Gekkenwerk...
Door: etiennehuijten
Blijf op de hoogte en volg Etienne
29 Juli 2011 | Verenigd Koninkrijk, Bath
Ik heb inmiddels in de gaten dat de route die ik zelf heb uitgezet super mooi is, maar ook veel te veel omwegen bevat; om nog maar te zwijgen over de klimmetjes die erin zitten. Niemand hoeft mij nog wijs te maken dat de Grand Canyon in de Verenigde Staten ligt. Nee, die ligt in Engeland, en heeft op zijn minst veertig tweelingbroertjes… Hoe vaak ik de afgelopen dagen niet aan de overkant van een dal dat weggetje zag liggen dat ik even later volgen moest… En hoe vaak ik daarvoor niet eerst loodrecht naar beneden moest, om vervolgens met een 15% helling aan de overzijde weer omhoog te klimmen… Ik ben de tel kwijt; maar mijn benen spreken boekdelen!
Daarom gun ik mezelf vandaag een dagje rust. Even tijd om de benen te strekken, even tijd om de was te doen, even tijd om Bath te bezichtigen, even tijd om mijn reisverslag te uploaden, en vooral even tijd om een wegenkaart te bestuderen om te zien waar ik wat stukjes kan afsnijden en wat onnodige klimmetjes kan vermijden. Want één ding is zeker. Als ik in dit tempo door ga met kilometers maken zal vroeg of laat de accu leeg zijn en haal ik John o’ Groats nooit. Dit is gekkenwerk…
Maandag 25 juli:
Etappe 11: St. Buryan – Land’s End – Newquay (110,2 km)
Vandaag ben ik begonnen aan The Long Way Up; de lange weg van Land’s End naar John o’ Groats. Bij mijn vertrek van de camping kwamen zeker 12 mensen me heel veel succes en een goede reis wensen. De aardige buurman van de caravan rechts naast me, die me eerder al op Engelse thee getrakteerd had en me het adresje aan de hand gedaan had van de fietsenmaker in Penzance, drukte me nogmaals op het hart voorzichtig te zijn. Ik kreeg eerst alleen een handdruk van hem, maar toen ik op mijn fiets stapte pakte hij me bij beide schouders vast, keek me recht in de ogen en zei: 'I know your parents will probably have said the same to you, but that doesn’t stop me from saying it again: enjoy your trip, but be careful out there my boy. It’s quite an adventure, and it can be really dangerous!' Nadat ik hem nogmaals had beloofd voorzichtig te zijn werd ik onder luide aanmoedigingen uitgezwaaid. Je zou bijna denken dat ik iets bijzonders ga doen…
Maar als ik zelf die illusie al zou hebben, dan werd die na negen zeer mistige kilometers snel aan flarden geschoten. Toen ik aankwam bij Land’s End – het eigenlijke beginpunt van mijn tocht – kreeg ik van de portier bij de parkeerplaats namelijk te horen dat ik al de 18de fietser was die vanochtend hier een foto kwam nemen van het beroemde Land’s End-bord-met-de-wegwijzer-naar-John o’ Groats. Wat me overigens direct opviel was het feit dat al die andere fietsers hooguit één of twee kleine tasjes bagage op hun fiets hadden. Niemand was zo zwaar beladen als ik. Ik kreeg er dan ook de nodige opmerkingen over van andere LEJOG fietsers. Toen die hoorden dat ik zou overnachten in mijn tent in plaats van in comfortabele hotels, en dat ik dit tochtje helemaal alleen doe – zonder dat er een support-auto met warme koffie, hartige snacks en droge kleren achter me aan rijdt – verklaarden ze me allemaal knettergek. Met zoveel bagage LEJOG fietsen, dat vonden ze maar gekkewerk! Maar goed, deze jongens wilden het klusje allemaal in hooguit anderhalve week klaren, en begrepen niet dat het mij er niet om gaat om zo snel mogelijk in John o’ Groats te zijn. Ik wil iets zien onderweg en genieten van al het moois dat het landschap van het Verenigd Koninkrijk te bieden heeft.
Nou moet ik eerlijk toegeven dat het genieten van het mooie landschap vanochtend erg lastig was. Ik heb zelden zo’n dichte mist gezien als hier bij Land’s End. Normaal gesproken is het zo dat als je een foto maakt van het beroemde ‘Land’s End-bord-met-de-wegwijzer-naar-John o’ Groats’, je op die foto tevens een prachtige achtergrond hebt van hoge kliffen met diep daaronder de Atlantische Oceaan. Op mijn foto is die achtergrond echter compleet grijswit. Land’s End deed z’n naam vandaag echt eer aan, want voorbij het einde van het land hield door de zeer dichte mist de wereld op te bestaan.
In die dichte mist ben ik vertrokken naar het noorden, over een weg die bij goed weer een prachtig uitzicht over de kliffen en de oceaan biedt (dat heb ik tenminste voor vertrek op Google Streetview gezien; dus ik weet wat ik vanochtend door de mist gemist heb…). Toen ik net voorbij St. Just was moest ik in een bocht even aan de kant voor een bus die me tegemoet kwam. Het bleek een sightseeing-bus te zijn; een dubbeldekker-cabrio, zoals je die ook vaak in grote steden ziet. Die bus heb ik zaterdag ook al zien rijden. Toen zat het bovendek helemaal vol, wat gezien het prachtige weer en het mooie landschap van Cornwall goed te begrijpen was. Nu was de bus helemaal leeg, op twee passagiers na. De twee die-hards (ik kan niet verklaren waarom, maar ik denk dat het Amerikanen waren) zaten boven in het open gedeelte van de bus, helemaal vooraan, met een verrekijker in de hand. En maar geïnteresseerd naar links en rechts kijken met dat ding… Jammer dat ik die bijzondere dwars-door-de-mist-kijker niet had vanmorgen, want dan had ik wellicht toch kunnen zien waar ik fietste…
Na een kilometer of dertig, in St. Ives, werd de mist opeens een stuk minder dicht, en enkele minuten later fietste ik volop in de zon. Jammer genoeg lag op dit stuk de weg te ver van de kust om van de vergezichten te kunnen genieten. Pas na Hayle kwam ik weer bij de kliffenkust, maar tegen die tijd was de mist ook weer van de partij. Die afwisseling tussen mist en zon bleef doorgaan totdat ik na Portreath definitief landinwaarts reed. Toen verdween de mist als sneeuw voor de zon.
Ik had voor een route door het binnenland gekozen omdat die iets minder heuvelachtig is dan de route direct langs de kust. Helaas heb je op de ruggengraat van Cornwall maar twee opties: of de A30, een grote en drukke weg; of een zigzagroute van kleine verharde en onverharde weggetjes. Ik had voor de laatste optie gekozen, hetgeen betekende dat ik regelmatig stof moest happen op verdroogde tractorpaadjes, die gek genoeg niet geleden schenen te hebben onder de regen en mist die ik gisteren de hele dag in St. Buryan heb gehad. Toen ik op een van die landweggetjes reed kwam ik na een kilometer of twee voorbij een boerderij. Bij het openstaande hek van het erf hing een bordje: 'Trespassers will be shot. Survivers will be shot again…'
'Kijk, daar woont nu nog eens een boer met humor,' dacht ik bij mezelf. 'Daar moet ik een foto van hebben.' Ik stopte om mijn fotocamera uit mijn stuurtas te halen. Maar nog voordat ik de camera had aangezet klonk er vanachter de boerderij een hard geblaf, dat snel dichterbij kwam. Zonder een foto te maken heb ik direct weer de camera in de stuurtas gestopt en ben op de pedalen gestapt. En dat was geen seconde te vroeg! Vanachter de boerderij kwam een vervaarlijk grommende hond dwars over het erf angstaanjagend snel op mij afgestormd. Nu vind ik – sinds ik als jochie van drie door een teckel gebeten ben – alle honden die groter zijn dan een chihuahua al snel angstaanjagend (hoewel, nu ik er over nadenk, volgens mij kan zelfs een chihuahua goed bijten), maar geloof me: dit was echt geen vriendelijk exemplaar! Zijn baas mocht dan misschien gevoel voor humor hebben, maar zijn hond had dat zeker niet! Bij de voorbereiding op deze tocht heb ik een artikel gelezen over wat je als vakantiefietser moet doen wanneer een hond wild op je afstormt. Het schijnt dat je het beste heel rustig van je fiets kunt stappen, de fiets tussen jou en het aanstormde gevaarte in moet houden en heel rustig op de hond in moet praten. Dat zal best kloppen, maar ik vond dit niet het meest ideale moment om te testen of die theorie wel klopt. Mijn methode – zo hard als je kunt maken dat je weg komt – was in ieder geval wel effectief. En het is verbazingwekkend hoe hard je over een slechte veldweg op een fiets met zes tassen kunt racen als je door zo’n monster op de hielen gezeten wordt!
Overigens stond in datzelfde artikel dat het gericht gooien met een steen in de richting van de hond ook effectief zou moeten zijn. Ik zal de volgende keer wanneer ik op onverharde wegen langs boerderijen fiets in ieder geval zorgen dat ik een grote steen bij de hand heb. Hoewel, ik vraag me achteraf gezien af of dat deze keer wel geholpen had. Want bij nader inzien… Was dat bordje wel als grap bedoeld? Ik bedoel maar, als je als boer vredelievend bent naar de toevallige passanten op de openbare veldweg die voor je boerderij langs loopt, dan zorg je op z’n minst dat Nero aan een stevige ketting ligt. Maar als je het niet erg vindt dat Nero een toevallig passerende vakantiefietser met huid en haar verslindt, dan was de tekst op dat bordje misschien ook niet zo onschuldig…
Ondanks het akkefietje met Nero kwam ik gelukkig toch ongeschonden aan in mijn geplande overnachtingsplaats voor vandaag: het surfmekka Newquay. Newquay is een van de grotere plaatsen aan de westkust van Cornwall en beschikt over drie grote campings die tentkampeerders accepteren. Gezien het feit dat ik morgen ruim 130 kilometer voor de boeg heb, wilde ik de camping nemen die het verst ten noorden van het centrum van de stad lag. Dat bespaart me morgen een paar kilometer, en een hele steile helling. Maar die helling moest ik nu dus vandaag omhoog. Ik passeerde de eerste camping en begon aan de klim. Ondanks dat het vandaag minder zwaar was dan verwacht, hakte deze laatste klim aan het einde van de dag er toch in. Ongeveer halverwege de klim passeerde ik de tweede camping. Ook die liet ik links liggen. Ik beet nog een keertje stevig op mijn tanden en zette nog eens aan. Anderhalve kilometer verderop was ik boven op de heuvel, en had ik de camping bereikt waar ik vannacht wilde slapen.
Maar bij het oprijden van de camping begon ik toch wel heel hard te twijfelen. Zelden heb ik zo’n onverzorgde troep gezien. Huur-stacaravans waarvan de ramen en deuren kapot waren, bij de ingang een game-room, waaruit keiharde housemuziek naar buiten schalde, en voor de receptie – een raam achter tralies in een bouwkeet – lagen een stuk of zes stomdronken jongeren op de grond. Wilde ik hier vannacht wel slapen? Nee dus. Ik ben omgekeerd en de heuvel weer tot halverwege naar beneden gereden. De camping die ik net links had laten liggen zag er wel netjes uit. Ik zette mijn fiets aan de kant en liep naar de receptie. Ik vroeg of ze nog een plekje voor me vrij hadden, hetgeen volgens de vrouw achter de receptie zeker het geval was. Ze hadden nog plek zat. Toen de vrouw echter hoorde dat ik slechts een nachtje wilde blijven, veranderde ze van toon. ‘Sorry… bedrijfsbeleid… ik mag alleen maar mensen aannemen die minimaal drie nachten blijven. Tenzij je nu meteen voor drie nachten betaalt; – ook al blijf je maar een nacht – dan kan ik je een plekje geven op onze camping…’ Ik vertelde haar dat ik daar dus niet mee akkoord ging. Wat een flauwekul! Ze konden vijftien pond aan me verdienen door me voor een nachtje toe te laten, of ze zouden helemaal niets verdienen. Want de camping was verre van vol, en het excuus dat het hoogseizoen was en dat daarom de minimum-van-drie-nachten-regel gold was wat bij betreft dus complete onzin. Ik was echt niet van plan om vijfenveertig pond te betalen voor een nachtje op een camping!
En dus stond ik even later weer helemaal onder aan de voet van de heuvel, bij de camping die ik als allereerste was gepasseerd. Op deze camping werd ik gastvrij ontvangen en mag ik vannacht voor tien pond heerlijk slapen. En als ik morgen lekker verder wil fietsen, dan vinden ze dat hier geen enkel probleem…
Dinsdag 26 juli:
Etappe 12: Newquay – Bridgerule (89,9 km)
Al bij de eerste helling van de dag – 150 meter na mijn vertrek vanaf de camping – wist ik dat ik mijn doel van vandaag niet zou gaan halen. In de planning stond dat ik de komende nacht in Little Torrington zou slapen, wat betekende dat ik maar liefst 130 kilometer voor de boeg had. Hiermee zou dit zou de langste etappe van deze week zijn.
Ik was gisteravond op tijd gaan slapen, zodat ik vanochtend al om acht uur op de fiets zat. Bij het ontwaken was ik nog vol goede moed. Gisteren was de etappe ronduit meegevallen. Iedereen die er ook maar iets vanaf wist had me verteld dat Cornwall zeer heuvelachtig is, en dat het bijna ondoenlijk is om meer dan 70 kilometer op een dag af te leggen. Met name collega Joost van Boxtel – die hier zelf ook ooit gefietst heeft – had me meermaals gewaarschuwd de hellingspercentages van Cornwall niet te onderschatten. Toen ik gisteravond na 110 kilometer nog redelijk fris voor mijn tentje aan mijn reisverslag zat, was ik eigenlijk van mening dat Joost maar een watje is. Wat nou, niet meer dan 70 kilometer per dag? Zo zwaar is een beetje fietsen hier nou ook weer niet!
Maar vanochtend merkte ik dat er in de opmerkingen van Joost toch wel een kern van waarheid zat. Sterker nog, Joost had 200% gelijk gehad: als je op de verkeerde hellingen terecht komt, dan is fietsen hier absoluut moordend! Ik zeg het niet graag (ik ben nu eenmaal docent, en docenten zijn per definitie eigenwijs…) maar ik had beter naar mijn collega moeten luisteren. Een route uitzetten van 130 kilometer op een dag, waarbij je om de vijf kilometer een Grand Canyon moet oversteken, is inderdaad gekkenwerk. En daar was ik vandaag – na 150 meter – dus al achter.
De benen wilden simpelweg niet. En dat lag niet aan de conditie, of aan een gebrek aan kracht in de kuit- en dijbeenspieren. Er waren eenvoudigweg te veel hellingen met een te hoog hellingspercentage. Alleen al in de eerste 50 kilometer heb ik zeker 15 keer een waarschuwingsbord gezien dat ik aan een helling begon van 14% of meer. De eerste paar hellingen gingen nog, maar bij Grand Canyon nummer zes of zeven ontploften mijn benen, en geen afdaling kon dat nog herstellen.
Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik vandaag drie van deze hellingen te voet naar boven ben gegaan. Ik noem dat geen vals spelen, want of je nu op de fiets zit of je fiets bij een helling van 18% naar boven duwt; het blijft ongelooflijk zwaar. En in beide gevallen is het toch de eigen spierkracht die ervoor zorgt dat je uiteindelijk boven komt. Alleen gebruik je bij het duwen spieren die je niet gebruikt bij het fietsen, waardoor ik nu door mijn hele lijf spierpijn heb.
Maar lopen of duwen, het maakte eigenlijk niet veel uit. Na 50 kilometer was ik finaal kapot. Ik heb op een rustig weggetje in Bodmin Moor mijn fiets langs de kant gezet, mijn campingstoeltje opengeklapt en een paar broodjes gesmeerd. Zelfs toen de broodjes op waren kon ik me er niet toe zetten weer in beweging te komen. Gelukkig is Bodmin Moor een beetje vergelijkbaar met Dartmoor, waar ik enkele dagen geleden doorheen gefietst ben. En net als in Dartmoor lopen ook hier de paarden, Schotse hooglanders, koeien en schapen vrij rond. Uiteindelijk waren er twee van die schapen voor nodig om me weer op gang te helpen. Toen die beesten op nog geen meter van mijn picknickplek uitgebreid hun behoefte gingen doen wist ik dat het tijd werd om weer op de fiets te stappen.
Na die uitgebreide pauze ging het gelukkig allemaal een stuk beter. Het schitterende landschap van Bodmin Moor zorgde voor de nodige afleiding, en ik was op een soort plateau gekomen, waardoor het aantal steile hellingen drastisch afnam. Een blik op het kompas op mijn fiets was ook bemoedigend. In de richting die ik op moest waren de heuvels duidelijk een stuk lager. En om bij die lagere heuvels te komen moest ik vanuit Bodmin Moor zeker twintig kilometer overwegend dalen. Dat geeft toch weer wat nieuwe energie!
Aan de rand van Bodmin Moor liep de route over het terrein van een voormalige basis van de Royal Air Force. Deze basis is lang geleden gesloten, en het grootste deel van het terrein is inmiddels dicht begroeid met bomen. Een van de voormalige taxibanen was omgetoverd tot doorgaande weg, en daaroverheen mocht ik dus fietsen. De grote open vlakte tussen de twee landingsbanen (bestaande uit deels met gras overgroeide betonplaten) haaks op de taxibaan-weg, was in gebruik als weidegrond voor de eerder genoemde schapen, runderen en paarden, die in Bodmin Moor vrij rondlopen. Er stonden geen hekken omheen, waardoor een deel van de dieren midden op de landingsbanen stond te grazen. Tot mijn verbazing stond er bij het begin van die banen een waarschuwingsbord, waarop stond dat het betreden van de landingsbanen levensgevaarlijk was in verband met startende en landende vliegtuigen. Vreemd, zouden die banen dan toch nog in gebruik zijn? Inderdaad, daar hangt een windzak, en die zal er toch niet voor niets hangen… Opeens werd ik opgeschrikt door het geronk van de motor van een kleine Cessna. Het toestel kwam van rechts laag aanvliegen, vloog op een hoogte van een meter of 10 voor me langs en landde vervolgens op de landingsbaan die aan mijn linkerhand lag. De paarden die rustig midden op de baan stonden te grazen renden verschrikt alle kanten op. Maar ja, zij kunnen die waarschuwingsborden natuurlijk ook niet lezen…
Na de vliegbasis begon mijn route inderdaad steeds meer te dalen. Omdat de echt steile klimmetjes vanaf dat moment niet meer voorkwamen, heb ik alles bij elkaar na de picknick-lunch er nog eens bijna veertig kilometer extra uit weten te persen, maar toen waren de benen dan ook echt op. Joost had gelijk, alles boven de zeventig kilometer is waanzin in dit gebied. Toevallig kwam ik langs een camping, waar ik mijn tent heb opgezet en in mijn stoel ben geploft. Met negentig kilometer op de teller ben ik vandaag veertig kilometer minder ver gekomen dan gehoopt. Als troost mag ik op deze camping genieten van een prachtig uitzicht op Bodmin Moor aan de ene kant, en op de ondergaande zon in de Atlantische Oceaan aan de andere kant.
En hoe ik morgen die veertig kilometer weer goed moet maken? Joost mag het weten…
Woensdag 27 juli:
Etappe 13: Bridgerule – Simonsbath (109,6 km)
Shit happens… Als ik vandaag iets niet kon gebruiken – ik wilde immers meters maken – dan waren het darmklachten. Maar halverwege de dag zat ik dubbel gebogen van de krampen op mijn fiets. En geloof me, dan zijn 5 kilometer naar de dichtstbijzijnde pub ongelooflijk lang…
Maar laat ik bij het begin beginnen. Vanochtend werd ik wakker onder een stralend blauwe hemel. Ik heb me aangekleed, mijn tanden gepoetst, mijn spullen ingepakt, en ben op de fiets gestapt. Geen ontbijtje deze keer. Ik was gisteren vergeten om brood te kopen, dus moest ik met een lege maag vertrekken. Een paar slokken water, en een Isostar fruitreep, daarop moest ik de eerste kilometers wel kunnen overbruggen.
Na een kilometer of tien kwam ik in Holsworthy bij een supermarkt. Ik heb er een nieuwe voorraad drinken ingeslagen, alsmede twee kant-en-klare sandwiches en een schaaltje druiven. Voor meer heb ik helaas geen plek in mijn fietstassen. Omdat ik de parkeerplaats van de supermarkt niet echt een gezellige ontbijtplek vond, ben ik eerst nog een kilometer of twee doorgereden, voordat ik op een stil fietspad een bankje tegenkwam. Daar heb ik mijn sandwiches – bacon met ei – en een flesje verse jus d’orange paraat gemaakt. Langer dan 20 minuten zullen die sandwiches dus niet uit de koeling zijn geweest, voordat ik ze opgegeten heb.
Aanvankelijk ging het na het breakfast-on-the-road prima. Hoewel het landschap wederom erg heuvelachtig was, kon ik vandaag grotendeels een kant-en-klare fietsroute volgen. Deze door Sustrans uitgezette route vermijdt zoveel mogelijk onnodig klimmen en dalen, wat voor mijn benen na de inspanning van gisteren zeer welkom was. Helaas zijn die Sustrans-routes niet overal van even goede kwaliteit. Direct na de supermarkt in Holsworthy wees een routebordje met een grote drie erop naar een fietspad dat over een voormalige spoorwegbedding was aangelegd. Langs dit fietspad stond het bankje waarop ik mijn ontbijt genuttigd heb. Toen ik even later mijn weg vervolgde, kwam ik na een kilometer of vijf erachter dat Sustrans weliswaar vol goede bedoelingen fietsroutes probeert aan te leggen, maar dat het geld bij deze organisatie ook niet oneindig is. Dwars over het keurig geasfalteerde fietspad stond een hek, met een klein poortje aan de linkerzijde. Op het poortje stond weer een Sustrans-routemarkering, met een pijl rechtdoor. Op het moment dat ik door het poortje ging veranderde de ondergrond van asfalt (dat er aan de gitzwarte kleur te zien nog niet zo heel erg lang lag) in grind. Ook geen probleem, daar kom ik ook wel doorheen… Een kilometer of zo verderop was het echter ook met het grind gedaan. Hier was Sustrans duidelijk zonder geld komen te zitten, want behalve het oppakken van de spoorwegbielzen was er hier niets met de spoorwegbedding gedaan om het fietsers ook maar enigszins gemakkelijk te maken. Sustrans was wel nog zo aardig er een bordje bij te zetten met de tekst: ‘Let op, tijdelijk wegdek’, maar toen ik een kilometer of twee later aan het einde van dit stukje Road to Hell kwam had ik het gevoel alsof al mijn tanden uit mijn mond gerammeld waren, en had ik voor het eerste deze reis serieus zadelpijn!
Na nog wat klimmen en dalen over stille landweggetjes kon ik bij Sheepwash opnieuw de oude spoorwegbedding oppakken. Hier was het wegdek al een heel stuk beter. Het eerste deel was nog onverhard (maar wel goed te doen), later werd het pad zelfs keurig geasfalteerd. Vanaf Little Torrington tot in Barnstaple (zo’n 40 kilometer) liep het pad – dat hier de Tarka Trail genoemd wordt – met vals plat licht naar beneden. Dankzij een aantal bruggen en een oude spoorwegtunnel hoefde ik alleen maar op mijn fiets te blijven zitten en een beetje bij te peddelen. Klimmen was nergens nodig. Je zou dus zeggen dat ik hier fluitend overheen gefietst ben.
Maar helaas, halverwege de Tarka Trail (genoemd naar de otter Tarka, die de tragische hoofdrol speelt in een beroemd Engels boek, en die volgens de verhaallijn in dit gebied geboren zou moeten zijn) begon ik last te krijgen van maagkrampen. Waar die vandaan kwamen mag Joost weten. De sandwiches had ik al zeker drie uur lang achter de kiezen, en hadden tot dusver geen problemen veroorzaakt. De druiven had ik nog niet aangeraakt, dus ik had geen idee waardoor mijn maag zo van streek was. Nu heb ik voor dit soort noodgevallen een rol wc-papier in mijn bagage. (Op campings heb je die niet nodig, daar wordt hier in Engeland altijd keurig voor gezorgd). Maar daar waar ik de afgelopen dagen soms het idee had dat ik alleen op de wereld was, daar was het fietsen op de Tarka Trail bijna hetzelfde als fietsen door de Kalverstraat in Amsterdam. Het was hier ontzettend druk! Voor het eerst deze reis heb ik constant andere fietsers om me heen gehad, en dan heb ik toch teveel schaamte om lekker ongedwongen langs de kant van de weg op mijn hurken te gaan zitten en de natuur zijn werk te laten doen. Het waren misschien maar vijf kilometer die ik met samengeknepen billen op mijn fiets gezeten heb, maar het waren wel de langste kilometers van de hele reis tot dusver! Wat was ik blij toen ik bij het binnenrijden van Bideford een cafeetje zag, waar ik me direct in het kleinste kamertje heb teruggetrokken. Tja, een fietsvakantie bestaat nu eenmaal niet alleen uit flierefluiten. Soms horen er ook ongemakken bij.
Met een enorm gevoel van opluchting ben ik vervolgens weer op de fiets gestapt richting het twintig kilometer verderop gelegen Barnstaple. De Tarka Trail liep hier vlak langs de kust, waardoor er geen metertje hoogteverschil in zat. Eindelijk kon ik eens gas geven, ware het niet dat ik heel alert moest zijn op fietsende gezinnen en wandelende senioren, die het pad hier massaal bevolkten. Het deed me een beetje denken aan de nachtmerrie van de Bodensee-radweg van vorig jaar. Die vergelijking gaat niet helemaal op, want Engelsen kunnen gelukkig wel beter fietsen dan Duitsers. Ze stoppen tenminste niet op de meest onlogische plaatsen en ze weten hoe ze hun stuur recht moeten houden.
Nee, het grootste gevaar van de Tarka Trail zat ‘em in de wandelaars, en dan met name in de loslopende honden, die die wandelaars per definitie bij zich lijken te hebben. Wat is dat toch met Engelse honden? Wat bezielt die beesten om altijd vlak voordat ik ze voorbij rijd recht voor mijn wielen te springen. Zijn die dieren hier nu echt zo suïcidaal? Alle andere dieren die ik tot dusver tegengekomen ben – katten, muizen, fazanten, paarden, koeien, konijnen, herten en complete kuddes schapen – slaan allemaal op de vlucht als ik eraan kom; zelfs als er een groot hek tussen de weg en hun sappige weiland zit. Maar de Engelse honden niet. En helaas heeft een Jack Russell dat vandaag met een aanrijding moeten bekopen. Zijn baasje was nogal kwaad op me, maar wat kan ik eraan doen? Ik knijp al stevig in de remmen als ik loslopende honden zie, en probeer er rekening mee te houden dat ze wel eens gekke dingen zouden kunnen doen. Maar als een hond op het laatste moment voor mijn wielen springt kan ik hem ook niet meer ontwijken. Gelukkig scheen de schade voor het beest mee te vallen, maar ik had niet verwa cht dat uit de mond van een keurig geklede Engelse gentleman op leeftijd zoveel onbehoorlijke verwensingen konden komen…
Gelukkig viel er op de Tarka Trail ook nog wel wat te lachen. Het is dat ik weet dat Hyacinth Bucket (pardon, het moet natuurlijk worden uitgesproken als Bouqee) maar een karakter is in de Engelse comedyserie Schone Schijn… Maar anders had ik durven zweren dat ik haar samen met haar man hier op de fiets ben tegengekomen! Vlak voor Barnstaple reed ik met een lekkere rugwind langs het water, toen er vanuit de andere richting een ouder echtpaar naderde. De man – een heel iel ventje – fietste voorop, gekleed in beige broek, een tweed jasje en een paars vlinderstrikje. Dat zag er al niet uit in combinatie met de oude krakende racefiets waar hij op zat. Maar wat erachteraan kwam was helemaal fraai. Een zeer gezette dame, in een blauwe bloemetjesjurk en met een grote hoed op die niet zou misstaan bij de hoedjesparade op Prinsjesdag, zwalkte met een hoofd als een tomaat achter het iele ventje aan. In het voorbijgaan hoorde ik haar zeggen: ‘Henry, now do slow down! What will people think when they see me suffering like this on a bicycle…?’ Hoewel ik de rest van haar geweeklaag niet kon horen, durf ik er bijna mijn hoofd om te verwedden dat er nog iets achteraan kwam in de trant van ‘People of our social class should be riding horses; not bicycles! What if the vicar sees me now…?’
Gelukkig ervaar ik rijden op een tweewieler niet als een verlaging van mijn sociale klasse, en dus genoot ik van de laatste kilometers tot aan Barnstaple. Daar aangekomen stond ik voor een dilemma. Vanaf het fietspad langs het water had ik al lang gezien dat na Barnstaple een aantal zeer hoge heuvels opdoemden, die de voorbode vormden van het nationaal park Exmoor. Dat ik het vandaag niet zou redden tot bij mijn oorspronkelijk geplande camping was wel duidelijk. Ik had gisteren immers veertig kilometer te weinig afgelegd, en bij een etappe die reeds honderdtien kilometer lang was volgens de planning zou ik die veertig kilometer extra er niet zomaar even bij kunnen nemen. Maar wat moest ik nu doen? Barnstaple had geen campings, en om hier nu al om half vier ‘s-middags een Bed & Breakfast te nemen vond ik ook zonde van de tijd. Maar de eerst volgende campings lagen pas voorbij Exmoor, meer dan vijftig kilometer verderop. En Exmoor zelf is dermate dun bevolkt dat het maar de vraag is of er ergens een accommodatie voor de nacht te vinden is.
Ik besloot eerst maar eens wat inkopen te gaan doen, en bij de grote Tesco-supermarkt heb ik bij de koffiecorner met een broodje kip-pesto en een verse jus nog wat energie ingeslagen. Toen ben ik de naastgelegen Halfords-vestiging ingelopen in de hoop dat zij een goede wegenkaart van Groot-Brittannië hadden. Ik heb namelijk alleen maar mijn eigen routeboekjes bij me, en als ik van die route wil afwijken of stukken wil afsnijden heb ik eigenlijk geen idee hoe ik fietsen moet. Wegenkaarten had Halfords niet, maar per toeval kon ik er wel een nieuw tankje Campinggaz op de kop tikken, wat ook hard nodig was. Maar zonder goede wegenkaart van het gebied zat er niets anders op dan mijn eigen route te volgen, en dus stond even later het zweet weer drie lagen dik op mijn voorhoofd tijdens de klim naar de hoge moerassen van Exmoor. Zoals verwacht was de route schitterend, maar ook weer loodzwaar. Met een gangetje van zes tot tien kilometer per uur wurgde ik mezelf naar boven. Ondertussen tikte de tijd langzaam weg en begon de zon aan de horizon gevaarlijk te zakken.
Ik meende mij uit mijn Capitool-reisgids te kunnen herinneren – die ik in verband met het gewicht maar thuis gelaten heb – dat de plaats Simonsbath een goed uitgangspunt was om Exmoor te verkennen. Die plaats moest ik dus zien te bereiken, want daar zou dan waarschijnlijk wel een Bed & Breakfast of Inn te vinden zijn. Toen ik om half acht zwaar bezweet en helemaal kapot in Simonsbath aankwam, bleek dat echter niet meer dan een minuscuul gehucht te zijn. Wonderbaarlijk genoeg was er echter wel een hotel, hoewel dat – gezien de Mercedessen, Jaguars en BMW’s voor de deur waarschijnlijk niet voor mijn portemonnee was weggelegd. Maar je weet maar nooit, dus ben ik toch maar eens bij de receptie gaan vragen… Voor 250 pond kon ik de bruidssuite krijgen; de enige kamer die volgens de receptionist nog vrij was. Nou… nee, bedankt! Al zou ik de hele nacht moeten doorfietsen, maar dat ga ik niet betalen voor een slaapplaats!
Op goed geluk ben ik vanuit Simonsbath vertrokken richting het 35 kilometer verderop gelegen Minehead, de eerste grote plaats na Exmoor, en tevens een populaire badplaats. Daar moest wel accommodatie te vinden zijn. En wie weet, misschien kom ik onderweg nog wel iets anders tegen. En zowaar: een kilometer of vij buiten Simonsbath stond langs de weg een bordje: ‘Warren Farm, B&B accommodation’. Er stond een pijl bij naar de toegangsweg links, die achteraf gezien dik drie kilometer lang bleek en een stevige afdaling en een nog stevigere klim bevatte. Uiteindelijk kwam ik bij een grote boerderij, waar ik op het erf met het nodige geblaf begroet werd. Deze keer was er niet een Nero, maar een stuk of acht… Gelukkig kwam de vrouw des huizes op het geluid af, en maande de honden tot rust. Voor dertig pond had ze nog een kamer voor me: de master-bedroom, met ligbad en vier paarden pal voor mijn raam. Ik voelde me direct helemaal thuis!
Donderdag 28 juli:
Etappe 14: Simonsbath – Bath (138,4 km)
Om acht uur vanochtend schoof ik aan voor het ontbijt in de keuken van Huize Warren. Normaal gesproken kregen gasten een plaatsje in de woonkamer om te ontbijten, maar omdat die op dit moment verbouwd werd zat ik nu dus aan de keukentafel, pal naast het ouderwetse houtgestookte fornuis waarop mevrouw Warren mijn eitjes en bacon bakte. De overige gezinsleden liepen in en uit. Vader Derk kwam even een paar boterhammen smeren. Op een paar dikke plakken zelf gebakken brood smeerde hij een dikke laag ketchup. Verder niets. Grappig om te zien, die ontbijtgewoonten in andere landen. Dochter Rebecca , een knappe verschijning van zeventien lentes jong, hield het bij een yoghurtje: ‘I don’t wanna end up as fat als all those citygirls!’ Zoon Richard van tweeëntwintig kreeg het full English Breakfast, compleet met de witte bonen in tomatensaus, gebakken worstjes, eieren, champignons en aardappelpartjes. Richard moest aansterken. In slecht verstaanbaar Engels vertelde hij dat hij afgelopen maart een zwaar ongeluk had gehad toen hij als jockey aan een paardenrace had deelgenomen. Hij was van zijn paard gevallen en dermate ongelukkig terecht gekomen dat hij tien dagen in coma had gelegen. Toen hij daaruit ontwaakte bleek een groot deel van de linkerhelft van zijn lichaam verlammingsverschijnselen te vertonen. Intensieve therapie had ervoor gezorgd dat hij inmiddels weer normaal lopen kon, hoewel zijn evenwicht nog niet helemaal hersteld was. En hoewel ik dus moeite had om hem te verstaan, bleek zijn spraak ook al met sprongen vooruit gegaan. Zijn behandelende artsen en fysiotherapeuten verwachtten dat Richard uiteindelijk helemaal zou herstellen, maar dat hij daar zeker meer dan een jaar voor nodig zou hebben.
Toen Richard hoorde dat ik bezig ben om van Land’s End naar John o’ Groats te fietsen, reageerde hij meteen door tegen zijn moeder te zeggen dat dat het eerste is wat hij gaat doen wanneer hij helemaal hersteld is. Richard zal al vol plannen van wat hij straks allemaal wil gaan doen, en volgens mevrouw Warren had hij dat niet van een vreemde. Haar vader – en dus Richard’s opa – had op zijn veertigste kanker gekregen. Ook zaadbalkanker. Net als ik. Ook hij was ervan genezen, en daarna allemaal dingen gaan doen waarvan veel andere mensen alleen maar dromen, zoals in zijn geval het beklimmen van de Kilimanjaro. Gekkenwerk, noemen sommige mensen dat. Maar onder andere Richard, zijn opa, en Dennis (de rolstoelfietser zonder benen die ik de eerste dag ontmoet heb) weten dat tegenslagen in het leven ook nieuwe energie en nieuwe verlangens los kunnen maken, en dat het ontzettend belangrijk is om de dingen te doen in je leven die je echt wilt doen, in plaats van er alleen maar over te dromen. En daar kan ik zelf natuurlijk ook een aardig woordje over meepraten. Zonder mijn eigen ziekte was ik nu waarschijnlijk nooit op het onzalige idee gekomen om het gekkenwerk te ondernemen dat Land’s End – John o’ Groats heet…
Tegen negen uur zei ik de familie Warren vaarwel en zat ik weer op de fiets. Op aanwijzingen van mevrouw Warren heb ik mijn eigen routeboekje gelaten voor wat het was, en de grote weg genomen, eerst naar Minehead, en daarna naar Bridgwater. Inmiddels ben ik erachter dat de A-wegen op mijn routekaartje weliswaar redelijk druk zijn, maar desondanks zijn ze goed te doen, zolang ik maar op de roze A-wegen blijf. De groene A-wegen op mijn kaartjes vallen in de categorie A303, zoals ik die bij Stonehenge heb gehad. Daar wil ik voor geen goud nog eens op terecht komen. (Overigens: deze opmerking is speciaal voor Maaike: A-wegen zijn hier geen echte snelwegen. Snelwegen zijn de Motorways, die worden aangeduid met de letter M, en daar mag je uiteraard ook niet fietsen. Maar op de A-wegen mag dat wel. En die A-wegen zijn er in alle soorten en maten. Van single-track wegen met om de vierhonderd meter een passeerhaven in Schotland tot de drukke semi-snelwegen waar je zeventig mijl per uur mag rijden. De kunst is dus vooraf te bepalen hoe veilig een bepaalde A-weg is).
Het grote voordeel van het gebruik van een A-weg is dat ik kilometers maken kan. Het schiet lekker op, vooral omdat deze wegen veel meer de contouren van de dalen volgen en me dus niet zoveel laten klimmen. Hierdoor was ik al om een uur in Bridgwater, en had ik al ruim zeventig kilometer op de teller staan. Na Bridgwater werd het landschap voor twintig kilometer zowaar Hollands: compleet vlak!
Ik begon net een beetje te wennen aan gemiddelde snelheden van rond de twintig kilometer per uur toen ik in Cheddar aankwam. Cheddar staat wereldwijd bekend om zijn kaas, waarvan McDonald’s een plakje toevoegt aan elke verkochte Cheeseburger. In Engeland zelf staat Cheddar echter vooral bekend vanwege de Cheddar Gorge, een nauwe kloof in de heuvelrug The Mendips. Om in Bath te komen, mijn bestemming van vandaag, zal ik op de een of andere wijze die Mendips moeten oversteken, en – hoe gek het misschien ook klinkt – een van de minst steile manieren om dat te doen is de weg te volgen die dwars door de kloof naar boven loopt.
De Cheddar Gorge is een echte toeristenattractie. Aan de voet van de klim vind je talloze restaurantjes, een Cheddar-kaasboerderij, een Somerset-cider-fabriek, en diverse outdoor-bedrijfjes die grottentochten, hikes, of klim- en abseilexcursies aanbieden. Op een van de terrasjes heb ik nog een cola gedronken, en toen ben ik begonnen aan de klim naar boven. In het onderste deel van de kloof, waar deze het nauwst is, kwam ik langs een parkeerplaats waar net een oudere man uit zijn auto stapte. Hij keek me afkeurend aan en riep: ‘That’s the stupidest thing i’ve seen anybody doing for a long time’. Op dat moment dacht ik nog dat hij dat als een grapje bedoelde. Even later reed hij me in zijn auto weer voorbij, en parkeer in de volgende bocht. Vanuit zijn raampje riep hij me weer iets toe toen ik hem passeerde. ‘Well, well, mister tough guy. Trying to show off how strong you are? I’ll bet you won’t make it past the next bend, and then you’ll turn around and go back to your mommy crying!’ Wat was dat nu weer voor een belachelijke opmerking? Ik fiets hier niet omdat ik indruk wil maken op anderen, maar omdat ik nu eenmaal de Mendips moet oversteken en daarbij het liefste ook nog een beetje wil genieten van een mooi landschap.
Over het algemeen was de Cheddar Gorge niet echt steil. Ik schat gemiddeld vier tot zes procent, met twee iets zwaardere stukjes. Ik had net zo’n zwaar stukje gehad, toen ik bij een parkeerplaats kwam. Daar zette ik mijn fiets aan de kant omdat ik toch een paar foto’s wilde hebben van de kloof. Ik stond echter nog niet naast mijn fiets of de bemoeial in zijn Honda kwam er weer aan. ‘ See, I told you that you can’t do this. Out of breath, aren’t we? Ah, poor you! Showing off where people can see you, and here, where there is no-one else around, you’re whimpering like a little dog! You’re pathetic!’ Nou, het enige wat ik zielig vond (voor mezelf, niet aan mezelf…) was het feit dat ik me gigantisch begon te ergeren aan deze idioot, waardoor ik amper nog kon genieten van de prachtige en pure natuur om me heen. Ik vraag me echt af wat ik deze man misdaan heb. Van kinderen op de basisschool kun je pestgedrag verwachten. Dat hoort helaas een beetje bij de leeftijd. Maar dat een man van rond de zestig mij hier zo lastig moest vallen… Ik vraag me af wie van ons tweeën de zieligerd was.
Ik heb geprobeerd de man te negeren, en nadat ik een paar foto’s genomen had ben ik weer op de fiets gestapt. De kloof werd nu een stuk breder en minder steil, waardoor ik met een kilometer of twaalf per uur goed omhoog kwam. Plotseling hoorde ik een auto naderen, die me echter niet passeerde. De auto bleef achter me hangen, terwijl er genoeg ruimte was om me voorbij te gaan. Ik keek over mijn schouder om mijn vermoeden te bevestigen. En jawel hoor, de Honda van de vervelende man reed weer achter me. Hoewel ik er inmiddels half op rekende schrok ik toch toen hij plotseling hard en langdurig toeterde. Hij kwam naast me rijden, opende zijn raampje en riep me weer iets toe. Ik kon niet alles verstaan, maar het zinnetje ‘You’re causing a queue,’ was me wel duidelijk. Inderdaad begon er langzaam een file te ontstaan, maar ik ben van mening dat ik daar niet de belangrijkste veroorzaker van was. Ondanks dat er inmiddels een stuk over zeven auto’s achter de Honda zaten, bleef de man stapvoets naast me rijden, waarbij hij steeds verder naar links kwam. Hij was bezig om me heel langzaam van de weg te drukken. Met mijn rechterhand heb ik hard op het dak van zijn auto geslagen en door het raampje geroepen dat hij op moest rotten. Of de man soms bang was dat ik zijn auto zou beschadigen weet ik niet, maar plotseling gaf hij gas en verdween de Honda om de bocht. Vlak voor die bocht ben ik links een zijweggetje ingeslagen, waarna ik de pestkop niet meer heb teruggezien.
Tja, sommige mensen noemen een fietsvakantie gekkenwerk. En als het spreekwoord ‘Soort zoekt soort’ op waarheid berust, dan moet ik mij na deze ontmoeting met de Honda-man en de aanvaring met de dorpsgek vorig jaar in Toscane toch ernstig zorgen gaan maken…
Eenmaal boven op het plateau had ik nog dertig kilometer voor de boeg. Opnieuw dertig kilometers met veel klimmen en dalen. Een snelle berekening leerde me dat ik nooit voor half acht in Bath op de camping zou zijn. Ik heb in twee dagen tijd in een zeer heuvelachtig landschap bijna 250 kilometer afgelegd. En voor morgen staat er weer een lange etappe op het programma, via Bristol en de Severn Bridge naar Wales. Tijd om Bath te bezoeken – vanwege de vele prachtige gebouwen na Londen de meest bezochte toeristenplaats van Engeland – zou er niet zijn. Zoveel kilometers per dag, en nauwelijks tijd om iets te bezichtigen; deze fietsvakantie begint steeds meer op werken te lijken…
Daarom heb ik besloten dat ik in Bath mijn tentje twee nachten laat staan. Dan heb ik tijd genoeg voor een citytrip, maar ook om ergens een wegenkaart op de kop te tikken waarmee ik mijn route dus een beetje aan kan passen. Als ik John o’ Groats wil halen zal ik concessies moeten doen. Ik kan niet heel Groot-Brittannië zien en tegelijkertijd ook nog tijd overhouden om ’s-avonds een beetje uit te rusten en weer te herstellen voor de volgende fietsdag. Ik zal jammer genoeg een aantal omwegen die ik door Wales en Schotland heb gepland moeten laten vallen; anders wordt deze vakantie echt gekkenwerk… En ik wil hoe dan ook voorkomen dat ik over dertig jaar als een gefrustreerde zestiger achter het stuur van een Honda zit en onschuldige vakantiefietsers het leven zuur maak.
Als afsluiting van deze update blik ik nog even terug op de laatste woorden van mijn vorige verhaal. Ik verwees naar een uitspraak van Forrest Gump over een doos chocolaatjes, en was benieuwd wat er voor mij in die doos zou zitten. Nou, over de afgelopen vier dagen kan ik zeggen dat er in die doos heel veel lekkere chocolaatjes zaten, maar ik hoop wel dat de chocolaatjes voor de komende week iets gemakkelijker te verteren zijn…
See you next time,
Etienne
-
01 Augustus 2011 - 12:28
Janine:
hoi Etienne,
super joh, een geweldige reis die ik ook graag zou willen maken.
Ik blijf je volgen tot je je doel hebt bereikt! Enne blijf zo verslag doen van je belevenissen. Geweldig!!
Succes en hou vol, het wordt vast nog mooier! -
01 Augustus 2011 - 18:32
Herman En Lily:
Hallo Etienne,
Wat een verhalen alweer.
We horen al zo veel via de telefoon, maar als je je belevenissen opschrijft, is het veel uitgebreider.
Heerlijk om te lezen, maar we moeten er wel de tijd voor nemen.
We zijn trots op jou, en genieten met je mee.
Die man met die Honda heb je prima aangepakt. Sommige mensen moet je nu eenmaal laten weten, wanneer het genoeg is!
Verder merken we dat je deze reis weer als enorm prettig ervaart.
Blijf genieten.
Groetjes pap en mam -
03 Augustus 2011 - 22:01
Olga:
Nou Bikkel!
Petje af. Ben nu een paar dagen thuis en heb je reisverslag zojuist doorgelezen. Bijna net zo lang als de klim om het centraal massief van Frankrijk op te komen.
Bewonder je positieve kijk en doorzettingsvermogen, al kan ik me bijna niet voorstellen dat de moed je ook af en toe tot net iets onder de enkels zakt. Het mooie van zo'n fietsvakantie is dat dan een onverwachte ontmoeting, een verrassend uitzicht of wat voor iets anders onnozels wat je thuis wellicht niet eens zou opmerken je ineens weer energie geeft voor de volgende kilometers landschap.
Oke, ik heb dus echt alles omgegooid en ben met de trein naar de zon van Avignon vertrokken, flexibel is ook een kwaliteit ;-), maar was het dan inmiddels ook helemaal beu om de rode stip te zijn op de buienradar. Ik had een afdaling van ruim drie kwartier in de stromende regen, pas na een kwartier in bad verdween het kippenvel van mijn billen, kkkkoud!!!
Bikkel ze nog even door en geniet ervan! En wat smokkelen her en der is helemaal prima, je bent zelf diegene die de regels maakt en controleert, dus ook de dirigent van het oogje-toeknijpen en het toepassen van de verzachtende omstandigheden! ...mijn treinreis van Langeac naar Nimes was ontzettend mooi, 4 uur over 200km verraadt wel iets van het te verwachten landschap, en dat had ik anders niet meegemaakt! Kadootjes liggen overal, en chocola is altijd lekker!
Ben benieuwd naar je volgende verslag, en naar die kuitspieren van je, passen je spijkerbroeken straks nog wel?
Gr. Olga -
04 Augustus 2011 - 04:28
Daphne:
Hoi Etienne,
Leuk om je verhalen te lezen van je avontuur wanneer je 's nachts wakker ligt....tja jetlag daar doe je niet altijd wat aan. Helemaal rustig wordt je alleen van je verslag.....
Een paar plaatsen die je in je verslag noemt, heb ik bezocht! Los Angeles was inderdaad een enormously huge stad maar wel troosteloos. Hollywoord een deceptie, Sunset Boulevard vooral heel duur. Alleen Universal studios was ecther wel een geweldig park dat de stag te bieden had.
Van de oritinelen route 66 zijn nog maar luttele miles bewaard gebleven als toeristische trekpleister. Nu zal je over de route 40 moeten!
Daarnaast staat de Grand Canyon in mijn geheugen gegrift! De helicoptervlucht over dit gweldige natuur fenomeen heeft me tot tranen geroerd. Het feit dat je die een paar keer bent tegengekomen tijdens je fietstocht, voor je gevoel althans, zegt me wel wat nu ik het gezien heb..!!!
Break a leg and take care!
Daphne.
-
04 Augustus 2011 - 04:31
Daphne:
Ik was nog een paar schoonheidsfoutjes uit mijn reactie aan het halen, toen ik waarschijnlijk door moeheid, een verkeerd knopje gebruikte en oeps daar stond mijn reactie al!
But anyhow what's done that's done!
Succes met je tocht! -
08 Augustus 2011 - 09:57
Maaike:
Hi Etienne,
Om 9 uur vanochtend geland in een koud en nat Eindhoven na elf dagen van pure verwennerij en onwijs mooi weer in Turkije... Je avonturen weer met veel interesse lezende, zou ik toch eigenlijk ook zeggen "Gekkenwerk, Etienne!". Maar aan de andere kant, ik ken je en bewonder je juist om je gekkenwerk en daarom zeg ik liever "Etienne, you've got balls!!!!" :-)
Liefs,
Maaike
-
14 Augustus 2011 - 20:53
Sandra:
Hey Etiënne,
Met veel bewondering en met een grote glimlach op mijn gezicht lees ik jouw reisverslag.
Gelukkig is je gevoel voor humor altijd bij je gebleven!
Heel knap dat je dit doet, positief blijven en live your life to the max!
Top!
Liefs
Sandra ( je kent me toch nog wel he ?)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley