. Maar vandaag bleek dat Jacobus zich achter nog veel meer heuvels had verstopt. We wisten wel dat we vandaag te maken zouden krijgen met – wat zo mooi heet – een geaccidenteerd terrein. Maar dat er zoveel steile heuvels en afdalingen in de etappe van vandaag zouden zitten was toch wel een tegenvaller voor de kuit- en dijbeenspieren.

Direct na het vertrek vanuit Samos (waar we na de regen van gisteravond uiteraard met een natte uitrusting vertrokken waren) kwam de eerste klim, waardoor onze snelheid direct terugviel tot een kilometertje of 7 a 8 per uur. En aangezien de weg de hele dag op deze manier zou blijven stijgen en dalen wisten we eigenlijk direct dat het lastig zou worden om onze bestemming van vandaag – het ruim negentig kilometer verderop gelegen Ribadiso de Baixo – te bereiken. Toch hadden we als we tenminste weer wilden kamperen weinig keuze, want volgens ons routeboekje lag er alleen bij de albergue van Ribadiso nog een kampeerveldje.

Op zich was Ribadiso de Baixo dus een prima doel. Volgens ons boekje staat er een van de grootste en meest historische albergues van de hele Camino; zodat we bij eventuele regen gewoon binnen zouden kunnen slapen. En mocht het weer toch een beetje opklaren (want het was vanochtend nog steeds zwaar bewolkt en zeer dreigend), dan zouden we de tenten kunnen opzetten op het naastgelegen grasveldje.

In Sarria, de eerste iets grotere plaats waar we vandaag doorheen kwamen, gingen we op zoek naar een stempel voor ons pelgrimspaspoort. Meestal proberen we de stempels bij kerkjes of kloosters te halen, maar de laatste dagen lopen we daarvoor ook steeds vaker albergues langs de route binnen. Omdat we in Sarria nergens een geopende kerk konden vinden, besloten we het ook hier maar bij de albergue te proberen. Terwijl we naar de receptie van de albergue liepen voor een stempel kwamen we langs het geopende raam van een slaapzaal, waardoor we voor het eerst een indruk kregen van hoe zo’n albergue er eigenlijk uitziet. Deze albergue bleek twee piepkleine slaapzalen te hebben, en in beide zalen stonden vijf stapelbedden. Deze bedden stonden zo dicht tegen elkaar aangeschoven dat de mensen die bovenin moesten slapen niet bang hoefden te zijn dat ze ’s-nachts uit bed zouden vallen. Nee, ze zouden eerder bij de buren het bed in rollen… Na de verhalen die we al eerder van andere Santiago-gangers hadden gehoord over het gebrek aan privacy en de vele snurkende kamergenoten, hoopten we – nu we met eigen ogen een albergue-slaapzaal hadden gezien – dat het vanavond droog zou blijven zodat we gewoon in onze eigen tentjes konden slapen.

Maar daarvoor moesten we dus eerst Ribadiso zien te bereiken, en dat was minder eenvoudig dan gedacht. Direct na Sarria kregen we bijvoorbeeld een stuk weg voorgeschoteld van twaalf kilometer lengte, met afwisselend vals plat en stevig klimmen. En na de lunch (in het bijzondere dorp Portomarin, dat na de aanleg van eens stuwdam steen voor steen was afgebroken en hoger op de helling opnieuw was opgebouwd) volgde een soortgelijk stuk van nog eens dertien kilometer. Goed; we hoefden vandaag lang niet zo hoog te klimmen als de afgelopen twee dagen, maar doordat elke helling steevast werd gevolgd door een korte maar steile afdaling naar het diepste punt van een volgend dal, was het totaal aantal klimkilometers misschien wel groter dan de afgelopen twee dagen bij elkaar…

Hoe dan ook; het schoot niet op vandaag. Het liep al tegen vijf uur toen we het stadje Melide bereikten, en van daaruit zou het nog zeker zeventien kilometer klimmen en dalen zijn tot bij Ribadiso. Terwijl we Melide over een kaarsrechte en flink stijgende weg binnenreden, zagen we dat de gewone bewolking recht voor ons inmiddels plaats had gemaakt voor een gitzwarte lucht. Het zou niet lang meer duren vooraleer de regen weer naar beneden zou kletteren. Eerlijk gezegd hadden we allebei geen zin om na de natte, koude nacht van gisteren nu het laatste uur door de regen te moeten rijden. We hoefden dan ook eigenlijk niet eens met elkaar te overleggen om te besluiten er voor vandaag een punt achter te zetten. Bij het eerste hotel dat we tegenkwamen vroegen we om een kamer, maar helaas bleek dit hotel vol te zijn. Door de receptionist annex barman werden we doorverwezen naar Hotel Xaneiro, dat een klein stukje verderop lag. Daar aangekomen stond de vriendelijke eigenaresse al op ons te wachten bij een geopende garagepoort, waar we onze fietsen veilig binnen konden stallen. Nog voordat we de tassen van de fietsen hadden gehaald begon het stevig te regenen, dus de keuze om niet verder te rijden dan Melide bleek de juiste te zijn.

En zo brachten we onze laatste nacht voordat we Santiago bereikten dus door in een hotel. Ads wens om nog een keertje in een albergue te slapen ging hiermee in rook op, maar ik denk dat hij daar vannacht geen seconde spijt van heeft gehad. Daarvoor was de kamer te droog, het bed te zacht, het bier te koud, het eten te lekker, en de service in het hotel veel te vriendelijk… Nee, als je als pelgrim voor zeer weinig geld met zoveel luxe verwend wordt, dan klinkt een piepkleine slaapzaal met tien snurkende en stinkende pelgrims om je heen opeens helemaal niet zo aantrekkelijk meer…


Maandag 6 augustus:
Melide – Santiago de Compostela

De laatste loodjes wegen het zwaarst… Het is een bekend spreekwoord, maar het bleek ook vandaag toch weer van toepassing te zijn. De afstand van Melide naar Santiago is slechts zeventig kilometer, maar toen we gisteravond eens goed het hoogteprofiel van de etappe van vandaag bestudeerden kwamen we al snel tot de conclusie dat er in dat stuk nog heel wat kilometers zitten die bergop gaan.

We hadden dan ook gisteravond al besloten om op tijd op te staan, zodat we vroeg konden vertrekken. Maar zelfs als we geen wekker zouden hebben gezet hadden we waarschijnlijk vroeg naast ons bed gestaan. Het verder prima hotelletje Xaneiro had namelijk maar een groot minpunt: het was zeer gehorig. Gisteravond heb ik om twaalf uur de buren (een gezin met een meisje van een jaar of vijf en een jongetje van een jaar of twee) naar boven horen komen nadat ze eindelijk klaar waren met eten. Het is in Spanje heel gebruikelijk om erg laat te dineren, en van kinderbedtijd hebben ze hier nog nooit gehoord. Maar blijkbaar zijn Spanjaarden ook totaal onbekend met het fenomeen ‘zachtjes doen’, want toen het gezinnetje tegen middernacht terug kwam op de kamer mocht het dochtertje aan het gejoel en gelach te horen eerst nog een kwartiertje uitbundig trampoline springen op het bed. En ook vanochtend was het alweer vroeg raak. Vanaf een uur of zes begon het gestommel in de keuken, die recht onder onze kamer lag. En niet veel later vertrokken de eerste Camino-lopers, die blijkbaar dachten hun wandelstokken ook al nodig te hebben bij het afdalen van een keurig betegeld trappenhuis.

Maar goed, we moesten er toch vroeg uit, dus al die herrie mocht de pret eigenlijk niet drukken. Ons humeur klaarde helemaal op toen we bij het ontbijt een ‘bocadilla con tortilla y jamon’ bestelden, waarna de baas (en tevens chef-kok) hoogstpersoonlijk naar de bakker liep om vers brood voor ons te halen. We hebben hier in Spanje regelmatig te maken gehad met erg onvriendelijk of ongeïnteresseerd horecapersoneel, dat ons niet eens aankeek wanneer er een bestelling werd gebracht, of dat het wisselgeld achteloos op de tafel kwakte. Maar de man en vrouw die dit hotelletje runden deden ontzettend hun best om het iedereen naar de zin te maken. Gisteravond bij het eten had de man ons al regelmatig gevraagd of we wel genoeg gegeten hadden. Als we hadden gewild hadden we nog een driedubbele portie extra stoofvlees kunnen krijgen, zonder daarvoor bij te betalen. Een extra portie ijs; of nog een koffie? Geen probleem; dat hoorde gewoon bij de maaltijd. En toen de bazin zich vanochtend bij het opmaken van de rekening vertelde, en aanvankelijk per ongeluk negentig euro tien vroeg in plaats van tachtig euro tien (voor de hotelovernachting in een prima kamer, twee uitgebreide driegangendiners, zes koffies, twee biertjes, twee versgeperste jus d’oranges en twee grote stokbroodjes met flink wat spek en ei)bood ze met het schaamrood op haar kaken wel drie keer haar excuses aan. Melide stelt als plaats niet veel voor, maar Hotel Xaneiro kan ik iedereen – ondanks de gehorige kamers – van harte aanbevelen!

Tegen half negen stapten we op onze fietsen voor de allerlaatste etappe op weg naar Santiago. Meteen toen we Melide uitreden haalden we in een afdaling een wat ouder Nederlands echtpaar in, dat aan het gele Santiago-vlaggetje achterop te zien ook bezig was met de Camino. Tot onze stomme verbazing kwam het echtpaar ons even later tijdens de klim echter weer met een rotgang voorbij. Blijkbaar is het tegenwoordig ook al toegestaan om een pelgrimstocht naar Santiago te maken op een elektrische fiets…

De route van vandaag voerde ons voor het grootste deel door een heuvelachtig landschap, dat bezaaid was met heerlijk geurende eucalyptusbossen. Met name in de ochtend zorgde de combinatie van mist en zonlicht tussen deze vreemd gevormde bomen voor een bijna surrealistische sfeer, en we zijn dan ook regelmatig gestopt om een foto te maken. De prachtige natuur leidde onze aandacht af van de vele klimmetjes, waardoor ongemerkt de accu toch langzaam maar zeker leeg begon te raken. De accu’s van de elektrische fietsen van het echtpaar dat ons vanochtend op de eerste helling nog zo glorieus ingehaald had waren overigens inmiddels al lang leeg, want nog voordat het tien uur was zagen we de man en vrouw al met hun fietsen langs de kant van de weg staan…

Maar ook bij Ad was rond het middaguur het beste eraf. Ondanks het prima ontbijtje had hij last van een zogenaamde ‘hongerklop’, waarbij letterlijk alle krachten uit de benen wegvloeien. Met de laatste energie-repen en twee perziken hebben we het kunnen redden tot het dorp Rodino Grande, waar een grote kop koffie met flink wat suiker en een keihard broodje met serranoham voor nieuwe krachten moesten zorgen.

Gelukkig bleek dat te werken, want op de eerstvolgende klim had ik aanvankelijk moeite om Ads tempo te volgen, terwijl dat de laatste dagen meestal omgekeerd is. Nog een keer kregen we een lange klim voor de kiezen door het dorp Arins, maar toen die eenmaal achter de rug was zagen we in de afdaling het plaatsnaambordje van Santiago staan. Na de verplichte foto (die genomen werd door een Nederlandse jongen die op een fiets reed met een ongelooflijk slechte achterband, en die we vandaag al twee keer met een lekke band langs de kant van de weg hadden zien staan) daalden we af naar het oude centrum van de stad.

Via enkele kleine straatjes, een kort fel klimmetje, en een stukje voetgangerszone kwamen we zo bij het grote plein aan de voet van de kathedraal van Santiago; de kerk waar volgens de overlevering onze Jacobus begraven zou moeten liggen. We hebben er tweeduizendvierhonderdzeventig komma zesendertig kilometer voor gefietst, maar door een klein navigatiefoutje op de laatste meters moesten we het allerlaatste stukje toch lopen. Ik had gehoopt het voetgangersgebied zo veel mogelijk te omzeilen, maar door een onduidelijk foto op GoogleEarth stonden we nu aan een het einde van een straatje waar alleen een trap omhoog leidde naar het plein voor de kathedraal. En als je die kathedraal dan recht voor je neus ziet liggen, boven aan de trap, dan is omkeren en een andere weg zoeken natuurlijk geen optie. Met vereende krachten hebben we de fietsen de trap op getild, en boven op het plein elkaar gefeliciteerd met onze prestatie.

Nog twee dagen, en dan wordt Ad vierenzestig! Ik vind het knap wat hij gedaan heeft! Zelf wist ik na Rome en Engeland wel wat ik kon op een fiets, en ben ik geen moment bang geweest dat ik Santiago niet zou halen. Maar bij Ad heb ik vlak voor vertrek toch wel wat twijfels bespeurd. Dat is misschien niet zo vreemd als je zes jaar geleden al na vier dagen de poging om Santiago te bereiken hebt moeten staken met zitvlakproblemen. En helemaal als je dan twee dagen voor vertrek van deze reis na een trainingsritje van amper zestig kilometer opnieuw last lijkt te krijgen van datzelfde euvel. Maar een wonderzalfje van een bevriende apotheker uit Dongen, en vooral een goede fysieke conditie en een grote portie doorzettingsvermogen hebben ervoor gezorgd dat we nu beiden hier staan.

Na de nodige foto’s en sms-jes met het thuisfront hebben we de fietsen op slot gezet en zijn we de kathedraal binnengelopen, op zoek naar het laatste stempeltje voor in ons pelgrimspaspoort. Uiteindelijk bleken we ons daarvoor te moeten melden bij het ‘pilgrim’s office’ naast de kerk, waar we – na een wachttijd van ongeveer drie kwartier – niet alleen de stempel, maar ook ons zogenaamde’ Compostolaat’ kregen; het bewijs dat we de tocht hebben volbracht.

En na alle tegenslagen van de eerste weken en de wonderlijke belevenissen onderweg is zelfs deze ‘Pelgrim tegen wil en dank’ best trots op dat papiertje…

Het was een mooie reis.

Het was een Buen Camino…

  • 07 Augustus 2012 - 21:47

    Maaike Paridaens:

    Etienne en Ad,
    Hoe geweldig is het om jullie succes te lezen. Epke Zonderland gaat vandaag de boeken in als ongekende turner en wordt met een gouden medaille beloond (en om mee te beginnen 30.000 euro)...
    Jullie prestatie is zonder meer ook uniek! De waardering ervoor moet in dit geval vooral uit jullie zelf komen. Voor wat het waard is: van mij krijgen jullie ook goud! Chapeau!
    Liefs, Maaike

  • 08 Augustus 2012 - 19:29

    Nicole Janssen:

    Hallo Ad en Etienne,

    Top prestatie. Ik sluit mij aan bij Maaike, gouden plak verdiend.
    Dikke kus en knuffel,

    Groeten Nicole

  • 10 Augustus 2012 - 22:34

    Herman En Lily:

    Hallo Etienne en Ad,

    Maaike en Nicole hebben het mis!
    Jullie hebben geen goud verdiend, maar dubbel goud!!
    Geweldig, wij zijn trots op jullie.
    Het was heel fijn om jullie op Schiphol te mogen ophalen en de eerste te zijn, die jullie een dikke kus konden geven, want die hadden jullie wel verdiend.
    De verhalen kwamen dan ook meteen los, tijdens de koffie en de taart, en bij de reis terug naar Dongen en Tilburg.
    Al die belevenissen, we zullen er de komende tijd nog wel veel van horen, en met genoegen naar luisteren.
    wij zijn heel blij, dat de reis zo succesvol verlopen is.
    Gefeliciteerd!

    Pap en mam,
    Herman en Lily

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Spanje, Santiago de Compostela

Etienne

...... Welkom op mijn weblog! ‘Wat zou jij doen met een miljoen?’ Ken je die slogan uit de commercials van de Lotto nog? Vast wel! Want ik weet zeker dat elk mens er wel eens over nadenkt: ‘Hoe zou mijn leven eruit zien als ik morgen in één klap financieel onafhankelijk zou zijn?’ Niet meer hoeven werken, maar gewoon lekker doen waar je zin in hebt. Misschien een nieuwe auto kopen, of een groter huis, of eindelijk die droomreis maken. Een eigen bedrijf beginnen. Of misschien liever iets schenken aan de mensen die je lief zijn, of aan een goed doel… OK, ik moet toegeven: of je jezelf in de huidige eurocrisis met één miljoen op je bankrekening voor de rest van je leven financieel onafhankelijk mag noemen is zeer discutabel. Maar het staat vast dat je voor zo’n bedrag wel héél wat leuke dingen kunt doen. Ook ík droom wel eens. En ik – dat wil zeggen: Etienne Huijten (35 jaar en single), in het dagelijks leven werkzaam als docent Toerisme en Recreatie aan MBO ‘De Rooi Pannen’ te Tilburg – zou het in ieder geval wel weten: ik zou een deel van dat bedrag gebruiken om mijn baas voor een tijdje gedag te kunnen zeggen, en vervolgens op mijn fiets de wereld rond gaan. Ja inderdaad: op de fiets de wereld rond! Dát is míjn droom. Niet per vliegtuig op wereldreis, of met een luxe cruiseschip, of lekker achterover leunend achter het stuur van een snelle sportwagen of klassieke oldtimer. Nee, gewóón op de fiets; op eigen spierkracht. Mijn tentje gaat mee in de fietstassen, en mijn slaapmatje, en natuurlijk mijn slaapzak. En verder heb ik niets nodig. Back to Basic. Avontuur. De wereld om me heen. Bijzondere ontmoetingen. En natuurlijk de Ultieme Vrijheid. Ik besef heel goed dat ik in de ogen van de meeste mensen totaal krankjorum ben. Maar ik ben nu eenmaal verslaafd aan lange-afstands-reizen-op-de-fiets, en ik ga hier niet eens een poging doen om uit te leggen wat daar leuk aan is. Dat is namelijk toch verspilde moeite. Laat ik het er maar op houden dat ik weliswaar de Lotto (nog?) niet gewonnen heb, maar dat ik een paar jaar geleden wél de hoofdprijs heb gepakt in een ándere loterij: de Loterij van het Leven. Ik heb namelijk het geluk gehad volledig te mogen genezen van kanker, en dat is in mijn ogen véél meer waard dan een miljoen! Om de periode van de strijd tegen kanker af te kunnen sluiten en mezelf te testen of ik weer gezond was, ben ik in de zomer van 2010 in mijn eentje naar Rome gefietst. Die tocht (waarvan het verslag op deze site nog steeds terug te lezen is; zie ‘Mijn andere reizen’ – ‘Op de fiets naar Rome’) heeft op mij een onuitwisbare indruk achtergelaten. Dat kwam niet alleen omdat ik met die reis bijna € 2.000,- voor het Kika-kinderkankerfonds heb opgehaald, maar vooral omdat ik me tijdens die tocht fysiek sterker dan ooit voelde, en een ongekend gevoel van vrijheid heb ervaren. En met name dat laatste werkt zéér verslavend! Vanwege die verslaving aan fietsen en die hang naar vrijheid zou ik het liefste vandaag nog vertrekken voor een wereldreis op de fiets. Helaas zit dat er financieel niet in, en - ondanks dat ik met de zeven weken zomervakantie die horen bij het werken in het onderwijs zeker niet mag klagen over vrije dagen - heb ik daar ook helaas de tijd niet voor. Ik zal me moeten beperken tot fietsvakanties die in maximaal 5 tot 6 weken goed te doen zijn. Daarom heb ik vorig jaar een fietsreis van bijna 3.000 km door Engeland, Wales en Schotland gemaakt; en stap ik dit jaar voor de derde zomer op rij op de fiets voor een rit naar een verre bestemming. Ditmaal is die bestemming Santiago de Compostela in noordwest Spanje. Anders dan in de twee voorgaande jaren fiets ik dit jaar niet alleen. Ik onderneem de tocht samen met oud-collega Ad Berk, die enkele jaren geleden ook al een poging ondernomen heeft om op de fiets Santiago te bereiken; maar toen helaas de trip door fysieke ongemakken voortijdig heeft moeten staken. Of we Santiago nu wel bereiken? We gaan er in ieder geval voor! Zo nu en dan zal ik op deze site een kort verslagje zetten van onze belevenissen onderweg. Het verslag zal deze keer ongetwijfeld een stuk korter worden dan je wellicht van de twee voorgaande edities van mij gewend bent. Dat komt deels omdat de reis korter is dan bij ‘Rome’ en ‘Engeland’, (nu slechts 2.400 kilometer i.p.v. respectievelijk 3.500 en 2.900), maar ook omdat ik met een gesprekspartner ’s-avonds op de camping minder tijd én behoefte zal hebben om mijn ervaringen op papier te verwerken. Desondanks zal ik zeker proberen om jullie op de hoogte te houden van het verloop van de reis over de eeuwenoude ‘Camino de Santiago’. Hou dit weblog dan ook goed in de gaten! Etienne

Actief sinds 21 April 2010
Verslag gelezen: 30726
Totaal aantal bezoekers 73353

Voorgaande reizen:

03 Juli 2012 - 09 Augustus 2012

Fietsen op de Camino

10 Juli 2011 - 18 Augustus 2011

Op de fiets door Groot-Brittannië

19 Juli 2010 - 03 September 2010

Op de fiets naar Rome voor Kika

Landen bezocht: