Into the wild (deel 1)
Door: etiennehuijten
Blijf op de hoogte en volg Etienne
15 Augustus 2011 | Verenigd Koninkrijk, Wick
Mission accomplished!
Het zit erop… Tweeduizendachthonderdzesenveertig komma vier kilometer nadat ik in Tilburg de voordeur achter me dicht trok zit in Wick in een hotelletje, en kijk ik terug op een reis die me vanuit Harwich via Londen naar Land’s End bracht, en die vanmiddag om kwart over twee in John o’ Groats officieel eindigde. Ik mag me nu ook End-to-Ender noemen, al zijn er mensen die daar zo hun twijfels over hebben. Maar daarover later meer…
Dat ik nu in Wick zit (zo’n 30 kilometer ten zuiden van John o’ Groats), heeft alles te maken met het feit dat ik hier morgenvroeg al om 8.12 uur de trein neem naar het zuiden. Wick stelt niet veel voor, maar het heeft tenminste een stationnetje; en dat is iets dat je van John o’ Groats niet kunt zeggen. John o’ Groats heeft eigenlijk helemaal niets, behalve dan die beruchte X-factor waar ik in mijn inleiding al over geschreven heb, en waar letterlijk busladingen bejaarden op afkomen.
Toen ik vanmiddag te midden van vijf touringcars vol grijze haren en rollators ruzie stond te maken met de fotograaf bij het wegwijzer-bord naar Land’s End (dat leg ik verderop nog wel uit), besefte ik dat ik met John o’ Groats eigenlijk het verkeerde eindpunt van mijn reis gekozen had. Het echte eindpunt – en het echte einde van het land – lag drie kilometer verderop naar het oosten, bij de vuurtoren op de kaap van Duncansby Head. Toen ik even later in de stromende regen bij die vuurtoren stond – ver weg van de toeristenkermis bij de wegwijzer van John o’ Groats – toen heb ik even in alle rust MIJN momentje genomen…
Want ik heb het volbracht! Een loodzware tocht, mag ik wel zeggen. Veel zwaarder dan ‘Rome’ vorig jaar; zowel fysiek, maar door vervelend nieuws vanuit het thuisfront in de laatste week zeker ook mentaal. En hoewel ik hier en daar wat concessies heb moeten doen aan de route die ik vooraf had uitzet, ben ik er toch trots op dat ik Land’s End – John o’ Groats volledig op eigen spierkracht heb kunnen doen. Nog steeds baal ik ervan dat ik op weg naar Land’s End tussen Plymouth en Penzance een stuk de trein heb moeten nemen, maar op het traject waar het echt om ging, LEJOG, daar heb ik niet vals hoeven spelen.
Daardoor staat de teller nu op bijna 3000 kilometer. En als ik alle kilometers bij elkaar optel die ik sinds ik anderhalf jaar geleden de Zwarte Santos kocht samen met hem heb afgelegd, dan kom ik (als ik er tenminste de 16 kilometer bij optel die ik overmorgen vanuit het station van Newcastle moet rijden naar de ferryhaven van North Shields) op 8000. In anderhalf jaar! Dat is hemelsbreed gemeten verder dan van Amsterdam naar Beijing!
Dat je – wanneer je zoveel kilometers op de fiets zit – het nodige meemaakt spreekt voor zich. Zo ook in de laatste week van deze reis, waarin ik de weergoden moest trotseren, waarin ik de Highlands moest oversteken, en die helaas begon met een zeer vervelend telefoontje vanuit Nederland. Hier volgt dan de terugblik op de laatste zeven dagen fietsdagen van deze reis.
Take care,
Etienne
Dinsdag 09 augustus:
Etappe 24: Edinburgh – Perth (93,1 km)
Ik weet eigenlijk niet goed of deze informatie wel in een reisverslag thuishoort, maar ik kan er niet omheen om er toch iets over op te schrijven. Toen ik vanmorgen op het punt van vertrekken stond belde mijn moeder, met het niet geheel onverwachte bericht dat mijn oma vanochtend vroeg is overleden. Mijn oma heeft de laatste vijf jaar van haar leven zwaar dement in een verzorgingstehuis doorgebracht, en heeft in die tijd een aantal keren heel slecht gelegen. Telkens krabbelde ze echter weer een beetje op. Tijdens het laatste Skype-gesprek met mijn ouders (de avond voor mijn vertrek uit Land’s End) vertelde mijn vader dat het opnieuw zeer slecht met haar ging, en ondanks een korte opleving in de dagen daarna heeft ze deze keer dan toch eindelijk haar rust gevonden.
Zoals gezegd, het nieuws kwam niet onverwachts. Gisteravond moest ik op het station van Edinburgh de treinkaartjes voor mijn terugreis reserveren, en omdat ik opeens twijfelde of ik wel de juiste datum in mijn hoofd had zitten heb ik mijn ouders gebeld, die ik voor vertrek een kopie van mijn reisschema heb gegeven. Ik had even back-up nodig, omdat ik mijn eigen reisschema in mijn tent had laten liggen, en die stond vijftien kilometer buiten het stadscentrum. Tijdens het telefoongesprek hebben we het natuurlijk ook over de toestand van mijn oma gehad, en daardoor wist ik vanochtend nog voordat ik de telefoon opnam eigenlijk wel waarom mijn moeder belde.
En eerlijk is eerlijk… ondanks dat je het ziet aankomen, en ondanks dat mijn oma de laatste vijf jaar al niet meer de oma was die ik me uit de tijd dat ik een klein jongetje was herinner; het is toch even slikken. Bij het overlijden van mijn ene oma zat ik helemaal alleen in Griekenland, en nu zit ik bij het overlijden van mijn andere oma helemaal alleen in Schotland. En als er dan niemand om je heen is om zo’n moment mee te delen, dan voel je je toch even heel erg eenzaam.
In overleg met, en misschien wel deels op verzoek van mijn ouders heb ik enkele dagen geleden al besloten dat als dit moment zou komen, ik toch gewoon mijn reis af zou maken. Voor een buitenstaander klinkt het misschien een beetje gek, maar ik heb zo mijn redenen – die ik hier verder niet wil noemen – om toch weer op de fiets te stappen en door te gaan. Met tranen in mijn ogen, dat wel natuurlijk. Ik ben weer opgestapt voor de eerste drukke kilometers door het centrum van Edinburgh. Op de automatische piloot voor wat betreft de route en het overige stadsverkeer, en met mijn gedachten bij mijn eigen moeder, en bij de oma waar ik als kind altijd tussen de middag mocht overblijven en dan steevast na het eten een kaartspelletje mee speelde.
Dat ik toch op de fiets zat had ook wel iets troostends. Op de fiets kan ik heel goed nadenken, maar ook heel goed mijn hoofd leegmaken en alles om me heen helemaal loslaten. Helemaal nergens aan denken. En de dingen accepteren zoals ze zijn. Het is moeilijk uit te leggen aan niet-fietsers, maar de combinatie van inspanning en ontspanning op de fiets zorgt ervoor dat ik door kan met mijn leven. Ik haal er kracht uit in moeilijke momenten. Dat was zo na mijn kanker, en dat was ook vanochtend zo. En dus ga ik door. Met leven. Met fietsen. Met de herinneringen aan vroeger. En met mijn reisverslag.
Want ja, ondanks het nieuws van vanochtend probeer ik toch te blijven genieten van wat ik doe. En genieten kon ik in ieder geval weer een beetje toen ik zo’n twintig kilometer ten noordwesten van Edinburgh aankwam in Queensferry. Hier liggen twee van de meest imposante bruggen van Groot-Brittannië; de Forth Road Bridge en de Forth Rail Bridge. Beide bruggen overspannen de Firth of Forth, een ruim twee kilometer brede zeearm die de grens vormt tussen zuid- en midden-Schotland. Vandaag zou ik via de Forth Road Bridge het water in noordelijke richting oversteken; over een week kom ik via de Rail Bridge (die eigenlijk veel mooier is) weer terug, als ik op weg ga naar de ferryhaven van Newcastle.
Nadat ik een flink aantal foto’s van de beide bruggen had gemaakt ben ik weer op de fiets gestapt en naar de oprit van de van de Forth Road Bridge gereden. Daar aangekomen bleek het fietspad rechts van het wegdek (dat was de kant waar de Sustrans-route die ik aan het volgen was langs liep) te zijn afgesloten in verband met onderhoudswerkzaamheden. Op de slagboom die het pad afsloot hing een bordje: ‘Cycling lane closed. Cyclist should use the pedestrian tunnel and the cycling lane at the other side of the bridge’. Leuk… Want om de voetgangerstunnel onder het wegdek door te kunnen nemen, moest ik eerst een steile trap af, en aan de andere kant van de tunnel weer een steile trap omhoog. En met een fiets met bepakking gaat dat niet zo gemakkelijk… Een van de werklui keek geamuseerd toe hoe ik al mijn tassen van mijn fiets haalde, en deze vervolgens een voor een via de trap naar beneden bracht. Als laatste was mijn fiets aan de beurt. Omdat de tunnel nog best lang was, heb ik – toen ik de Zwarte Santos eenmaal ook onder aan de trap had staan – alle tassen maar weer op mijn fiets gehangen en ben onder de hoofdrijbanen van de brug door gelopen. Aan de andere kant van de tunnel mocht ik het hele kunstje nog eens herhalen, maar nu moest ik alles via de trap naar boven sjouwen. Op het moment dat ik al mijn tassen weer bevestigd had en weer op mijn fiets wilde stappen om mijn reis te vervolgen, kwam er een gele Ford Transit van de onderhoudsploeg aanrijden. Het zijraampje ging omlaag, en het lachende gezicht van dezelfde werkman die me aan de andere kant bij het afdalen van de trap had staan observeren verscheen. ‘You know mate, next time you should use the normal road tunnel under the bridge, that would be much easier for you than the pedestrian tunnel with all those stairs…’ Fijn… dat had ie ook wel eens eerder kunnen zeggen…
Het is overigens maar goed dat de meeste automobilisten in een rijdende auto zitten wanneer ze de Forth Road Bridge oversteken. Want als ze zouden voelen hoeveel deze brug meebeweegt met de wind en het verkeer, dan zou driekwart van de mensen er geen gebruik meer van durven maken. Ik kan mij de aardbeving nog goed herinneren waar Limburg in 1992 door getroffen werd (met een kracht van 5.8 op de schaal van Richter), maar ik durf rustig te stellen dat de grond onder mijn voeten toen niet zoveel bewoog, als toen ik vandaag midden op de brug stil stond om een foto van de Firth of Forth te maken, en er achter mij een vrachtwagen geladen met staalplaten passeerde. En hoewel ik weet dat zo’n bouwwerk juist mee MOET kunnen bewegen, was ik toch opgelucht toen ik veilig aan de overkant was.
Het stuk tussen de Forth Road Bridge en de plaats Dunfermline was weinig inspirerend, maar daarna werd ik via een aantal mooie lokale wegen naar een hoog plateau geleid. De klim was geleidelijk, en ik merkte pas hoe hoog ik eigenlijk zat toen ik aan de noordrand van het plateau aan de afdaling mocht beginnen. Die was flink steil, en bood enkele prachtige vergezichten. Tja, de routes die door Sustrans zijn uitgezet zijn niet altijd even gemakkelijk, maar mooi zijn ze (meestal) wel.
Even later had ik in Kinross echter een probleem. Omdat ik nu een andere route door Schotland rij dan dat ik aanvankelijk had gepland, heb ik hier niets aan mijn eigen routeboekjes. Daarom heb ik tijdens de rustdag in Edinburgh op internet een ‘nieuwe’ route op papier gezet, waarbij ik zoveel mogelijk gebruik maak van de bestaande Sustrans-fietsroutes. Al vanuit Edinburgh was ik Sustrans-route nummer 1 aan het volgen; de zogenaamde Noordzeeroute. (Deze loopt door in Frankrijk, België, Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen; dus wie weet, als ik nog eens een keertje wat tijd over heb…). Vanuit Edinburgh was het volgen van die route niet moeilijk geweest. Maar hier, in Kinross, stonden opeens geen bordjes meer.
En dus reed ik niet veel later voor de zoveelste keer deze reis ongepland over een veel te grote en drukke doorgaande weg; deze keer naar Perth. Want daar zou ik vandaag – na bijna 100 kilometer – mijn tentje opzetten. Toen ik om half vijf Perth bereikt had en net voorbij het station reed hoorde ik achter mij iemand driftig bellen op een fietsbel, wat gevolgd werd door stem die riep: ‘Hey you, on the black bike! Wait a second!’ Ik stopte en draaide me om. Een meisje van een jaar of vijfentwintig – op een fiets met zo mogelijk nog veel meer bagage dan ik op de Zwarte Santos heb – kwam naar me toe. ‘Are you going to Edinburgh?’ was haar vraag. Nee meid, daar kom ik dus net vandaan…
De jonge vrouw vertelde dat ze de weg kwijt was, en niet goed wist welke wegen ze moest volgen richting Edinburgh, waar ze vanavond nog naar toe wilde. Dat vond ik niet erg verwonderlijk, want toen ik de kaart zag die in haar stuurtas zat, zag ik daar zelfs Londen op staan! Dan heb je toch niet echt een kaartschaal die geschikt is voor een fietser… Ik heb haar verteld dat ze tot Kinross de grote weg moest nemen, en daarna de Sustrans 1 kon volgen. Maar ik heb er ook meteen bij gezegd dat ik daar al sinds vanochtend negen uur mee bezig was, en dat ze dat dus nooit voor het donker zou halen. ‘If you really want to reach Edinburgh today, I suggest you take a train. There’s the train station, you see’, opperde ik nog. Het meisje keek me echter aan alsof ik zojuist iets heel erg smerigs had gezegd. ‘I can see on my map that Edinburgh is only an inch away, so it can’t be THAT far…’ was haar tegenargument. Yeah right, lieverd… en Londen is op jouw kaartje slechts tien centimeter verwijderd van Edinburgh, en daar heb ik dan bijna mijn hele vakantie voor nodig gehad!
Na deze ontmoeting met ‘superwoman’ (ik vraag me af waar ze vannacht geslapen heeft; maar vast niet in Edinburgh…) heb ik bij een supermarktje nog snel mijn inkopen voor vanavond gedaan, en toen de camping opgezocht. Nadat ik weer gesettled en opgefrist was heb ik toch nog maar eens gebeld met het thuisfront. Na het nieuws van vanochtend wilde ik uiteraard heel graag weten hoe het met mijn vader, moeder en zus was. In een fijn gesprek hebben we elkaar nogmaals gerust gesteld dat we ons allemaal er wel doorheen slaan, en tevens nogmaals geconcludeerd dat doorfietsen de enige juiste beslissing was.
En daarna heb ik het kleine flesje wijn geopend dat ik eerder die avond in het supermarktje gekocht had, en mezelf in een rode plastic beker een wijntje ingeschonken. Deze is op jou, oma. En op alle fijne herinneringen aan vroeger… Rust zacht…
Woensdag 10 augustus:
Etappe 25: Perth – Pitlochry (66,1 km)
Hoe leg je aan een niet-fietser uit wat er leuk is aan een fietsvakantie? Ik heb eigenlijk geen idee… Waarschijnlijk zou ik nog eerder aan mijn nichtje van vier de relativiteitstheorie van Einstein (die ik zelf niet eens snap) kunnen uitleggen, dan dat ik aan niet-fietsers de fun kan verklaren die ik haal uit het elke dag weer uren op die fiets zitten; mezelf bij tijd en wijle het apezuur trappen, doodmoe op een camping aankomen en dan nog mijn hele huis moeten opbouwen, mezelf dan in een vaak smerige douche opfrissen, en als ik daar dan eindelijk mee klaar ben te midden van hele zwermen midges mijn ‘overheerlijke’ eenpansgerechten van allerlei variaties Spaghetteria koken (die me na een maand inmiddels aardig de neus uit beginnen te komen…). Nee, het plezier dat ik uit een fietsvakantie haal is inderdaad vrijwel niet te verklaren aan een niet-fietser.
Maar nog veel moeilijker is het om uit te leggen wat er leuk is aan het ’s-ochtends wakker worden in een tent, die door de vele regen van die nacht compleet doorweekt is; en die tent vervolgens in de stromende regen in te pakken, en daarna in je regenjas, regenbroek, en regenoverschoenen op je fiets te stappen, terwijl die regen maar onophoudelijk met moessonkracht op je neer blijft beuken. Dat dit ook leuk is, kan ik niet eens aan mezelf wijs maken; laat staan aan een niet-fietser…
Ook dit soort dagen zitten er echter tussen. Dagen waarop je jezelf wel tien keer hardop afvraagt: ‘Waar ben ik nou helemaal me bezig…? Waarom doe ik mezelf deze ellende aan…?’ En vandaag was zo’n dag. Ik heb mijn tent vanochtend alleen maar ingepakt omdat er water in het slaapdeel stond, anders had ik waarschijnlijk het hele boeltje laten staan en me nog eens omgedraaid in mijn slaapzak. Maar nu ik door mijn eigen stommiteit (ik had het buitenzeil niet goed over de binnentent gespannen) een nat grondzeil had kon ik net zo goed vertrekken. Het goot echter zo hard dat ik serieus overwogen heb om in het centrum van Perth – jawel, dezelfde plaats waar ik net van de camping vandaan kwam – een hotelletje te nemen om alles te laten drogen. Maar om nu in mijn reisverslag een dag te beschrijven waarop ik maar vier kilometer gefietst heb, dat is ook nogal zowat…
Uiteindelijk ben ik met tegenzin toch maar doorgereden. Ik heb even moeten zoeken naar de juiste route (vanaf Perth had ik de Sustrans 7 nodig), maar toen ik die eenmaal gevonden had heb ik me voorgenomen in ieder geval tot Pitlochry te fietsen vandaag. Dat zou zo’n vijftig kilometer zijn; niet ver, maar in ieder geval ver genoeg om de komende twee dagen geen al te grote dagafstanden te hoeven rijden om overmorgen Inverness te bereiken. Maar er was doorzettingsvermogen voor nodig. De inn waar ik na 20 kilometer in Bankfoot langs kwam zag er zo warm, droog en gezellig uit… ‘Nee, doorfietsen jongen. Pas in Pitlochry mag je een hotelletje opzoeken…’ Ja, ik kan best streng zijn voor mezelf, als het nodig is…
Gelukkig wist ik vandaag al toen ik mijn tent uit kwam dat ik door de regen zou gaan fietsen, dus had ik me er deze keer wel op kunnen kleden. Dat was een heel groot verschil met de etappe vanuit Lockerbie, vijf dagen geleden. Toen reed ik in korte broek, met verder alleen een shirt met korte mouwen en mijn regenjasje eroverheen. Daardoor was ik na enkele uren fietsen door de regen flink onderkoeld. Maar vandaag heb ik het geen seconde koud gehad. Desondanks leek het me geen goed idee om aan het einde van de dag weer een camping op te zoeken. Mijn tent was doorweekt, en als ik zo naar de lucht keek dan zou er nog veel meer hemelwater naar beneden komen. En hoewel mijn dikke fietsjack en lange fietsbroek nu tegen de regen beschermd werden door mijn regenpak, begonnen die na een uurtje of twee toch ook wel klam aan te voelen. Als ik vannacht in mijn tent zou slapen had ik geen mogelijkheid om mijn warmste kleren te drogen, en met het vooruitzicht van nog veel meer regen de komende dagen en temperaturen van tussen de acht en veertien graden leek me dat niet echt de beste optie. Nee, ik had al lang besloten dat ik in Pitlochry – een van de ‘grootste’ toeristenplaatsen langs de Sustrans 7 – een hotelkamer zou nemen.
Ongeveer anderhalf uur voordat ik in Pitlochry aankwam gebeurde overigens het ondenkbare: de dikke druppels werden eerst langzaam maar zeker kleine druppels, en na verloop van tijd veranderden die kleine druppels in… niets meer. Geen regen! Het was eindelijk droog! Toch heb ik mijn regenkleding aangehouden, puur voor de warmte.
Nu het niet meer regende kon ik eindelijk om me heen kijken. Het was eigenlijk best een mooie route vandaag. Lange tijd voerde die me langs de rivier de Tay, met uitzicht op de groene heuvels van midden-Schotland; toen ter hoogte van Dunkeld over het grondgebied van een groot landgoed met een prachtige Engelse landschapstuin, daarna door een moerasbos, en uiteindelijk langs een groot aantal hooggelegen weilanden die bevolkt werden door honderden schapen en zo mogelijk nog meer wilde fazanten. Uiteindelijk kwam ik zo bij een grote weg, waar een bordje stond dat Pitlochry nog vier mijl rijden was. Helaas miste ik het volgende bordje, waardoor ik even later vier kilometer verderop in het verkeerde dorp stond. Omdat ik in dat dorp geen nieuwe bordjes zag, heb ik aan een voorbijganger de weg gevraagd. En die stuurde me dus weer vier kilometer terug. Dat was balen, want door die onnodige omweg van acht kilometer kwam ik net te laat in Pitlochry aan om de volgende regenbui voor te zijn…
Kletsnat stond ik tegen half vier op mijn dagbestemming bij de receptie van het Westlands Hotel. Ik kreeg een kamer op de eerste verdieping, waar ik tot mijn grote vreugde zelf de verwarming kon regelen. Ik heb de verwarming stevig opgestookt en er mijn klamme kleren overheen gehangen. Zo kan ik morgen tenminste weer in droge kleren van start. Hoe lang die kleren dan droog zullen blijven is overigens nog maar de vraag. Volgens de zeer uitgebreide weersvoorspelling op de teletekst van de BBC komt er namelijk de komende dagen nog heel veel water naar beneden. Voor Schotland wordt een code oranje afgegeven voor wat betreft overstromingsgevaar… En dat betekent dat het zelfs voor Schotse begrippen heel erg nat is…
Overigens zag ik op de BBC ook een uitgebreid verslag over de rellen waardoor een groot aantal Engelse steden momenteel geteisterd wordt. En dan is het toch gek om in dat verslag een flink aantal namen te horen van plaatsen en wijken waar ik de afgelopen weken doorheen gefietst ben. Ik heb niets van de onvrede die er blijkbaar heerste meegekregen, en alles wat ik van de rellen zelf meekrijg zijn de krantenkoppen die ik lees wanneer ik een supermarkt binnenloop.
En toch heb ik het gevoel dat er ergens iets niet klopt in dit verhaal. Engeland staat in brand, maar het hemelbluswater wordt boven Schotland uitgegoten…
Donderdag 11 augustus:
Etappe 26: Pitlochry – Aviemore (102,5 km)
Toen ik vanochtend door het raam van mijn hotelkamer naar buiten keek, was het tot mijn stomme verbazing droog. En tot mijn nog stommere verbazing is dat heel de dag EN de nacht van donderdag op vrijdag zo gebleven…
Het Britse KNMI kan er dus toch naast zitten als het gaat om het voorspellen van regen. Voor vandaag was er langdurige zware regen voorspeld voor centraal-Schotland, voor de ochtend en het eerste deel van de middag. Tegen twee uur zou het een beetje moeten opklaren, maar in de avond en de nacht zouden de hemelsluizen dan weer volledig worden geopend. Nu is het zwaar overdreven om te zeggen dat ik vandaag mooi weer heb gehad; daarvoor waren de loodgrijze luchten en de zwarte wolken die constant boven me hingen veel te dreigend, en daarvoor was het eigenlijk ook te fris. Maar als je ondanks zo’n beroerde weersvooruitzichten je regenpak de hele dag in de tas kunt laten, vijfendertig kilometer verder kunt rijden dan gepland, en ook nog eens ’s-avonds een camping kunt opzoeken in plaats van een hotel; dan mag je in je handjes klappen.
Hoewel de A9 (de grote weg naar het noorden) nooit ver weg was, en de stilte dus helaas veel te vaak verstoord werd door hinderlijk autogeraas, heb ik vandaag toch voor het eerst het gevoel gehad ‘echt door Schotland’ te fietsen. Misschien komt dat omdat ik vandaag de Highlands heb bereikt; het lege en woeste berglandschap waar Schotland zo om bekend staat. Alhoewel, wat is leeg…? Als je de wegenkaart van Schotland bekijkt, dan blijkt dat het onmogelijk is om vanuit Pitlochry recht naar het noorden te rijden. Daar ligt namelijk het nationaal park ‘The Cairngorms’; een ontoegankelijk bergmassief. De enige manier om in het hart daarvan door te dringen is een meerdaagse voettocht over smalle schapenpaadjes, of een ritje per tandradbaan naar de top van de 1245 meter hoge naamgever van het park, de Cairn Gorm. Verharde wegen zijn er niet in dit gebied, en hier mag je Schotland dus inderdaad leeg noemen.
Maar aan de westkant van de The Cairngorms is het voor Schotse begrippen alles behalve leeg. Daar wringen een rivier, de A9, een spoorlijn en de Sustrans route nummer 7 zich door hetzelfde smalle dal in een grote boog om het bergmassief heen naar de Drumlochter Pass. En hoewel deze pas maar 450 meter hoog is, leek het door het laaghangende wolkendek alsof ik veel hoger zat. Vrijwel elke bergtop lag in de mist, en omdat er op de hellingen bijna nergens bomen groeiden was het net alsof ik ver boven de boomgrens zat.
Nee, kleurrijk is dit deel van Schotland zeker niet. Op de donkerbruine berghellingen groeien alleen maar donkergroene grassen en mossen, en donkerpaarse heidestruiken. En omdat er onder het donkergrijze wolkendek nergens een vrolijk zonnestraaltje te bekennen was, leverde deze donkere kleurencombinatie eigenlijk een heel somber landschap op. Somber... Naargeestig... Dreigend... Mysterieus... En misschien wel juist daarom op de een of andere manier ontzettend mooi en indrukwekkend!
Niet lang nadat ik de Drumlochter Pass achter me had gelaten kwam ik op een stuk dat ook in mijn oorspronkelijke route door Schotland zat. Voor ongeveer dertig kilometer kon ik mijn ‘oude’ routeboekje volgen, totdat ik bij het gehucht Etteridge kwam. In de oorspronkelijke planning stond een campingovernachting in Etteridge op het programma, waarna ik in westelijk richting over een onverharde bergpas naar Fort Augustus zou rijden. Van daaruit zou ik dan langs het beroemde Loch Ness richting Inverness gaan. De onverharde bergpas – genaamd ‘General Wade’s Militairy Road’, naar een generaal die er in de achttiende eeuw zijn leger overheen stuurde – zou voor deze fietsvakantie moeten worden wat de Stelviopas was tijdens mijn fietsreis naar Rome: het letterlijke en figuurlijke hoogtepunt van de reis.
Vanaf het moment dat ik deze bergpas in mijn routeboekje heb opgenomen heb ik er echter aan getwijfeld of ik dat nu wel zou moeten doen. De pas is ongeveer 800 meter hoog, en laat zich wat wegdek betreft het beste vergelijken met een onverhard wandelpaadje in de Oostenrijkse Alpen. Althans, dat is wat ik uit de foto’s die ik ervan heb gezien heb kunnen concluderen. Niet echt ideaal om te fietsen dus… Op het ongeveer veertig kilometer lange traject zou ik een stuk of zes beekjes moeten oversteken, waar – als ik het tenminste goed gezien had op Google Earth – geen bruggetjes overheen gebouwd waren. En als je me nu vraagt hoe diep die beekjes zijn…? Geen idee…
Het lijkt misschien gekkenwerk, maar toch wilde ik General Wade’s Militairy Road heel graag fietsen. Of lopen; en mijn fiets duwen, wat veel waarschijnlijker was… Juist het opzoeken van de onmetelijke eenzaamheid in de rauwe natuur; daar naar toe gaan waar bijna niemand komt; de fysieke grenzen opzoeken voor mens en materiaal… Het was alsof ik een engeltje en een duiveltje op mijn schouders had zitten, die onderling vochten om aandacht. Het duiveltje wilde verduveld graag dat ik het avontuur opzocht. Maar het engeltje smeekte me om vooral mijn gezonde verstand te gebruiken en alle risico’s juist uit de weg te gaan. En hoewel de strijd tussen deze twee dus al gaande is vanaf het moment dat ik de bergpas in mijn route heb opgenomen, heb ik nog voor vertrek al besloten dat ik het daadwerkelijk fietsen van General Wade’s Militairy Road zou laten afhangen van het weer en de toestand van mijn materiaal. Deze route was alleen verantwoord bij goed weer, maar zeker niet bij regen of mist.
Toen ik in de buurt van Etteridge kwam heb ik eens links naar de bergen gekeken waar General Wade’s Militairy Road ergens overheen zou moeten lopen. En hoewel het droog was boven het pad waar ik op dit moment fietste, hing er links boven deze bergen een inktzwarte lucht. De dreiging straalde er vanaf. Het duiveltje op mijn linkerschouder zat te mokken, maar het engeltje op mijn rechterschouder kon zijn geluk niet op. Nu een onverharde bergpas nemen was echt onverantwoord. Ik was nog niet vergeten dat de BBC gemeld had dat er voor Schotland een weerwaarschuwing was afgegeven, en dat er overal in dit landsdeel overstromingsgevaar dreigde. Met pijn in het hart heb ik na de zuidkust van Cornwall tussen Plymouth en Penzance (wat ik uiteindelijk per trein heb gedaan), grote delen van Wales (die ik heb ingeruild voor de makkelijkere route door Herefordshire, Shropshire en Cheshire), en de stad Glasgow en de daarbij in de buurt gelegen natuurgebieden van Loch Lomond en The Trossachs (die ik letterlijk links heb laten liggen) nu weer twee hoogtepunten van mijn lijstje geschrapt. Geen General Wade’s Militairy Road, en daardoor ook geen Loch Ness. Nu zal ik nooit weten of Nessie echt bestaat…
Tot groot genoegen van het duiveltje op mijn linkerschouder werd ik even later toch nog gedwongen om een stuk off-road te rijden. Voorbij Etteridge maakte de Sustrans 7-route namelijk gebruik van een fietspad pal naast de A9. En juist op dit deel van de A9 werd flink aan de weg gewerkt, waarbij ook het fietspad niet werd vergeten. Er stond een groot geel bord met de tekst ‘Cycling lane closed from november 2010 till august the 12th, 2011’. Ik vond dat vrij optimistisch, want vandaag is het 11 augustus 2011, en ik geloof nooit dat de Schotse wegenbouwers er in slagen om voor morgen hier een nieuw fietspad aan te leggen. Op dit moment lag er namelijk helemaal niets wat op een fietspad leek. Voor zover ik kon kijken (en dat was een kilometer of twee) zag ik alleen een modderig pad vol kuilen en gaten, met daarin overduidelijk de sporen van zware vrachtwagens en graafmachines op rupsbanden. Dit was niet eens een weg in eerste aanleg: dit was gewoon een moddersloot!
En dus had ik een probleem. Ik kon de A9 op, maar daar werd door het autoverkeer rond de honderd kilometer per uur gereden. Ik kon terug naar Etteridge, en daar alsnog General Wade’s Militairy Road nemen. Of ik kon pretenderen dat er toch een fietspad was en de moddersloot parallel aan de A9 volgen. Andere opties waren er niet; zo weinig wegen zijn er in dit gebied. Ik besloot te kiezen voor de laatste optie, en ben de modder ingedoken. Letterlijk… Al was dat niet opzettelijk… Want nadat ik ongeveer zeshonderd meter met redelijk succes erin geslaagd was om door de modder heen te ploeteren, kwam ik op een gegeven moment in een modderpoel terecht die zo diep was dat mijn achterwiel werd vastgezogen. Alle snelheid was eruit, en stilstaand mijn evenwicht bewaren op mijn fiets kan ik nog steeds niet… en dus heb ik op handen en voeten even voor varkentje gespeeld…
Ongeveer een kilometer verderop werd ik toch gedwongen om de A9 te nemen. Zwaar werkverkeer versperde mijn weg op het modderpad, en als ik niet onder een zware wals terecht wilde komen kon ik toch maar beter het asfalt van de naastgelegen weg opzoeken. Gelukkig was de maximumsnelheid van het autoverkeer hier in verband met de wegwerkzaamheden teruggebracht naar 30 mijl per uur (zo’n 50 km), waardoor ik mij toch iets veiliger voelde toen ik vanaf het talud tussen de oranje pionnetjes door de A9 op reed. De rijstrook tussen de pionnetjes was erg smal, en de automobilist achter mij was zo vriendelijk niet te proberen mij in te halen. Hij bleef rustig achter mij rijden, en vormde zo een prettige buffer voor het achteropkomende verkeer. Gedurende zes kilometer heb ik zo op de A9 een enorme file veroorzaakt, want hoewel de weg licht bergaf liep, bleef mijn tellertje toch steken rond de 28 kilometer per uur.
Toen ik vanochtend vertrok had ik gepland om tot Kingussie te rijden, en daar een hotelletje te zoeken. Omdat het weer echter veel beter was gebleven dan verwacht, ben ik na Kingussie toch maar doorgereden naar de volgende grotere toeristenplaats: Aviemore. Dit met de gedachte dat elke kilometer die ik vandaag ‘droog’ kon fietsen, ik morgen in ieder geval niet in de regen zou hoeven te doen. De vijfendertig kilometer die ik er extra aan vastgeplakt heb gingen door een prachtig landschap, en voor ik het wist had ik Aviemore al bereikt.
Dit bleek een veel grotere plaats te zijn dan ik had verwacht. Aviemore is blijkbaar een van Schotlands belangrijkste wintersportplaatsen, en beschikt daarom over een groot aantal hotels. Toen ik bij een simpel tweesterrenhotel ging vragen of ze nog een kamer vrij hadden, schrok ik toch wel van de prijs. Vierennegentig pond voor een nachtje! Gisteren in Pitlochry heb ik vijfenveertig pond betaald voor een prima kamer in een driesterrenhotel! Ik heb de receptionist vriendelijk bedankt, en daarna bij het lokale Tourist Office maar eens gevraagd of er ook ergens een camping in dit stadje was. Dat leek me toch goedkoper. Uiteindelijk was de camping waarop ik terecht kwam met negentien pond ook niet echt schappelijk geprijsd, maar het scheelde toch behoorlijk met dat hotel. Te midden van een grote zwerm midges heb ik mijn tent opgezet, waarna ik die rotbeesten ontvlucht ben door in het restaurant van de camping een giga-pizza te gaan eten.
-
17 Augustus 2011 - 08:53
Maaike:
Lieve Etienne,
Gecondoleerd met het verlies van je oma. Wat zul jij je eenzaam gevoeld hebben! Je fietstocht lijkt vanaf deze plek nu een eerbetoon aan haar geworden, zeker met de instemming van je familie. Op jouw manier heb je haar zo ook een heel waardig afscheid gegeven!
Veel sterkte, ook voor je familie, met het verlies!
Liefs,
Maaike
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley