The Long Way Up (deel 2)
Door: etiennehuijten
Blijf op de hoogte en volg Etienne
08 Augustus 2011 | Verenigd Koninkrijk, Edinburgh
dit is het tweede deel van mijn update van maandag 08 augustus. Om bij het begin van dit verhaal te starten klik je links op het reisverslag The Long Way Up (Deel 1)
Dinsdag 02 augustus:
Etappe 18: Chester – Southport (114,3 km)
Er zijn van die dagen dat alles mee lijkt te zitten. En vandaag was nou typisch een voorbeeld van een dag waarop dat NIET het geval was… Dat begon al bij het wegrijden vanaf de camping, toen ik na ongeveer vierhonderd meter een tractor passeerde die bezig was om de heg langs de rechterkant van de weg te snoeien. Omdat deze heg net als de meeste heggen elders in Engeland pal langs de weg stond, viel al het snoeiafval midden op het wegdek. Dat snoeiafval bestond niet alleen uit bladeren en twijgjes, maar ook uit enkele dikke takken. En helaas had ik de pech dat een tegemoetkomende auto over een van die takken heen reed, die daardoor keihard tegen mijn scheenbeen gekatapulteerd werd. Dat was bijzonder pijnlijk, mag ik wel zeggen!
Gelukkig kon ik na een kilometer of twee de openbare weg verlaten en het jaagpad langs het Shropshire Union Canal oppikken. Hier had ik even geen last van auto’s of rondvliegende takken, maar moest ik wel beducht zijn op de gladde stenen bij de bruggetjes om niet in het kanaal te belanden. Ik heb vooraf heel hard gelachen toen ik las dat je een vergunning nodig hebt om over de jaagpaden te mogen fietsen langs de Engelse kanalen. Die vergunning kon je aanvragen door op een internetsite je gegevens in te vullen en een vakje aan te kruisen waarmee je aangeeft dat je The English Waterways niet aansprakelijk zult stellen wanneer je om wat voor reden dan ook in het water kukelt. Vervolgens krijg je per email de vergunning toegezonden, die je uit moet printen en op zak moet hebben zodra je langs het water gaat fietsen. Als je bij een controle die vergunning niet kunt tonen krijg een forse boete. Ik vond het allemaal maar overdreven, maar heb de vergunning wel netjes in mijn stuurtas zitten.
Inmiddels begrijp ik waarom The English Waterways zich middels zo’n vergunningensysteem vrij wil pleiten van alle mogelijk schadeclaims. Want fietsen over de jaagpaden is inderdaad echt niet zonder risico’s. Het wegdek is vaak zo slecht dat je alle kanten op glijdt, of je nu een goed profiel onder je banden hebt of niet. En als je onder een bruggetje door moet, dan kun je beter eerst afstappen. Want fietsen over de spekglad afgesleten stenen onder een brug is echt vragen om een duik in het kanaal. Maar eerlijk is eerlijk, fietsen over een jaagpad is wel een makkelijke manier om een drukke stad als Chester te doorkruisen. Je hebt geen last van het autoverkeer, je hoeft niet zoals in Shrewsbury twintig rondjes te fietsen om de weg te vinden, en je staat niet telkens drie minuten te wachten voor rode fietsverkeerslichten, die als enige functie het ontmoedigen van het gebruik van een fiets lijken te hebben. Maar het blijft uitkijken geblazen; zeker als er tegenliggers komen.
Halverwege Chester werd de uitdaging van het fietsen over het jaagpad nog een stuk groter. Hier wringt het kanaal zich door een nauwe kloof, die in de rotsen is uitgehakt. Het jaagpad is hier niet breder dan een meter, en is zeer hobbelig bestraat met gladde keien. Als kind keek ik graag naar het TROS-programma ‘Te Land, Ter Zee en in de Lucht’, en dan met name naar het onderdeel ‘Fiets ‘em d’r in’, waarin de deelnemers over een dunne balk moesten zien te fietsen zonder in het water te vallen. Ik weet nu waar de producenten van dat programma hun inspiratie vandaan gehaald hebben, maar ik voelde er niets voor om zelf deelnemer aan deze spelshow te worden. Dus ben ik afgestapt en heb mijn fiets veiligheidshalve aan de hand meegevoerd. Uit de andere richting kwam er echter een vrouw aan die dit hobbelige smalle paadje beter gewend was dan ik. Zij bleef doodleuk op haar fiets zitten! Ik zag direct dat dit niet goed kon gaan; het pad was simpelweg te smal om elkaar veilig te passeren. Uit voorzorg ging ik met mijn rug helemaal tegen de rotswand aan staan, en trok ik mijn fiets zo dicht mogelijk naar me toe. Zo bleef er ongeveer vijftig centimeter pad over tussen mij en het kanaal. De vrouw dacht blijkbaar dat dat ruim voldoende was om mij fietsend te passeren. Van een afstandje knikte ze mij al vriendelijk toe, en riep ‘ tha-ha-ha-ha-hank you-oe-oe’. Normaal praten was op deze hobbelige keien niet mogelijk. Laat staan sturen…
Op het allerlaatste moment zag de vrouw echter in dat het stukje pad dat ik vrij kon laten te smal was om langs me heen te kunnen. Ze kneep hard in haar remmen, maar door het gehobbel had dat nauwelijks effect. Wanhopig stuurde ze naar rechts, waar ze hard tegen me aan botste. Maar op het moment waarop ze haar evenwicht verloor kon ik haar bij haar arm grijpen, en daarmee verhinderen dat ze in het kanaal zou vallen. De vrouw was danig geschrokken, en zag wel in dat ze een grote inschattingsfout had gemaakt. Ze wist niet of ze zich nu moest verontschuldigen of me moest bedanken, dus kwam er gedurende een minuut of drie niets anders uit dan wat onsamenhangend gestamel: ‘ow, that was close… thank you so much… damn, I thought there was more than enough space to pass… pfew, for a moment I was sure I would tumble in… thanks again… thank you so very much!... oh, look at me, I’m shaking all over… I nearly fell in…
Hoewel ik zelf ook geschrokken was, was ik toch iets meer bij mijn positieven dan het arme mens dat trillend naast me stond. Ik kon het dan ook niet over mijn hart verkrijgen om haar te adviseren toch maar eens een bezoekje te brengen aan de opticien… Maar ik hoop wel dat ik deze dame nooit tegenkom achter het stuur van een auto. Want als je zo slecht je eigen breedte en de breedte van de weg voor je kunt inschatten… Zoals ze hier zeggen: That’s an accident waiting to happen!
Behalve enkele wandelaars met loslopende honden (waar ik het op zo’n jaagpad ook niet echt op heb) kwam ik verder op het pad langs het kanaal niemand meer tegen. Nadat ik het kanaal voor zo’n twintig kilometer had gevolgd, moest ik volgens mijn routeboekje over een brug en dan in westelijke richting via een voormalige spoorlijn naar Neston. Door werkzaamheden aan de brug was dit echter niet mogelijk. Daarom besloot ik het kanaal te blijven volgen tot bij Ellesmere Port, waar het uitmondt in de rivier de Mersey.
Achteraf gezien was dat niet zo’n slimme beslissing. Eenmaal aangekomen bij Ellesmere Port bleek dit een groot industriegebied te zijn, waar in verband met de vele petrochemische installaties alleen maar snelwegen naar toe leken te leiden; fietspaden waren nergens te bekennen. En dus moest ik wederom – net als twee weken geleden bij Stonehenge – over een dubbelbaans A-weg; deze keer naar Birkenhead, waar ik de ferry zou nemen naar Liverpool. De A41 staat vanaf nu in mijn lijstje met nachtmerries, zeker toen ik bij herhaling de waarschuwingsborden langs de weg zag met de tekst: Slow down! 39 fatal accidents in 3 years on this road! Drive carefully! Kill your speed, not yourself!
Ik overdrijf niet als ik zeg dat daar vandaag bijna nummer 40 bijgekomen was. Op een rotonde waar ik de tweede afslag moest hebben, werd ik namelijk afgesneden door een vrouw die er bij de eerste afslag vanaf ging. Of ze me überhaupt ooit gezien heeft weet ik niet, want ze reed na het incident gewoon door, maar ik weet wel dat ik op de een of andere manier instinctief aanvoelde dat ze naast me zat en daarom op het laatste moment besloot ook maar de eerste afslag te nemen. En desondanks kwam zij met haar buitenspiegel nog tegen mijn rechter achtertas aan, waardoor ik een flinke zwiepert naar links maakte met mijn fiets. Ik moet er niet aan denken wat er gebeurd was als ik gewoon rechtdoor gereden was…
Met het zweet in mijn handen kwam ik uiteindelijk toch heelhuids bij Birkenhead, nadat ik eerst nog een onverlichte tunnel van 200 meter had overleeft. Het autoverkeer gaat vanuit Birkenhead via een andere, veel langere tunnel onder de Mersey door naar Liverpool. Fietsers en voetgangers moeten hier echter de veerpont nemen. Het woord ‘veerpont’ is hier eigenlijk niet helemaal op zijn plaats. Ten eerste omdat de veerdienst onderhouden wordt door een normaal passagiersschip, dat nog het meest weg heeft van een rondvaartboot. En ten tweede omdat de boot niet continue op en neer pendelt, maar volgens een onduidelijke dienstregeling soms een tijdlang aan de pier blijft liggen, en dan weer drie keer achter elkaar op en neer vaart. Om kwart over twaalf kocht ik bij het loket op de kade een enkeltje naar Liverpool, en kreeg van het meisje achter de kassa te horen dat de volgende overtocht plaats zou vinden om ‘twenty to two’. Tenminste, dat is wat ik verstond. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik veel moeite had met het accent van de mensen uit deze regio, dus het is ook heel goed mogelijk dat het meisje heel iets anders zei. Maar goed, ik dacht dus dat ik bijna anderhalf uur zou moeten wachten op de volgende veerboot. Daarom besloot ik bij een cafetaria naast de ferryterminal maar iets te gaan eten.
Ik had net de eerste hap genomen van mijn broodje toen ik over mijn schouder naar de ferrypier keek. Tot mijn verbazing zag ik juist de veerboot wegvaren! En het was pas kwart voor een; geen ‘twenty to two…’ Hoe dan ook, deze boot had ik toch al gemist; dus heb ik rustig mijn broodje opgegeten. Daarna ben ik voor de zekerheid maar bij de ferrypier gaan staan om niet nog een boot te missen. En dat was maar goed ook, want om tien voor half twee (nog steeds twintig minuten vroeger dan het meisje aan de kassa tegen me had gezegd) werden de trossen losgegooid en stak ik de Mersey over naar Liverpool. De overtocht duurde nog geen tien minuten, maar in die tijd werd via het omroepsysteem aan boord een heleboel informatie gegeven over het schip waar ik nu op zat, en werd twee keer het nummer ‘Ferry ‘cross the Mersey’ van Gerry & The Pacemakers gedraaid. Dit plaatje stamt al uit het begin van de jaren ’60, maar is in Liverpool dus nog steeds populair, net als die andere tijdloze hit van Gerry en zijn Pacemakers uit die tijd, die groot geworden is dankzij Liverpool F.C. (en in Nederland dankzij Feyenoord-supporter Lee Towers): You’ll Never Walk Alone.
Maar op muziekgebied dankt Liverpool haar faam natuurlijk vooral aan de Fab Four: The Beatles. Eenendertig jaar na de dood van John Lennon en eenenveertig jaar na de split-up van de misschien wel grootste band die de wereld ooit gekend heeft (al zullen de Rolling Stones fans daar anders over denken) is de Beatle Mania nog steeds springlevend. Ik had amper de ferrypier van Liverpool verlaten of ik zag al de eerste souvenirkraampjes met Beatle-gadgets. Ook stond er bij de ferryterminal een man kaartjes te verkopen voor de Magical Mystery Tour langs alle Beatle-plekken in de stad, en stonden vier levende standbeelden wat ponden bij te verdienen als John, Paul, George en Ringo. En overal waar ik keek zag ik reclameposters voor de optredens van The Cheatles, Liverpools bekende Beatle-coverband.
Veel tijd om rond te kijken had ik echter niet. Niet alleen had ik door mijn omweg bij Ellesmere Port en het misverstand bij de veerboot veel tijd verloren, maar ook moest ik maken dat ik als de duvel ergens een schuilplek zou vinden, want vanuit het zuidwesten kwamen in zeer rap tempo enkele gitzwarte wolken op me af. Het begon plotseling heel hard te waaien, en het was wel duidelijk dat er een noodweer op komst was. Vlak voordat de eerste donderslag de hemel deed openbreken vond ik een plekje onder de overkapping van de oude pakhuizen van het Albert Dock. Hier heb ik bijna een uur staan wachten totdat het onweer en de windstoten voorbij waren. Toen het alleen nog licht regende ben ik op de weer op de fiets gestapt om via de Sustrans-route nummer 56 mijn weg te zoeken door de stad. Deze route volgde eerst een stuk de Mersey-kade in zuidoostelijke richting, om daarna via een paar woonwijken af te buigen in noordelijke richting. Bij toeval voerde Sustrans 56 mij ook door Penny Lane, waardoor ik toch nog een beetje Beatle-nostalgia mocht opsnuiven.
Eigenlijk is het vreemd hoe dat gaat met muziek. Sinds ik de rivier overgestoken was had ik de hele tijd het nummer ‘Ferry ‘cross the Mersey’ in mijn hoofd. Maar op het moment dat ik het straatnaambordje Penny Lane zag staan, was ik Gerry met zijn Pacemakers vergeten en zaten de Beatles in mijn kop. 'Penny Lane, is in my ears and my eyes...'
Maar even abrupt als dat ik enkele minuten eerder Penny Lane in mijn kop kreeg, zo abrupt was het er ook weer uit. Het zal een kilometer of vier na Penny Lane geweest zijn dat ik een hellinkje op moest om op fietspad over wederom een voormalige spoorwegbedding uit te komen. Terwijl ik op de pedalen stond om kracht te zetten, hoorde ik mijn ketting kraken. Op het volgende moment stond er helemaal geen spanning meer op mijn benen en lag ik op de grond. Mijn ketting was gebroken! Nee, de Zwarte Santos heeft er dit jaar duidelijk minder zin in dan vorig jaar. Maar misschien heb ik ‘em met het parcours dat ik dit jaar voor hem heb uitgezocht wel iets te veel op zijn donder gegeven…
Hoe dan ook, zonder ketting op een fiets kom je niet ver, en dit kon ik zelf niet repareren. Ik heb een voorbijganger gevraagd naar de dichtstbijzijnde fietsenmaker. De man verwees me naar een fietsenwinkel die ongeveer twee kilometer verderop lag. Toen ik daar (lopend) aankwam, bleek deze winkel inmiddels failliet. Door een medewerker van een hotel dat ernaast lag werd ik een andere kant opgestuurd, en na nog eens twee kilometer lopen kwam ik inderdaad bij een zaak waar ze fietsen verkochten en repareerden. Ik mocht de Zwarte Santos meteen in de werkplaats neerzetten, waar een jongen van een jaar of zeventien een nieuwe schakel in mijn ketting plaatste. Ik kreeg nog een reserveschakeltje mee voor het geval de ketting weer zou breken; in de middle of nowhere in Schotland bijvoorbeeld, en kon mijn weg weer vervolgen.
Door dit zoveelste oponthoud was het al zes minuten over zeven toen ik eindelijk op de camping in Southport aankwam. De receptie van deze camping was echter zes minuten geleden gesloten, en er hing een briefje op het raam dat iedereen die na zeven uur aankwam het op het briefje vermelde telefoonnummer moest bellen. De man die ik aan de lijn kreeg klonk zeer nors, en liet me meteen weten dat ze zo laat op de avond geen nieuwe reserveringen meer aannamen. Dat ik op de fiets was en na 110 kilometer echt niet meer de benen had om nog lang naar een andere accommodatie te zoeken kon hem worst wezen. ‘You’re too late, mate! You should have come in a decent hour. We’re closed for tonight, so I can’t help you. Cheers…’ A decent hour, ofwel een fatsoenlijk tijdstip… De receptie is pas zes minuten gesloten… Het was nog niet eens kwart over zeven ’s-avonds, maar de man klonk zo bot en kwaad alsof ik hem midden in de nacht uit zijn bed had gebeld. Maar hoe dan ook, een plekje op de camping kreeg ik niet.
Van een van de campinggasten die toevallig voorbij kwam kreeg ik het advies door te rijden naar het volgende dorpje, vijf kilometer verderop. Daar zou nog een camping moeten zijn, in een recreatiegebied met de naam Leisure Lakes. Er zat weinig anders op dan dat advies maar op te volgen, en dus reed ik twintig minuten later door een sierlijke poort het recreatieterrein op. Aan mijn rechterhand lag een golfbaan, met een duur uitziend clubhuis. Links lag een roeibaan, en verderop was een keurig verzorgd dagstrand met waterspeeltuin. En toen kwam ik bij het bordje ‘camping’, en zag ik een paar oude trailers en scheefgezakte stacaravans staan…
Maar je moet toch wat, dus ben ik het terrein maar opgereden. Meteen links stond een vervallen gebouw, wat de receptie en tevens het woonhuis van ‘the warden’ bleek te zijn. De receptie was gesloten, maar de campingbaas –type Onslow uit ‘Schone schijn’ – zat op de veranda naast het huis met een blikje bier in zijn handen. ‘Yeah, mate?’ zo begroette hij mij. Ik vroeg of hij nog een plekje voor me had op de camping voor de komende nacht. ‘Sure, mate’, was zijn antwoord. Hij vertelde er wel meteen eerlijk bij dat ik geen sleutel kon krijgen van de douche, omdat alle douches kapot waren. Eerlijk gezegd verbaasde me dat niet veel. Als ik zo keek naar het bevlekte en bezwete onderhemd, dat veel te strak om zijn bierbuik zat, kreeg ik namelijk het idee dat hygiëne op deze camping niet prioriteit nummer een was. Ik kreeg te horen dat ik zelf een plek mocht uitzoeken, ergens in het bos. En dat ik daar maar liefst twaalf pond voor moest afrekenen (ik heb voor zes pond op keurige campings overnacht, met nette, warme douches!). Nadat ik had afgerekend werd ik met een ‘Cheers, mate!’ bedankt voor de financiële bijdrage en kon ik een plekje zoeken voor mijn tent.
Echt vrolijk werd ik niet toen ik om me heen keek. Overal lag troep; uit diverse auto’s die naast caravans of tenten geparkeerd waren klonk veel te luide muziek, en toen ik mijn hoognodige bezoek bracht aan het enige toilet dat geopend was besloot ik dat ik mijn behoefte maar beter in de open lucht kon doen. Het publiek dat op deze camping rondhing viel in de categorie die ze in Amerika ‘White Trash’ of ‘Trailer Trash’ noemen, en zonder me verwaand voor te doen kan ik toch wel stellen dat ik hier enigszins uit de toon viel. Ik heb geen bierbuik. Ik heb geen tattoos. Ik gebruik niet in elke zin minimaal drie keer het woord ‘fucking’ (zoals mijn lieftallige buurvrouw van het tentje dat vijftien meter verderop stond, maar wier beschaafde conversatie met haar dochtertje van vier ik desondanks letterlijk kon volgen), en ik kook op een campinggaz-brandertje, en niet op een open kampvuur (gestookt met hout, maar ook met plastic en oude autobanden) zoals alle andere campinggasten…
In een mist van dichte rook ben ik ongedoucht en wel in mijn slaapzak gekropen. Ik heb (pas voor de tweede keer deze reis) mijn oordopjes gepakt om het lawaai van de autoradio’s en het vele ge-fucking enigszins te dempen, en toen mijn ogen maar dicht gedaan. Nee, zoals gezegd; er zijn dagen waarop alles op rolletjes loopt, maar zo zal deze dag niet de geschiedenis ingaan. Maar van de andere kant; wat maakt het uit dat ik pijn heb aan mijn scheenbeen, en dat mijn ketting gebroken was, en dat ik hier op een vuilnisbelt zit… Het had ook anders kunnen aflopen op de A41. En ik had ook op de bodem van het Shropshire Union Canal kunnen liggen…
Ja, de jongens van Monty Python zongen het al: Always look on the bright side of life… En laat ik daar eens twee voorbeelden van nemen. Een: ik zit dan wel in de rook, maar dat houdt tenminste de muggen op afstand… En twee: de dag is weliswaar nog niet voorbij, maar als ik nu ga slapen kan er niets geks meer gebeuren… Toch…?
Woensdag 03 augustus:
Etappe 19: Southport – Kendal (121,9 km)
Jawel… dat kan dus wel… Om kwart over twee schrok ik wakker. Er was paniek in de tent bij mijn buren, vijftien meter verderop. En omdat inmiddels een van mijn oordopjes uitgevallen was kon ik alles letterlijk verstaan. ‘She’s not here… Where the hell is she?’ riep een vrouwenstem in paniek. Een kinderstem antwoordde: ‘She had to pee mummy, so I told her to do it outside the tent. But maybe she’s gone to the toilet.’ ‘And when the hell was that, Kenny?’ mengde de vader zich in de discussie. ‘I dunno,’ riep Kenny. ‘I fell asleep after she went outside…’ ‘You fucking bloody idiot! You don’t send a fucking four-year-old girl alone into the fucking woods! If something happened to my baby, I’m gonna kill you Kenny, I’m gonna fucking kill you!’ In haar paniek vergat de moeder dat haar zoontje ook niet ouder was dan een jaar of zes. De vader, die zich nog een beetje wist te beheersen, probeerde haar te kalmeren. ‘Now easy, easy… I’m gonna find her… Now where’s my car keys?’
Een paar seconden later startte de man zijn auto en scheen het licht van twee koplampen mijn tentje in. Ik was blij dat mijn tent tussen een paar dikke bomen stond, want ik had er niet veel vertrouwen in dat de man na het kratje bier dat hij die avond had weggewerkt nog goed zou kunnen rijden. Maar misschien was hij ontnuchterd door de schrik, want met hoge snelheid scheurde hij via de smalle paadjes tussen de bomen in de richting van het toiletgebouw met het ene smerige toilet en de kapotte douches, onderwijl zo hard als hij kon de naam van zijn dochter schreeuwend vanuit het raampje. ‘Taylor…! Where are you…! Taylor…!!!’ Aangemoedigd door de actie van de vader stonden nu ook de moeder en Kenny buiten bij de tent mee te schreeuwen. ‘TAYLOR…! TAAAYY-LOOOOOOR!!!! ‘ Tussendoor bleef de moeder maar verwijten maken aan haar zoontje. ‘I’m really gonna kill you Kenny! My god, maybe she’s drowned in the fucking lake... Taylor!!! Or maybe she’s been abducted by some sexual pervert… Taylor!...Taylor…!’
Inmiddels was de gehele camping wakker en werden er overal auto’s gestart. Lichtbundels schoten door mijn tent, en autobanden gierden rakelings langs de scheerlijnen. Na een minuut of vijf riep iemand van verderop uit het bos: ‘She’s here! I found her!’ Meteen ebde de paniek weg, en een voor een keerden de auto’s terug naar de tent of caravan waar ze vandaan kwamen. Een vrouw kwam met Taylor aan haar hand naar de tent van mijn buren. ‘I’m gonna fucking kill you!, riep mijn buurvrouw, nu dat Taylor terecht was. ‘Who? Me…?’ was de enigszins domme vraag van de vrouw die Taylor bij haar moeder kwam afleveren. ‘No, her of course! Walking out in de fucking woods on her own in the middle of the night. I’m so fucking mad at her…’
En met deze liefdevolle begroeting werd de vierjarige Taylor weer in de armen gesloten. ‘I went to the toilet, and then I got lost mummy…’ was haar enige commentaar. ‘Shut your fucking mouth and go to your fucking bed…!’ riep mama haar nog toe. En daarna keerde de rust terug op de camping…
Het zal je niet verbazen dat ik – toen ik om acht uur op de fiets stapte – zo’n beetje de enige was die wakker was. De hele camping lag rustig zijn roes uit te slapen, maar ik wilde hier zo snel mogelijk vandaan. Deze camping was zo smerig dat ik zelfs mijn tanden niet ben gaan poetsen bij het kraantje op het smerige invalidetoilet. Dat heb ik maar bij mijn tent gedaan met het laatste slokje water uit mijn bidon van de dag ervoor. En desondanks verliet ik deze camping met een vieze smaak in mijn mond. Maar dat zal wel komen doordat ik me machteloos voel na het voorval van vannacht. Het liefst zou ik de kinderbescherming inschakelen, maar ik heb geen idee hoe dat hier werkt. Want het liet me niet los. Ik heb tijdens het fietsen regelmatig aan Kenny en Taylor gedacht, en me afgevraagd wat er van die twee onschuldige kinderen terecht moeten komen met zo’n stel ouders…
Het heeft me zelfs zoveel bezig gehouden dat ik eigenlijk niet eens meer weet door wat voor landschap ik vanochtend ben gefietst. Alsof ik een stel oogkleppen op had, zeg maar… Ik enige wat ik nog weet van het stuk tussen Southport en Preston, de eerste grote plaats op de route van vandaag, is dat ik op een gegeven moment op een landweg fietste, waarvan ik in eerste instantie dacht dat die dood liep. Toen ik echter bij het hek aan het einde van de weg kwam, bleek dat ik bij een spoorwegovergang stond, waar ik zelf voor overwegwachter moest spelen. Aan beide zijden van het spoor waren grote hekken, die in principe gesloten waren. Naast de hekken stonden borden met uitleg. Als je het spoor wilde oversteken dan deed je dat op eigen risico. Je moest zelf de hekken open maken en weer achter je sluiten. Op het vergeten te sluiten van het hek stond een boete van duizend pond. Daarnaast moesten alle voertuigen die het spoor wilden oversteken eerst telefonisch worden aangemeld bij de spoorbeheerder. Ik kan me niet herinneren dat ik zo’n constructie ooit ergens eerder gezien heb, en misschien is het daarom wel het enige dat me van de ochtend is bijgebleven.
Bij het binnenrijden van Preston moest ik een bladzijde omslaan in mijn routeboekje. Ik stopte even om die handeling te kunnen verrichten, en vrijwel direct stopte er een man op een racefiets naast me, die dacht dat ik verdwaald was. Hij vroeg of hij mijn routeboekje even mocht zien, en zei toen dat hij me wel naar de andere kant van de stad zou leiden. En zo kreeg ik een persoonlijke gids, die me tijdens het halve uur dat we nodig hadden om de stad te doorkruisen van alles verteld heeft wat er over Preston te vertellen valt. Zo weet ik nu dat de rivier de Ribble, die door Preston stroomt, de enige rivier in Engeland is die in het oosten ontstaan, maar uitmondt aan de westkust. En zo weet ik nu dat de kinderen van Preston zich op tweede paasdag allemaal verzamelen op een heuvel in een van de stadsparken, om er paaseieren vanaf te laten rollen. Vroeger echte eieren, tegenwoordig eieren van chocolade. Ook weet ik nu dat Preston vroeger een welvarende stad was, waar de katoen verwerkt werd die afkomstig was van de plantages in de zuidelijke staten van de VS, maar dat na de Amerikaanse burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij het snel gedaan was met Prestons rijkdom. En ik weet dat Preston een prachtig voetbalstadion heeft (ik heb het met eigen ogen gezien), maar dat ze desondanks vorig seizoen gedegradeerd zijn vanuit The Championship naar de First Division, omdat ze een slechte trainer hadden… Ik heb eigenlijk geen idee wat ik met al die informatie moest, maar ik moet toegeven dat Ian, zoals mijn gids bleek te heten, met al zijn verhalen er wel in slaagde om mijn hoofd op andere gedachten te brengen. Ik keek weer om me heen, en kon weer genieten van wat ik zag. En omdat Ian ondanks al zijn verhalen toch aardig doortrapte, was ik veel vroeger dan ik zelf had ingeschat al tien kilometer voorbij Preston.
Op een T-splitsing een flink eind ten noorden van de stad nam Ian afscheid. Hij ging links, mijn route voerde me naar rechts. Maar voor hij wegreed vertelde hij nog dat ik zo langs een landgoed zou komen waar vroeger het grootste gesticht van Engeland op gevestigd was. Tot voor kort voerde de Sustrans-route die ik tot Lancaster moest volgen over dit landgoed, maar nadat het voormalige gesticht in particuliere handen terecht was gekomen was het landgoed afgesloten voor het publiek. Jammer, want de sluiting van het gesticht betekende voor mij een omweg van bijna tien kilometer waar ik niet op gerekend had. En daarnaast was het gesticht misschien een prima plek geweest om de vader en moeder van Kenny en Taylor eens aan een onderzoekje te onderwerpen…
Ik begrijp wel waarom Ian ervoor gekozen had om op de T-splitsing linksaf te slaan. De route rechtsaf, die ik moest nemen, bleek tot aan Lancaster erg heuvelachtig. Het was regelmatig even op de tanden bijten, maar uiteindelijk kwam ik na dertig kilometer aan bij de plaats die in de Tweede Wereldoorlog vooral naam maakte vanwege de Engelse bommenwerpers die hier werden gebouwd. In Lancaster heb ik bij een grote supermarkt mijn voorraad eten en drinken weer aangevuld, waarna ik via een jaagpad langs een kanaal waar ik de naam niet van weet naar het noorden ben gereden.
Als afsluiting van de fietsdag kreeg ik nog een keer vijftien kilometer heuvels voor de kiezen, en toen ik me daar doorheen geworsteld had stond ik opeens in Kendal voor de receptie van de lokale camping. Wat een genoegen: een echte receptie, waar je vriendelijk ontvangen wordt, waar je een bonnetje krijgt als je betaalt, zodat je overnachting niet als zwart geld in de zakken van een lakse eigenaar verdwijnt, waar je slechts zes pond hoeft te betalen in plaats van twaalf pond, en waar je voor die zes pond ook nog eens een keurig schoongehouden toilet en een heerlijke warme douche krijgt! Eindelijk kon ik de viezigheid van tweehonderddertig kilometer koers en een in alle opzichten smerige camping in Southport van me afspoelen. Ik hoop niet dat ze het me in Kendal kwalijk nemen dat ik bijna een kwartier lang onder een warme straal water heb gestaan…
Donderdag 04 augustus:
Etappe 20: Kendal – Keswick (55,0 km)
Gisteravond heb ik tijdens het inchecken op de camping voor tolk gespeeld. Het Franse gezin dat voor mij aan de beurt was sprak geen woord Engels, en de Engelse eigenaren van de camping spraken geen woord Frans. Op verzoek van de Franse vrouw heb ik geïnformeerd naar de weersverwachting voor vandaag. Die luidde: There will be a lot of rain… Il va pleurir…
Ik moet zeggen, als het gaat om het voorspellen van regen, dan zit het Engelse KNMI er niet vaak naast. Vanochtend toen ik wakker werd kwam de regen met bakken uit de lucht. Ik heb me nog eens tot half negen omgedraaid, maar omdat het toen nog net zo hard regende ben ik toch maar opgestaan. De camping in Kendal beschikte over een wasruimte met wasdroger, en na zes dagen achter elkaar fietsen had ik geen schone fietskleding meer over. Terwijl de wasmachine draaide heb ik in mijn tentje op mijn netbook zitten werken aan mijn reisverslag. En toen de was eenmaal gedroogd en opgevouwen in mijn fietstassen zat heb ik ondanks de regen toch mijn kamp maar opgebroken.
Toen ik vorige week in Bath besloot mijn route drastisch aan te passen, was het Lake District een van de regio’s die ik besloot eruit te gooien. Om vanuit Kendal in mijn geplande overnachtingsplek Keswick te komen, in het hart van het Lake District, moest ik namelijk naar het westen fietsen; niet naar het noorden. En onnodige omwegen; die zou ik gaan schrappen. Toen de campingeigenaar me gisteravond vroeg wat mijn doel voor vandaag was moest ik dat antwoord schuldig blijven. Ik wist wel dat ik zo recht mogelijk naar het noorden wilde fietsen, maar niet precies via welke route en naar welke overnachtingsplaats. De campingbaas keek me doordringend aan en zei toen: ‘If I were to give you any advice, I’d say just go west to Keswick! It’s only thirty miles, there’s a cycling lane along the road, and it’s much easier than the hills that you will encounter when you go straight up north. And besides, the scenery of the Lake District is fabulous! You don’t want to miss the most dramatic part of England, do you?’ Om zijn woorden kracht bij te zetten nam hij me mee naar een man die een paar plekken verderop stond. Ook een vakantiefietser; zij het dat Dave, zoals hij bleek te heten, vanwege zijn handicap (hij miste zijn linkerarm) op een driewielige ligfiets met aanhangwagen reed. Dave was ‘een echte…’ Al sinds begin april onderweg, met inmiddels bijna zevenduizend mijl op de teller! Hij had echt een rondje UK gedaan, en was niet alleen in Land’s End en John o’ Groats geweest, maar ook in andere uithoeken als Dover, Noord-Ierland, de Outer Hebrides, de Orkney eilanden en de Shetland eilanden. Hij was nu op weg naar huis, naar Northampton in the East Midlands. En ook hij benadrukte dat ik het Lake District absoluut niet mocht missen, en dat de heuvels op weg naar Keswick zeker te doen zouden zijn.
En wie ben ik om zoveel expertise tegen te spreken… Dan fiets ik toch maar de route uit mijn routeboekje… Ik trok mijn regenpak aan en ging op weg naar Keswick. Maar ondanks de geruststellende woorden van Dave en van de campingbaas viel het begin toch tegen. Eigenlijk was het te warm om in een regenpak te fietsen; ik kon mijn eigen lichaamswarmte niet kwijt, en dan voelt het net alsof je op de fiets zit tijdens een hevige koortsaanval. Maar misschien kwam dat ook wel omdat de weg de hele tijd gestaag omhoog liep. Want toen ik eindelijk aan de afdaling naar Lake Windermere begon bleek het wel degelijk zeer frisjes te zijn, en dan druk ik me nog zachtjes uit. Ik zat te klappertanden op de fiets, en dat is geen pretje.
Volgens mijn routeboekje zou ik na Lake Windermere pal naar het noorden fietsen, om via de vierhonderdvijftig meter hoge Kirkstone Pass bij het volgende meer uit te komen; het Ullswater. In mijn woonkamer hangt boven mijn eettafel een grote foto van een prachtig meer, met op de achtergrond mooie bergen in een oranjerode avondlucht. Onder de foto staat met grote letters ‘Mel Allen – Ullswater’. Ik heb de foto gekocht bij Ikea, en misschien daarom wel altijd gedacht dat Ullswater ergens in Zweden moet liggen. Dat de fotograaf dan toevallig een Engelse naam heeft… Ja, dat kan. Maar bij het uitzetten van mijn route ontdekte ik dat het Ullswater in het Lake District ligt, en omdat ik elke avond tijdens het eten die prachtige afbeelding zie dacht ik dat het wel leuk zou zijn om het Ullswater eens in het echt te gaan bekijken. En dus had ik in mijn route tussen Ainsdale en Keswick ook dit meer opgenomen. Dat betekende wel dat ik eerst naar de top van de Kirkstone pass zou moeten klimmen (met af en toe weer een stijgingspercentage 20%), dan helemaal zou moeten afdalen naar het Ullswater, om dan via een onverharde bergpas westwaarts in Keswick uit te komen. Een omweg van dertig kilometer, met veel klimmen en waarschijnlijk (in dit regenachtige weer) veel modder op de tweede pas…
Vanuit Ainsdale was de Kirkstone Pass goed te zien. Althans, het onderste deel ervan. Want de top, van waaruit ik een prachtig uitzicht zou moeten hebben op het Ullswater, lag in dichte mist- en regenwolken gehuld. Goed, ik geef het toe… ik was gewoon op zoek naar smoesjes om de grote doorgaande weg naar Keswick te mogen nemen, in plaats van de omweg in uit mijn routeboekje te volgen. Het hellingspercentage van de Kirkstone Pass was te steil… de benen waren niet goed genoeg voor twee beklimmingen… er zou vast te veel modder liggen op de tweede bergpas… Ik zou van bovenaf toch het meer niet kunnen zien… Het regende te hard om foto’s te maken… Ik lag achter met mijn reisverslag, en als ik op tijd op de camping in Keswick was zou ik dat weer wat kunnen bijwerken… OK, noem me een mietje, maar uiteindelijk ben ik gezwicht voor mijn eigen smoesjes en heb ik inderdaad de grote weg naar Keswick genomen. Die bleek overigens nog pittig genoeg, want ook hier zat een stevige bergpas in, al was die lang niet zo steil en hoog als de Kirkstone Pass.
En zo stond ik uiteindelijk al om half vijf op de camping in Keswick, terwijl ik pas om twaalf uur vanuit Kendal vertrokken was. Met slechts vijfenvijftig kilometer was dit een ultrakorte etappe geworden, maar wel eentje waar ik achteraf toch met plezier op terugkijk. Want toen ik Ainsdale eenmaal verlaten had was de regen gestopt en uiteindelijk was de zon zelfs doorgebroken, waardoor ik toch volop had kunnen genieten van de schitterende landschappen. En voor mijn benen voelde deze korte etappe als een rustdag, wat met twee lange etappes naar Lockerbie en Edinburgh in het vooruitzicht zeer welkom was.
Vrijdag 05 augustus:
Etappe 21: Keswick – Lockerbie (110,1 km)
Vandaag zou ik in mijn Long Way Up eindelijk de grens met Schotland passeren. Dat klinkt alsof ik al best ver ben, maar eigenlijk ben ik nu pas halverwege. Toch heb ik naar dit moment uitgekeken, al was het maar omdat ik voor mijn gevoel weer een nieuw land toe ga voegen aan mijn rijtje met bezochte landen. Goed, ik weet ook wel dat ik officieel gewoon in Groot-Brittannië blijf, maar gevoelsmatig ligt dat toch anders. Schotland klinkt om de een of andere reden mysterieuzer dan bijvoorbeeld Engeland. Engeland valt voor mij wel te doorgronden. Ik spreek de taal, weet redelijk wat van de Engelse geschiedenis en vind de meeste gewoonten en gebruiken hier echt niet zo anders dan in Nederland. Maar met Schotland ligt dat anders. Als Schotten Engels spreken moet je vanwege hun accent al je best doen om ze te begrijpen, maar wanneer ze Gaelic spreken (wat vooral in het noorden en westen veel gebeurt) kun je die poging maar beter meteen staken. Aan die keelklanken valt geen touw vast te knopen. Een volk dat leeft van haggis (gevulde schapenmaag) en whisky, dat opgedeeld is in clans die te herkennen zijn aan het patroon op hun kilt, dat als nationale instrument de doedelzak koestert, en dat als nationale sport de highland games heeft met als onderdelen onder andere paalwerpen, bijlslingeren en vrouwsjouwen, dat is toch een volk waar wij als nuchtere Nederlanders weinig van begrijpen. En dat maakt Schotland zo interessant.
Ik heb er inmiddels een gewoonte van gemaakt om zonder ontbijt op de fiets te stappen, en vervolgens bij het eerste tankstation of de eerste supermarkt een sandwich en een kop koffie te kopen. Maar om te vieren dat ik vandaag Schotland zou bereiken besloot ik het vandaag iets uitgebreider te doen. Bij de supermarkt met koffiecorner die zo ongeveer naast de camping lag besloot ik mezelf op mijn laatste ochtend in Engeland te trakteren op een echt Engels ontbijt. Ik zette mijn fiets op slot voor het raam van de koffiecorner en liep naar binnen om mijn scrambled eggs, toast, bacon, sausages, tomato and mushrooms te bestellen. Voor de witte bonen in tomatensaus en de black pudding (gitzwarte bloedworst) heb ik bedankt. Dat gaat zelfs mij te ver. Ik nam er nog een grote kop koffie bij en zocht een tafeltje op van waaruit ik mijn fiets (met alle tassen die er op zo’n moment natuurlijk gewoon nog opzitten) in de gaten kon houden.
Ik had nauwelijks een hap van mijn ontbijt genomen of ik zag een oude man heel langzaam naar mijn fiets toe schuifelen. De man had een vreselijke bochel, en zou zelfs zonder auditie te doen zo worden gecast voor ‘Quasimodo – The Musical’, mochten ze daar in het Londense West End ooit aan gaan beginnen. (En waarom niet? Tegenwoordig wordt immers van alles een musical gemaakt…) Maar uiteraard op voorwaarde dat hij niet zou hoeven dansen, want de arme man kon amper lopen. Aan zijn kleding en uiterlijke verzorging kon je zo zien dat het een zwerver was. Een bedelaar, die zijn schamele bezittingen meevoerde in een oude versleten trolley, die hij achter zich aan trok. Bij mijn fiets bleef hij staan. Hij stak zijn hand uit naar de toptas achter op mijn fiets. Voor een moment dacht ik (vooroordeel?) dat hij van plan was er iets uit te stelen, en ik wilde al opstaan om naar buiten te lopen. Maar toen zag ik dat hij alleen maar voelde van wat voor materiaal die tas gemaakt was. Vervolgens pakte hij weer het handvat van zijn trolley vast en kwam voetje voor voetje naar de koffiecorner, waar hij aan het tafeltje naast me ging zitten. Hij knikte me vriendelijk toe, en haalde toen een plastic zakje tevoorschijn uit zijn binnenzak, waarin een heleboel muntjes van een en twee pence zaten. Het leegde het zakje op de tafel en begon de muntjes te tellen. Toen hij dat twee keer gedaan had hoorde ik hem iets murmelen over vier pence, waarna hij alle muntjes weer terug in het zakje deed en teleurgesteld opstond. Ik had medelijden met de oude man. Het was duidelijk dat hij iets wilde kopen, waar hij net te weinig geld voor had, dus vroeg ik hem wat hij nodig had. ‘Four pence for a small cup of coffee’ was zijn antwoord. Hij kwam omgerekend een stuiver tekort.
Ik heb een pond uit mijn portemonnee gepakt en aan de oude man gegeven, en tegen hem gezegd dat hij daarvan maar een grote kop koffie moest kopen. Dankbaar schuifelde hij naar de counter, waar hij echter gewoon een klein kopje koffie bestelde. Terug aan zijn tafeltje haalde hij uit zijn andere binnenzak een ander plastic zakje, en stopte daar het wisselgeld in dat hij bij de kassa terug had gekregen. Ongevraagd legde de man mij uit dat hij aan het sparen was voor een nieuwe trolley, en dat hij alle geld dat hij met bedelen kreeg eerlijk over de twee zakjes verdeelde. Het ene zakje was voor de dagelijkse behoeften als eten en drinken, het andere zakje voor zijn nieuwe trolley. Hij wilde er eentje kopen die honderd procent waterdicht was, en daarom was hij zo geïnteresseerd geweest in het materiaal van mijn fietstassen.
‘Weet je,’ zei de oude man tegen me, ‘jij en ik zijn eigenlijk hetzelfde. Allebei weten we ’s-morgens niet waar we ’s-avonds slapen. En allebei moeten we overal waar we gaan al onze bezittingen meeslepen. Alleen… Jij kiest ervoor… En ik heb geen keus…’ Ik moet bekennen dat ik mezelf tijdens deze vakantie nooit als zwerver gezien heb, maar in dit opzicht had de man wel gelijk. Ik heb hem nog een pond voor zijn nieuwe trolley gegeven, en ben toen opgestaan en weer op mijn fiets gestapt. Rondzwervend op weg naar mijn onbekende slaapplek van vanavond…
Vanuit Keswick heb ik via een flinke klim met prachtige uitzichten het Lake District achter me gelaten, en stond ik al om twaalf uur vijftig kilometer verderop in Carlisle, de laatste stad op Engels grondgebied. Daar heb ik in een stadspark mijn lunch gegeten, waarna ik vertrokken ben voor de laatste kilometers tot de Schotse grens. Die bleken nog niet zo eenvoudig, omdat er door de aanleg van een nieuwe rondweg om Carlisle niets meer klopte van mijn routeboekje. Ik heb zeker een uur rondgecirkeld, voordat ik uiteindelijk toch maar de grote weg genomen heb naar Longtown en de Schotse grens.
De eerste indruk van Schotland was nogal winderig. Vanochtend had ik tussen Keswick en Carlisle de stevige westenwind nog schuin in de rug gehad, waardoor ik regelmatig snelheden haalde van tegen de dertig kilometer per uur. Nu ik echter naar het noordwesten toe moest had ik die wind schuin tegen, en samen met de vele heuvels in dit borderland zorgde dat ervoor dat ik lang niet meer zo gemakkelijk vooruit kwam. Desondanks kwam ik al om vier uur aan in Lockerbie, de eerste grotere Schotse plaats op mijn route, en tevens mijn overnachtingsplek voor vandaag.
Lockerbie is natuurlijk vooral bekend geworden vanwege de terroristische aanslag op de Pan-Am Boeing 747 Clipper Maid of the Seas, die op 21 december 1989 boven deze stad door een bom uit elkaar gereten werd en neerstortte op een woonwijk. Toen ik mijn route uitzette werd ik natuurlijk ook aan dit feit herinnerd, en – nadat ik reeds mijn fietsroute had beschreven – heb ik toch eens opgezocht waar dat Pan-Am toestel precies is neergekomen. Dat bleek boven op een aantal huizen aan de straat ‘Sherwood Crescent’ te zijn, een zijstraat van de straat ‘Sherwood Park’, waar ik sowieso doorheen zou komen. En onwillekeurig ben ik in het voorbijgaan die ‘Sherwood Crescent’ toch maar eens in gefietst. Ik had gelezen het toestel een krater van veertien meter diep in de grond geslagen had, en daarbij elf huizen totaal had verwoest. En dan is het ergens toch onwerkelijk dat daar nu helemaal niets meer aan herinnert… De krater is weer opgevuld, en links en rechts van de straat staan doodnormale huizen, zoals die door heel Groot-Brittannië staan. Slechts twee huizen herkende ik van de foto’s van de ramp, die waren toen maar licht beschadigd. Alle andere huizen waren nieuw, als je huizen van twintig jaar oud tenminste nieuw kunt noemen. En nergens stond een standbeeld, of gedenkplaat, of anderszins een herinnering aan deze vreselijke gebeurtenis. Het was gewoon een straat als alle andere…
Toen ik Lockerbie aan de westelijke rand weer verliet (mijn camping lag tussen Lockerbie en de volgende plaats Lochmaben in) kwam ik langs het gemeentelijke kerkhof. Langs de weg stond een bord met de tekst ‘Garden of Remembrance’ (Tuin der Herinnering) met een grote pijl naar de begraafplaats. En hier werd wel uitgebreid stil gestaan bij die vreselijke dag in 1989. Toen ik voor het monument stond met alle namen van de 270 slachtsoffers van de aanslag werd ik toch wel even stil. Complete gezinnen; complete families; jong en oud; zelfs een baby van pas twee maanden… In een ruk waren al die levens weggevaagd omdat het regime van Khadaffi zonodig aan Amerika moest laten zien dat Amerikaanse gevechtsvliegtuigen niets boven Libië te zoeken hadden… Een vliegtuigongeluk kan altijd gebeuren, maar opzettelijk zoveel verdriet en ellende aanrichten… Pure waanzin…! Onwillekeurig gingen mijn ogen omhoog van de lijst met namen naar de lucht boven Lockerbie. En hoewel die lucht blauw was, waarin zelfs de condensstrepen van een passerend vliegtuig goed te zien waren, zag die lucht er opeens toch heel dreigend uit…
Etappe 22: Zaterdag 06 augustus:
Lockerbie – Peebles (86,2 km)
Heel erg nat. En heel erg koud. Mag ik het daarbij laten…?
Nee, ik zal volledig zijn, al valt er over vandaag eigenlijk niet zo veel te vertellen. Toen ik vanochtend opstond was de wind gelukkig gaan liggen. Ik dacht nog dat het daardoor vandaag iets gemakkelijker zou worden dan gistermiddag, totdat de campingeigenaar me vertelde dat het een hele natte dag zou gaan worden. Er was regen verspeld. Veel regen. En rond tea time (ik had eigenlijk geen idee hoe laat dat precies zou zijn) zou die Schotland bereiken.
Uiteraard ben ik toch op de fiets gestapt. Vandaag zou ik naar Edinburgh rijden, waar ik morgen een rustdag neem. En mocht het inderdaad gaan regenen, dan zal de camping in Edinburgh vast wel een wasmachine en een droger hebben voor mijn vieze natte kleren.
Ik ben eerst naar Lochmaben gereden, waar ik bij de lokale supermarkt mijn sandwiches en jus d’orange-ontbijtje heb gekocht. Bij de kassa stond een standaard waarin de ochtendbladen van vandaag werden aangeboden. De ‘Lockerbie Standard’ opende met de kop dat de druk van het rebellenleger op Khadaffi steeds verder toeneemt. Ze zijn hem hier dus nog niet vergeten…
Hoewel ik hier nog in de Schotse Laaglanden zit, begon de dag na Lochmaben met een lange klim. Tijdens deze klim hoorde ik weer hetzelfde geluid dat ik tijdens de zevende etappe ook gehoord had: een aanlopende achterband. Het was nog te ver tot Edinburgh om dit probleem te negeren, dus heb ik mijn fiets maar weer langs de kant gezet om de achterband van de velg te halen en er opnieuw op te leggen. Terwijl ik hiermee bezig was zag ik plotseling een heleboel kleine vliegjes over mijn benen kruipen. Nee he! Midges! Ik heb snel de anti-insectenspray uit mijn toilettas gehaald, maar kon daarmee niet voorkomen dat ik in tussentijd al zeker dertig keer gebeten werd.
Midges houden niet van regen, maar ik denk dat ze nog snel even hun slag wilden slaan voordat ze hun schuilplaats moesten opzoeken. Want nog voordat ik klaar was met de reparatie van mijn fiets begon het te regenen. Stevig te regenen. En die regen voelde goed koud aan. Ik heb desondanks alleen mijn regenjas aangetrokken, want fietsen met een regenbroek aan vind ik vreselijk. Dat doe ik alleen als het echt niet anders kan.
Achteraf bleek dit een hele domme beslissing. Want hoewel ik het niet in de gaten had, werden mijn spieren steeds kouder. Ik kreeg steeds moeilijker de pedalen rond, en zat op een gegeven moment ‘vierkant’ te trappen. Ik had eigenlijk geen controle meer over mijn benen. Toen ik in Innerleithen kwam was het nog maar dertig kilometer tot Edinburgh, maar ik besloot dat het genoeg geweest was. Het was simpelweg te koud en nat om nog verder te fietsen. Ik heb even gezocht naar een hotel, wat in Innerleithen alleen teleurstellingen opleverde. Alles zat vol! Maar langs de grote weg, vijf kilometer verderop in Peebles, vond ik wel een hotel.
Zelden heb ik zo gretig ja gezegd tegen zo’n aftands hotelletje. Mijn kamer stonk vreselijk naar chloor, maar dat zal waarschijnlijk geweest zijn om de rottingslucht van de vloerbedekking op de badkamer (!) te verdoezelen. Toen het meisje van de receptie me de kamer liet zien was ze volgens mij zelf ook verbaasd dat ik zonder blikken of blozen zei dat ik die kamer heel graag wilde hebben. Ze vroeg me even mee terug te lopen naar de receptie, om de gastenregistratiekaart in te vullen. Dat was met van de kou verkrampte vingers overigens nog een heel karwei. Daarna heb ik snel al mijn tassen naar binnen gebracht, de Zwarte Santos met het kettingslot in de stromende regen aan een hek geklonken, mijn kleren uitgetrokken en ben ik onder de douche gestapt. En daar ben ik zeker twintig minuten blijven staan. Daarna heb ik twee truien over elkaar aangetrokken en ben ik onder het dekbed gekropen. Ik had het nog steeds koud!
Pas na anderhalf uur begon mijn lichaamstemperatuur weer een beetje normaal te worden. Ik had in ieder geval weer gevoel in mijn vingers, dus heb ik mijn netbook gepakt om liggend onder de dekens weer een stukje achterstand in het reisverslag weg te werken. En zo ben ik blijven liggen tot zeven uur, toen ik in het restaurant een hapje ben gaan eten. Voor zo’n aftands hotel was de keuken verrassend goed, en met een heerlijk avondmaal kreeg deze dag dan toch nog een positieve wending.
Zondag 07 augustus:
Etappe 23: Peebles – Edinburgh (35,1 km)
Het is de hele avond blijven regenen. En het is de hele nacht blijven regenen. En tijdens het uitgebreide Schotse ontbijt vanochtend regende het nog steeds…
Ik was eigenlijk dan ook stomverbaasd dat ik al na vijf kilometer fietsen mijn regenpak uit kon trekken. Het was droog! Nou ja, droog… Doordat ik gisteren op zoek naar een hotel van mijn route was afgeweken, moest ik nu via de grote weg naar Edinburgh. Terug naar Innerleithen, om daar de kleine weggetjes weer op te pikken, was te ver om. Maar het nadeel van de grote weg was dat met elke auto die me passeerde er een grote wolk fijne waterdruppeltjes over me heen werd geblazen. Maar toch was fietsen zonder regenpak fijner. Ik reed vandaag in lange broek, en met daaroverheen ook nog eens een regenbroek was gewoon te warm. Het is ook nooit goed…
Het stukje naar Edinburgh was eigenlijk zo gepiept. Na slechts dertig kilometer reed ik onder de ringweg door die de stad omsluit. Omdat volgens de weersvoorspellingen er nog heel veel regen aan zou komen, heb ik even gezocht naar een hotel of bed & breakfast. Maar alles zat vol. Uitgerekend dit weekend was in Edinburgh Fringe Festival begonnen; een van de grootste festival-evenementen van de wereld. Elke dag zijn er op meer dan 250 plaatsen in de stad optredens van muzikanten, acrobaten, stand-up comedians, kunstenaars, dansers, en ga zo maar door. En vooral de openingsweken, waarin traditioneel de militaire taptoe plaatsvindt, trekt veel publiek. Ik begreep al snel dat een accommodatie met vier muren en dak vinden een haast onmogelijke klus zou worden. Dus ben ik toch maar naar de camping gereden, waar ik net op tijd mijn tent had staan voordat de volgende regenbui van 12 uur lang weer begon. Een groot deel van die bui heb ik uitgezeten in mijn tent, terwijl ik lekker aan mijn reisverslag zat te werken. En al tijd tijd bleef het maar kletteren op het tentzeil.
Nee, tot dusver doet Schotland nog niet erg zijn best om de vooroordelen te ontkrachten… Het is er altijd koud en nat…
Maar een vooroordeel over de Schotten kon ik vanavond wel overboord zetten. Schotten staan bekend als zuinig. Wat zeg ik? Ik kan beter zeggen als ronduit vrekkig. Dagobert Duck is van Schotse komaf, dus dat zegt genoeg… Maar tijdens mijn diner in het restaurant naast de camping werd ik tot drie keer toe uitgenodigd door de oude man aan de tafel naast mij, die erop stond mij op een drankje te trakteren.
En toen ik mijn diner achter de kiezen had ben ik toch maar op de uitnodigingen van John ingegaan. John was een echte Schot. Hij was trots op zijn roots (hij kwam uit een adelijke familie, die in de zeventiende eeuw rijk was geworden met het smokkelen van Hollandse jenever…) en hij was trots op het feit dat hij van de Hebriden kwam, in het westen van Schotland, waar Gaelic de voertaal is. John was negenentachtig, had vrolijke pretoogjes boven een iets te rode neus en een volle witte baard. Hij stelde me voor aan zijn vrouw Wendy; drieënnegentig lentes jong en hun tafelgenoot Steven uit Dublin in Ierland.
Al snel bleek dat Steven het echtpaar ook pas sinds vanmiddag kende. Steven woonde sinds een paar jaar in Edinburgh, en runde daar een boekwinkeltje. John had een serie boeken bij hem besteld, en die was Steven vanmiddag op zijn fiets in de stromende regen af gaan leveren. Toen hij als een verzopen katje bij John en Wendy voor de deur stond werd hij uitgenodigd voor een kop thee, en van het een kwam het ander. Toen John even ertussenuit kneep om buiten een sigaret te gaan roken, vertelde Steven dat ze nu twee flessen rode wijn, een fles witte wijn, een halve fles cognac, een whisky en drie Ierse koffie's verder waren, en dat hij er niet onderuit gekomen was om de uitnodiging van het echtpaar om met hen te dineren in The Stables Bar te accepteren. 'Can you believe I only met them this afternoon...?' vroeg hij me met waterige ogen. Toen John weer een rondje gaf bestelde Steven een zwarte koffie. 'Just black?', vroeg John verontwaardigd. 'You're an Irishman for God's sake!' Vervolgens draaide hij zich om naar de ober en zei: 'For the Dutchman only a beer, for the Irishman an Irish coffee, with a double brandy of course, and for the young lady and myself another whisky...'
John kon prachtige verhalen vertalen, maar regelmatig kon hij niet uit zijn woorden komen. 'Oh, this old age,' zei hij dan, of hij gebruikte zijn andere uitvlucht 'English is only my second language. I'm a native Gaelic speaker, and I'm proud of it!' En iedere keer weer reageerde Wendy dan met 'Don't blame your age or the fact that you speak Gaelic. So do I, and I'm four years older than you... You should blame it on the whisky...'
Gelukkig ging de pub om elf uur dicht, want ik geloof dat ik anders net als Steven nooit meer weggekomen was. Toen ik John bedankte voor de drankjes keek hij me gemaakt beledigd aan en zei: 'Never thank a Scotsman for his hospitality. I should thank you, that you honored us with your company!' Voor de deur van de pub heb ik afscheid genomen van het drietal, en met de grootste moeite John ervan weten te overtuigen dat ik vanavond ondanks de regen wel in mijn tentje zou slapen. Zijn aanbod om bij hen thuis op de bank te slapen was goed bedoeld, maar ik weet zeker dat ik dan nooit van mijn leven in John o' Groats gekomen zou zijn...
Of dat nu wel gaat lukken weet ik over zes dagen. Ik hoop dat mijn volgende verslag dan ook vanuit het noordelijkste puntje van het Verenigd Koninkrijk komen zal...
We'll meet again,
Etienne
-
08 Augustus 2011 - 17:01
Maaike:
Hi Etienne, g'day mate,
Wat een belevenissen allemaal weer! Geweldig leesvoer hoor!
Wat hebben die Britse dames toch met jou? Er zijn toch veel aangenamere manieren te verzinnen zich in je armen te storten?!
Van het moeilijke Liverpools naar het Gaelic... het wordt steeds onverstaanbaarder. Ooit, lang geleden had ik tijdens een talencursus in Brighton les van een docent uit Liverpool. Hij droeg steevast een wit-blauw-gestreept t-shirt en een jeans-tuinbroek met opgerolde pijpen. Zijn kapsel was een kopie van de zanger van Simply Red. Een heel typisch mannetje, maar wel een met verschrikkelijk veel humor. Sommige mensen vergeet je nooit, of zou het zijn accent zijn?!
Maar goed, nu het Gaelic. Een uitdaging op zich, lijkt me!
Wat een leuke opmerking van je vader: "....voor als je eens écht ver gaat fietsen...". Heb je daar überhaupt al eens over nagedacht? Of heb je een soort van verlanglijstje paraat?
Maar nu eerst nog een aantal mooie dagen voor de boeg. Het slotstuk! Ik wens je weer veel succes en veel plezier, maar vooral weer veel bijzondere ontmoetingen met bijzondere mensen!
De afgelopen dagen hoorden wij steevast Nana Mouskouri's "Gutenmorgen, gutenmorgen. Gutenmorgen Sonnenschein" bij het zwembad uit de luidsprekers galmen. Een vrolijker of toepasselijker deuntje kan ik even niet verzinnen. Ik hoop dat je het droog houdt! Eén troost: ik las vandaag dat het in Nederland kouder is momenteel dan op de Noordpool. Dat wil toch ook best wat zeggen, niet?!
Zet 'm op, Etienne! Maak er weer wat moois van!
Liefs,
Maaike -
13 Augustus 2011 - 21:24
Henk Peeters:
Dag Etienne,
Wederom schitterende verhalen, ik zal ze missen als het schooljaar weer begonnen is!
Ben zelf ook in het Lake District geweest (niet op de fiets maar toevallig wel verbleven in Carlilse) en kan beamen dat dit (natuur)gebied een van de mooiste van GB is. Prachtige vergezichten onder een vaak toch dreigende hemel.
Etienne het gaat je goed, houd moed en voldoende energie om je reis te voltooien.
Mvg,
Henk Peeters
-
14 Augustus 2011 - 17:15
Nicole Janssen:
Hi kilometervreter :)
Wij hadden wel al ge-smst met elkaar, maar ik had nog niets gelezen van jouw verslag van dit jaar. En nu loop ik dus hopeloos achter.
Vanmiddag heb ik gelezen, even één aflevering dacht ik nog. Nu heb ik er toch 4 achter de kiezen. Voordeel? Ik ben nu over de helft. Nadeel? Hele zondagmiddag voorbij. Maar ja... ik wil wel bij zijn tegen de tijd dat jij klaar bent.
Dan zal ik deze week maar even een eindsprintje inzetten om de eindstreep te halen vanuit mijn luie stoel.
Ik vind het super wat jij presteert en ik geniet van de geweldige wijze waarop je ons laat delen in jouw belevenissen. Ik geniet van jouw reisverslag.
Tot gauw, veel veilige kilometers.
Dikke kus Nicole -
14 Augustus 2011 - 19:53
Herman En Lily:
Hallo Etienne,
Vandaag kregen we je sms, dat je de Schotse noordkust bereikt hebt.
Nog een kleine 50 km en dan heb je je einddoel John o`Groats gehaald!
Zolang kunnen wij niet wachten, en
daarom hebben wij vanavond alvast een lekker wijntje op je prestatie`s gedronken.
Met het volste vertrouwen, dat de laatste kilometers ook gaan lukken, zullen we dat morgenavond met alle plezier nogmaals doen!
Morgen volgt de finale etappe.
Voor ons natuurlijk een super gevoel.
Voor morgen wensen we je nog mooie uurtjes op de fiets en geniet van de mooie omgeving.
We verheugen ons al op de prachtige foto`s, die in de toekomst op onze computer voorbij zullen komen!
Liefs, pap en mam
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley