Into the wild (deel 2)
Door: etiennehuijten
Blijf op de hoogte en volg Etienne
15 Augustus 2011 | Verenigd Koninkrijk, Wick
dit is het tweede deel van mijn update van maandag 15 augustus. Om bij het begin van dit verhaal te starten klik je links op het reisverslag Into the wild (Deel 1)
Vrijdag 12 augustus:
Etappe 27: Aviemore – Inverness (71,8 km)
Gelukkig is het de hele nacht droog gebleven. De ondergrond waar mijn tent vannacht op stond deed me sterk denken aan de zandige plek waarop ik vorig jaar in Venetië heb gekampeerd. Toen kreeg ik ’s-nachts een noodweer over me heen, waarna ik ’s-morgens mijn tent uit een modderbad moest halen. Alleen een tropische hoosbui op de volgende camping kon er toen voor zorgen dat mijn tent weer een beetje toonbaar werd. Deze keer waren de rollen gelukkig omgedraaid. Gisteravond was mijn tent nog kletsnat van de regen in Perth, anderhalve dag eerder. Al het zand en fijn grind bleef gisteravond dan ook aan het doorweekte tentzeil plakken, en alleen met de grootste moeite heb ik de binnentent modder- (en midge-) vrij weten te houden. Maar vanochtend zweette ik zowaar – voor het eerst deze reis – mijn tent uit. Al om half acht stond de zon er zo op te bakken dat er van uitslapen (wat ik me had voorgenomen omdat ik vandaag maar een korte etappe voor de boeg had) niet veel terecht kwam. Het grote voordeel was echter dat de tent nu kurkdroog was, en ik het zand er zo van af kon kloppen. Een droge en schone tent inpakken; dat was iets waarvan ik met het weerbericht dat ik gistermorgen nog bekeken had op de tv in het hotel in Pitlochry nooit had durven dromen!
Helemaal blauw was de lucht echter zeker niet. De toppen van de Cairngorms waren nog steeds gehuld in donkere, dreigende wolken. En ook in het noorden – de richting die ik op moest – speelden de bergtoppen verstoppertje in het wolkendek. Maar wat zou het; de afwisseling tussen zon en schaduw zorgde er alleen maar voor dat het landschap er vandaag, in tegenstelling tot gisteren, heel kleurrijk uitzag. Dat begon al met het groener dan groene gras van de greens op golfbaan van Aviemore, waar het eerste stuk van de route overheen voerde. (Over de golfbaan dan he, niet over de greens zelf, want als je daar overheen crosst dan worden die mannen met die metalen stokken in hun handen zo boos…).
Na de golfbaan vervolgde het onverharde pad zijn weg door prachtige naald- en berkenbossen, en over grote stukken fel paars gekleurde heide. Nog voor het middaguur kwam ik zo al in Carrbridge, halverwege de etappe. Carrbridge staat bekend om zijn historische 18de eeuwse stenen brug over een woest kolkend riviertje. Hoewel de brug niet echt lang dienst gedaan heeft (bij een overstroming zo’n zeventig jaar na voltooiing is een deel ervan verwoest) is het fotogenieke booggedeelte al die tijd blijven staan; en dat wordt nu door de lokale city-marketeers als een van de absolute topattracties van Schotland aangeprezen. Enorm overdrijven is ook een kunst, maar het was wel een aardige plek om een paar sandwiches en een flesje verse jus ‘orange weg te werken.
Bij de brug stonden twee wegwijzers voor de Sustrans 7-route naar Inverness. Rechtdoor was het nog 21 mijl. Linksaf was het 28 mijl. Met de toevoeging dat deze variant ‘off-road’ zou zijn. Omdat het weer goed was, omdat ik tijd genoeg had, en omdat ik gisteren General Wade’s Militairy Road had moeten laten schieten, besloot ik vandaag wel de route via de onverharde bergpas te kiezen. En daar heb ik geen spijt van gehad!
Het onverharde traject over een ‘estate’ (een landgoed, waar verder niets aan gecultiveerd was) zou elke mountainbiker het water in de mond doen lopen! Zeer steile hellingen (ik schat tot zo’n 25%), beekjes en waterpoelen die meestal zonder bruggetjes overgestoken moesten worden, en paden die wat ondergrond betreft varieerden van grove stenen tot mul zand, en van fijn grind tot gras. Yep, de Zwarte Santos kreeg het weer voor z’n kiezen… Zeker met al die tassen erop, want daar was dit pad eigenlijk absoluut niet geschikt voor. Regelmatig moest ik van de fiets af en stukken lopen. Dat was met name het geval bij de steile hellingen, want die kon ik met de onverharde ondergrond onmogelijk fietsend bedwingen. En lopend was het overigens ook een hels karwei .
Nadat ik ongeveer een uur door dit woeste maar ongelooflijk adembenemende landschap geploeterd had, heb ik zittend op een steen bij een beekje even een pauze genomen. Terwijl ik daar zo zat, met de wind die ruiste door de bomen om me heen, en het water van het beekje dat rustig voort kabbelde, dwaalden mijn gedachten af naar huis; naar mijn familie. En naar mijn oma. Ik zou er niet bij zijn bij haar uitvaart morgenochtend. En daarom heb ik hier mijn eigen kleine herdenkingsdienst gehouden. Kijkend naar de bergen om me heen, het spel van wolken, zon en wind, en het kabbelende water aan mijn voeten, heb ik afscheid van haar genomen. En ik mocht dan wel aan de andere kant van de Noordzee zitten, maar ik weet zeker dat ik op dat moment dichter bij haar was dan dat ik Nederland ooit zou kunnen zijn.
Ik heb zeker een uur op die steen gezeten. En toen werd ik opgeschrikt door een laag overvliegende straaljager, die me ruw uit mijn mijmeringen deed ontwaken. Ik heb mijn boeltje bij elkaar gepakt en ben weer op de fiets gestapt, voor nog eens een uur ploeteren over de onverharde paden van dit schitterende gebied.
Uiteindelijk was de omweg door het natuurgebied maar zeven mijl (ofwel ruim elf kilometer), maar ik ben er dus dik twee uur mee bezig geweest, als ik de tijd die ik op de grote steen heb gezeten niet mee tel. En al die tijd ben ik geen levende ziel tegengekomen. Achteraf gezien was dit pad een grote bevestiging van dat ik gisteren de juiste keuze had gemaakt om General Wade’s Militairy Road links te laten liggen. Als ik voor deze elf kilometer al twee uur nodig had gehad, hoe lang zou ik dan wel niet bezig zijn geweest met de veertig kilometer onverharde weg die ik gisteren had willen nemen, onder veel slechtere weersomstandigheden en met een drie keer zo hoge bergpas waar ik overheen had gemoeten? Nee, het bleek maar weer eens dat ik voortaan echt alleen moet luisteren naar het engeltje op mijn schouder, dat me deze reis al vaker van dienst is geweest…
Eenmaal terug op de verharde weg ging het snel. Inverness ligt op zeeniveau, en ik zat nog redelijk hoog in de Highlands, waardoor ik zonder al te veel te trappen in rap tempo aardig wat kilometers weg kon werken. Niet lang voordat ik in de hoofdstad van de Highlands aankwam passeerde ik een oude Keltische begraafplaats. Net als Stonehenge bestond deze uit enkele grote stenen cirkels, alleen waren deze hier ook met stenen opgevuld tot complete grafheuvels. De grootste verschillen met Stonehenge waren eigenlijk dat deze begraafplaats veel beter bewaard was gebleven, dat de entree hier gratis was, dat het hier niet zwart zag van de mensen omdat deze plek niet zo beroemd is als Stonehenge, en dat ik hier niet over een snelweg hoefde te fietsen om er te komen.
Ondanks dat ik vandaag uitgebreid de tijd genomen had voor mijn tussenstops, was ik al om vijf uur op de camping. Vlak voor ik het campingterrein opreed werd ik overigens nog heel sneaky gefotografeerd door een man met een Canon spiegelreflexcamera en met een kanon van een lens ervoor. Ik fietste langs de rivier de Ness, en zag dat de camera in eerste instantie gericht was op de brug over die rivier, en het kasteel daarachter aan de overzijde. Maar in het voorbijgaan zwenkte de camera van het kasteel naar mij, en net toen de man wilde afdrukken heb ik even vriendelijk gezwaaid. Hij voelde zich blijkbaar betrapt, want hij kreeg er een rood hoofd van. Beduimeld stak hij zijn hand maar even op. Ik ben er echter inmiddels wel aan gewend dat ik in dit land een bezienswaardigheid ben. Hoe vaak ik de afgelopen weken al ‘Mr. Panniers’ ben genoemd (Meneertje Fietstas) dat weet ik niet meer… Ik ben de tel al in de eerste week kwijtgeraakt.
Zaterdag 13 augustus:
Etappe 28: Inverness – Lairg (106,8 km)
Vandaag was de dag van de begrafenis van mijn oma. Om elf uur Nederlandse tijd – tien uur hier in Schotland – zou de uitvaartdienst beginnen. En ik moet eerlijk bekennen dat me dat de hele ochtend toch wel erg heeft bezig gehouden. Zonder veel te zien van het landschap om me heen ben ik vanuit Inverness vertrokken. Ik heb de Kessock Bridge over de zeearm Moray Firth genomen, en ben daarna via een fietspad langs de A9 richting Dingwall gereden. Na Dingwall volgde een lange klim, die zeer therapeutisch werkte. Tijdens het klimmen kan ik me nergens anders op focussen dan op de weg voor me, al zou ik dat misschien graag willen. In dit geval was ik blij dat ik even nergens aan hoefde te denken en alle gedachten een voor een uit mijn hoofd waaiden…
Rond kwart over twaalf kwam ik aan in Tain. Deze plaats ligt weer aan de kust, dus had ik na de klim van vanochtend net een lange afdaling gehad. Op mijn kaartje had ik al gezien dat ik na Tain opnieuw zou moeten klimmen; deze keer nog veel langer, om in het leegste en noordelijkste deel van de Highlands uit te komen. Omdat ik geen idee had of ik na Tain nog ergens winkels of restaurantjes tegen zou komen, heb ik hier nog maar eens flink inkopen gedaan, en heb ik me in de coffeecorner van een supermarkt te goed gedaan aan een dubbele cappuccino en een warme panini met tomaat, mozzarella en basilicum.
Toen ik even later weer op de fiets stapte begon het weerbeeld te veranderen. Vanochtend was het overwegend zonnig geweest, maar nu verschenen er ook enkele dreigende wolken aan de horizon. Toch kwam de regen niet uit die zwarte wolken; maar gek genoeg uit een bijna witte lucht recht voor me. Het was een vreemd gezicht. Ik reed zelf door de stralende zon onder een heldere hemel, terwijl in het dal dat nog geen anderhalve kilometer voor me lag duidelijk de regen gestaag naar beneden kwam. Het was net alsof er in het dal een dikke rook hing, waarachter een deel van de bossen zich schuil hield. Ik ben even gestopt, in de hoop dat de regenbui over zou waaien voordat ik dat deel van het dal zou bereiken. Dat gebeurde ook, en langzaam maar zeker werd de lucht in het dal voor me weer helder. Maar net op het moment dat ik weer op de fiets wilde stappen om over de natte wegen van het dal mijn weg te vervolgen, voelde ik regendruppels op mijn armen. Recht boven me was de lucht blauw, maar toch kwam er regen uit. Zo veel en zo plotseling dat het leek alsof iemand een douche had opengedraaid. Onmiddellijk heb ik mijn regenpak aangetrokken, maar nog voordat ik ook maar een meter had gefietst werd de douche weer dichtgedraaid. Net zo plotseling als de regen was gekomen, zo plotseling was ‘ie ook weer verdwenen. Dus heb ik mijn regenpak maar weer uitgetrokken en in mijn tas gestopt. Maar die tas was nog niet dicht of het begon weer opnieuw te regenen. Net zo plotseling en net zo heftig als drie minuten geleden. Alsof ik gekke Henkie was heb ik voor de tweede keer in drie minuten mijn regenpak weer aangetrokken, en met verbazing naar de lucht gekeken. Waar kwam deze regen toch vandaan? Recht boven me kon ik geen wolken ontdekken! Ik heb nog een minuut of twee gewacht, en toen werd het warempel weer droog. Omdat ik het niet vertrouwde ben ik nog een paar minuten in mijn regenpak naast mijn fiets blijven staan. Ik heb een Isostar-fruitreep gegeten en wat gedronken in afwachting van een mogelijke derde douche. Want op de een of andere manier had ik het gevoel dat die nog voor me in het vat zat. Maar nee, het bleef droog, en omdat ik geen zin had om hier naast mijn fiets wortel te schieten heb ik toch mijn regenpak maar uitgetrokken en ben ik verder gereden. Dat wil zeggen… honderdvijftig meter verder… want toen begon het inderdaad voor de derde keer heftig te regenen! Inmiddels was ik ervan overtuigd dat er ergens een camera van de Schotse variant van Bananasplit was opgesteld, om mijn zoveelste verkleedpartijtje te filmen. Want dit hou je toch niet voor mogelijk. Recht boven me een strak blauwe lucht, en desondanks kwam er voor de derde keer in amper vijftien minuten een sloot hemelwater uit…
Gelukkig bleek het spreekwoord ‘driemaal is scheepsrecht’ ook hier te gelden, want toen het voor de derde keer droog werd bleef het ook droog. Alleen kreeg ik nu andere problemen. Het begon met het feit dat ik even later bij een fotostop merkte dat ik mijn rechtervoet niet goed los geklikt kreeg uit de pedaal. Normaal gesproken is een lichte draaiing van de voet naar links of rechts voldoende om de schoen uit te klikken, maar deze keer moest ik mijn voet bijna negentig graden draaien. Toen ik onder mijn schoen keek ik zag ik dat het metalen SPD-plaatje onder mijn schoenzool (waarmee ik mijn schoen vastklik op mijn pedaal) helemaal verdraaid zat. Normaal zitten die plaatjes met twee schroeven vast onder mijn schoenen, waardoor de plaatjes op hun plaats blijven zitten. Het plaatje onder mijn rechtervoet zat echter nog maar met een schroef vast, die als een soort as fungeerde waaromheen het plaatje kon draaien. Als ik nu mijn voet draaide bleef het plaatje gewoon recht in de klem van de pedaal zitten en weigerde los te schieten. Dat gaf niet alleen een vervelend ‘draaiend’ gevoel tijdens het fietsen, maar het was ook nog eens gevaarlijk. Noem het macht der gewoonte, maar opeens besefte ik dat wanneer ik stop ik bijna altijd als eerste mijn rechtervoet aan de grond zet. Ik rem eerst af, en als ik dan bijna stil sta dan klik ik die voet uit en zet hem aan de grond. Pas daarna is de linkervoet aan de beurt. Vanaf nu moet ik dat dus heel bewust omdraaien, want als ik bijna stil sta, en ik vervolgens mijn rechtervoet niet uitgeklikt krijg, dan heb ik waarschijnlijk te weinig tijd om dat met de linkervoet te corrigeren voordat de zwaartekracht me zijdelings naar de aarde trekt.
Het engeltje op mijn schouder, waar ik al eerder over gesproken heb, had dat blijkbaar ook in de gaten. En anders was het niet meer dan een natuurkundige wetmatigheid dat door het bewegen van mijn voet langzaam maar zeker die ene resterende schroef ook losgedraaid werd. Na een kilometer of vijf schoot plotseling mijn voet los en vloog het SPD-plaatje over de weg. Tot op dat moment was ik in mijn hoofd bezig met de vraag waar ik een schroef vandaan moest toveren om het plaatje weer vast te zetten (iets wat in de lege Highlands geen gemakkelijke opgave is), maar de andere schroef ook los draaien en dan maar zonder plaatje door te fietsen, daar had ik nog helemaal niet aan gedacht. Ik weet niet of het een vooruitziende blik is geweest, maar toen ik de Zwarte Santos anderhalf jaar geleden gekocht heb, heb ik er pedalen op laten zetten waarvan de ene zijde geschikt is voor fietsschoenen met SPD-plaatjes, en de andere zijde voor gewone schoenen. Daardoor kon ik toch redelijk ongehinderd verder fietsen, al moest ik blijven opletten dat ik mijn rechtervoet niet plotseling – vooral als de zool nat was wanneer ik even in het gras had gestaan – van de pedaal gleed.
Het zal niet veel langer dan vijftien minuten later geweest zijn dat ik bij Ardgay bij een spoorbrug over de rivier de Shin kwam. Speciaal voor fietsers was hier (volgens het bordje bij de brug) met veel EU-geld een metalen fiets- en voetgangersbrug tegenaan bevestigd. Maar blijkbaar was dat EU-geld niet genoeg geweest (of waren de Schotten te gierig geweest) om er een ECHTE fietsbrug van te maken. Want de steile metalen trap zonder bandengleuf die ik af moest om op de brug te komen was nu niet echt vriendelijk voor de fiets van Mr. Panniers. Om aan de overkant van het water te komen moest ik – zoals ik eerder bij andere ‘fiets’bruggen ook al heb moeten doen – weer eens tot twee keer toe alle tassen van mijn fiets halen, en de fiets de trappen af dragen.
Of het door dit gesjouw kwam is me niet helemaal duidelijk, maar toen ik aan de andere kant bepakt en bezakt weer verder wilde fietsen, liep voor de derde keer deze reis mijn achterband weer aan tegen het slot van mijn fiets. Zo erg als het deze keer was had ik het eerder nog niet meegemaakt. Over een lengte van ruim 15 centimeter schuurde de band langs het slot, wat verder fietsen onmogelijk maakte. Nog geen honderd meter nadat ik bij de fietsbrug-die-geen-fietsbrug-was was opgestapt, ben ik weer afgestapt, en heb ik de Zwarte Santos maar weer op z’n kop gezet. Ik heb de lucht uit de achterband gelaten, en de ‘schuurplek’ een paar keer flink op een neer bewogen zodat de band zich opnieuw kon zetten. Toen heb ik de band weer opgepompt en de tassen terug op de fiets gehangen.
Toen ik de linker voortas ophing, zag ik dat de schroef waarmee de metalen tassendrager vastzit op de as van het voorwiel was afgebroken. Daardoor rustte het gewicht van mijn linker voortas niet langer op de as, maar op het voorspatbord, dat hierdoor scheef gedrukt werd en tegen de voorband aankwam. Ik heb dit probleem kunnen oplossen door een stuk van mijn waslijn af te knippen en dit als touw te gebruiken om de stang provisorisch weer aan de as te bevestigen. Ik hoop dat dit noodverband goed genoeg is om John o’ Groats te halen. Maar met drie materiaalproblemen binnen een half uur is het duidelijk dat mijn uitrusting begint te snakken naar het eindpunt…
Een kleine vier kilometer verderop heb ik mijn fiets opnieuw aan de kant gezet. Deze keer niet vanwege materiaalpech, maar omdat ik de Shin Falls wilde bezoeken. Het blijft raar; de hele tijd had ik amper een levende ziel gezien, en opeens kwam ik een bocht om en stonden er zeven touringcars en tientallen auto’s voor mijn neus geparkeerd. Al die bezoekers kwamen voor de watervallen in de rivier de Shin. Op zich zijn deze watervallen al hartstikke mooi voor een fotostop. Maar wat ze echt bijzonder maakt is het feit dat je er van dichtbij kunt zijn hoe wilde zalmen zich een weg zoeken naar de paaigronden. En hiervoor moeten ze tegen de watervallen in omhoog springen, wat een spectaculair beeld oplevert. Het was net Alaska; alleen de vissende grizzlyberen ontbraken… Maar daarvoor in de plaats waren er gelukkig massa’s midges…
Bij de Shin Falls was een compleet bezoekerscentrum gebouwd, waar je alles over de trek van de zalm te weten kon komen, en waar je uiteraard ook verse zalm kon eten. En hoe aanlokkelijk dat ook was; ik heb bedankt voor mijn maaltje vis en ben weer snel op de pedalen gaan staan. Want inmiddels zag de lucht er gitzwart uit, en als het even kon wilde ik voordat de regen los zou barsten mijn tentje op de camping hebben staan. Ik heb flink doorgetrapt, en even later kwam ik in Lairg; met pakweg 700 inwoners veruit de grootste plaats waar ik de komende 100 kilometer doorheen zou fietsen.
Op de lokale camping kreeg ik een plekje toegewezen op een grasveld, dat in principe geclaimd werd door een groep rondwaggelende eenden. Volgens de campingeigenaar waren het wilde eenden, maar bang voor mensen waren ze allerminst. Toen ik even water ging halen om te koken had ik mijn voortent opengelaten, waarin een geopende fietstas stond met etenswaren. En – wild of niet – dat brood eetbaar is weten eenden instinctief. Het zal je dus niet verbazen dat bij mijn terugkomst zeven kwekkende leden van de familie Duck in mijn voortent zaten, die probeerden de broodjes uit fietstas te verorberen. Helaas voor de eenden zaten die broodjes verpakt in stevig plastic, waardoor mijn ontbijt en lunch voor morgen werden gered…
Terwijl ik bezig was met koken kwam een grote Mercedes Vito-bestelbus de camping oprijden. Er stapten twee vrouwen uit, samen met zes kinderen in de leeftijd van ongeveer twee tot veertien jaar. Terwijl de jongste drie kinderen voor Eendenvangers van Hamelen speelden, hielpen de oudste drie kinderen een van beide vrouwen dapper mee met het opbouwen van twee enorme tenten. De andere vrouw haalde een hele grote gasbarbecue uit de bestelbus, en begon deze driftig op te stoken. Ik had het idee dat ze er wel voor twintig mensen vlees opgooide; in ieder geval veel meer vlees dan de twee vrouwen samen met hun kinderen ooit op zouden kunnen eten. En inderdaad, mijn vermoeden was juist: het vlees was ook niet voor hen alleen bedoeld. Want tegen de tijd dat het eten klaar was kwamen zeven mannen op carbon-racefietsen de camping op. Allemaal droegen ze shirts met de op de achterkant een kaart van Groot-Brittannië, waarop een oranje lijn getrokken was van Land’s End naar John o’ Groats. Ik ben nog maar 160 kilometer van John o’ Groats verwijderd, maar dit was sinds mijn vertrek pas de eerste keer dat ik andere LEJOG-fietsers tegenkwam. Als hongerige wolven vielen de mannen aan op het gegrilde vlees, en terwijl ze zaten te eten kwamen de verhalen van die dag voorbij. Een van de mannen liet zich ontvallen dat hij het vandaag toch wel heel erg zwaar gevonden had, en maar wat graag wilde ruilen met de vrouwen, die het toch maar gemakkelijk hadden met hun lichte taak om in het busje achter de fietsers aan te rijden. ‘We have to do all the tough work’, was zijn slotconclusie, die hem uiteraard een hoop semi-beledigd commentaar van de vrouwen opleverde.
Toen er geen worstje meer over was op de barbecue haalden de mannen een voor een hun bagage uit de Mercedes om zich te gaan douchen en schone kleren aan te trekken. Tegen de tijd dat de laatste van de mannen terug kwam van het douchen zat ik inmiddels achterover op mijn campingstoeltje, met mijn benen languit op mijn campingtafeltje, en met mijn netbook op schoot aan mijn reisverslag te werken. De verwachte regen was uitgebleven, waardoor ik nog even buiten kon zitten. De Zwarte Santos stond al in de garage (dat wil zeggen, de voortent) en naast mijn stoel stond mijn gasbrandertje en opvouwbare afwasbak met schone vaat nog op de grond. De man knikte mij vriendelijk toe, en terwijl hij dat deed zag hij mijn fiets in mijn tent staan. ‘Are you cycling as well?’, vroeg hij me. Ik antwoordde dat ik ook ik op weg was naar John o’ Groats. ‘No way! You’re kidding me! That tent, that chair you’re sitting on, the cooking gear… are you telling me that you bring that all along on your bike? Without a support team? Man, you’re my hero! Hey guys, come over here, you’ve got to meet this man! And you gotta see this!’
Plotseling was ik ongevraagd het middelpunt van de belangstelling. De mannen wilden weten hoe lang ik al onderweg was, en toen ik vertelde dat ik er inclusief het traject Harwich – Land’s End inmiddels vijf weken op had zitten vielen ze haast om van verbazing. ‘You’ve done that too? Pfew, and I thought we were doing something special…’, was de reactie van de man die tijdens het eten nog verkondigd had dat hij het toch zo zwaar had. Ik heb een kleine twintig minuten met de mannen staan babbelen, maar inmiddels vlogen er zoveel midges rond dat een goed gesprek amper meer mogelijk was. We hebben elkaar succes gewenst met de laatste loodjes (zij zouden morgen in een keer doorrijden naar John o’ Groats, terwijl ik er twee dagen voor uittrek), waarna we allemaal onze tenten zijn ingevlucht om aan die vervelende insecten te ontkomen.
Zondag 14 augustus:
Etappe 29: Lairg – Melvich (103,8 km)
Achter het gaas van mijn binnentent was ik vannacht veilig geweest, maar toen ik vanochtend de rits van die binnentent openmaakte en naar buiten kroop, werd ik direct aangevallen door een enorme zwerm midges. Gedurende de nacht hadden zich wel een paar honderd van die beestjes verzameld in de buitentent. En waarschijnlijk hebben die midges de hele nacht verlekkerd en tegelijkertijd gefrustreerd door het gaas in mijn binnentent naar binnen geloerd, naar het overheerlijke hapje dat daar lag te slapen maar was ze niet bij konden. En nu dat hapje vrijwillig naar buiten kwam, lieten mijn vrolijk vliegende vampiervriendjes er geen gras over groeien.
Het wordt toch even tijd voor wat aanvullende informatie over midges voor iedereen die nog nooit in Schotland is geweest: midges zijn niet groter dan minuscule fruitvliegjes, en zijn de meest talrijke bewoners van de Schotse Hooglanden. Voor elk schaap dat er hier rond mekkert (en dat zijn er heel veel!), vliegen er zeker tienduizend midges rond (als het er niet meer zijn). Wanneer het regent, hard waait, of wanneer de zon flink schijnt, dan zie je de midges niet. Maar als de wind gaat liggen en de zon minder fel wordt (of zoals vanochtend nog niet helemaal wakker is), dan kom ze in groten getale tevoorschijn. Op zoek naar bloed… Want net als muggen hebben vrouwtjesmidges bloed nodig voordat ze eitjes kunnen leggen. Een groot verschil met de mug is echter dat midges zich niet laten verjagen als je er naar slaat. Iedereen kent wel het fenomeen dat je net in slaap begint te doezelen, en dan plotseling het hoogst irritante gezoem van een mug hoort. Wanneer je dan het licht weer aan doet zit die mug steevast boven je bed tegen de muur. En slaapdronken mep je steevast net mis, waarna de mug zich in een donker hoekje gedeisd houdt totdat jij de strijd opgeeft en weer gaat slapen. Pas dan komt aanval nummer twee.
Midges zijn niet zo intelligent. Als er een stuk of twintig tegelijkertijd op je linkerarm zitten, dan kun je er donder op zeggen dat wanneer je met je rechterhand over die arm strijkt om ze weg je jagen, driekwart van de midges direct neer zal strijken op je rechterarm om daar toe te slaan. En dat er links en rechts de nodige midges door mij gedood worden schrikt de rest van de zwerm niet af. Des te meer bloed is er over voor de overlevenden…
Midges zijn een echte plaag voor Schotland. Ze worden hier zo serieus genomen, dat er op internet zelfs een ‘midge-forecast’ is. Zoals Piet Paulusma het barbecue-weer met een cijfer beoordeeld, zo worden hier de verschillende gebieden van Schotland met een cijfer beoordeeld voor wat betreft het midge-alarm. Traditioneel komen de meeste midges voor in het westen van Schotland, maar door het dikke pak sneeuw dat er de afgelopen winter gevallen is zijn veel midge-larven prima beschermd geweest tegen de kou (ik weet het, het klinkt tegenstrijdig; maar sneeuw heeft een isolerende werking), waardoor er veel minder larven doodgevroren zijn dan in andere jaren. Met als gevolg dat het midge-alarm niet alleen in het westen op code rood staat, maar in principe in de gehele Highlands.
Ook de Schotten zelf vinden midges zeer vervelend, en dat uit zich op allerlei manieren. Zo heeft een creatieve Schotse informaticastudent een computerspelletje gemaakt, dat ik op internet tegenkwam toen ik me op deze reis aan het voorbereiden was. Van een afstandje kwamen bloeddorstige midges aanvliegen, die je moest doden door er met je muis op te klikken voordat de midges te dicht bij kwamen. Midges die eenmaal die onderkant van het beeldscherm hadden bereikt werden getrakteerd op een vers maaltje bloed, en links op het scherm zag je in een afbeelding hoeveel bloed je nog over had. Ik begon met vijf liter; na een minuut had ik nog drie liter over (waardoor tevens de muis minder snel reageerde, alsof ik mijn bewustzijn aan het verliezen was) en na twee minuten was ik helemaal leeggezogen. En natuurlijk, dit was maar een spelletje. Maar ook in het echt maakt het dus niet uit hoe hard je om je heen slaat; je wordt toch gebeten.
Dankzij de midges heb ik overigens wel antwoord gekregen op een vraag die met name veel vrouwen bezig houdt. Toen ik in Edinburgh een foto nam van een in kilt geklede Schot die speciaal voor de toeristen op zijn doedelzak ‘Amazing Grace’ stond te spelen, vroeg een Amerikaanse toeriste hem met een veelbetekenende glimlach om opheldering in het eeuwenoude mysterie: ‘Is it true that a Scotsman doesn’t wear anything else underneath his kilt?’ Zijn antwoord was nogal ondubbelzinnig: ‘With all those midges about… what do you think yourself…?’
Ik weet dat er biologen zijn die zeggen dat elk levend wezen een functie heeft op deze planeet. Voor pak ‘m beet koeien, paarden, schapen, bijen, honden, wormen, plankton, en allerlei andere levensvormen kan ik mij dat best voorstellen. Maar er zijn dieren waar ik met de beste wil van de wereld geen functie bij kan verzinnen. Wat is bijvoorbeeld de functie van de eerder genoemde mug, behalve dan misschien het overbrengen van ziektes, zoals malaria?
Totdat ik vandaag op de fiets stapte en door een gruwelijk mooi en ongelooflijk leeg en eenzaam landschap reed dacht ik hetzelfde van de midge… Maar nu weet ik welke functie de midge heeft op deze aardkloot. Het mooiste aan Schotland is de enorme uitgestrekte leegte van de Highlands. Ik heb al heel wat gezien van de wereld, maar zelden zo’n mooie en indrukwekkende kale en lege en ongerepte landschappen als vandaag hier in de Schotse Hooglanden. En het is maar de vraag hoe leeg en ongerept die nog zouden zijn, als er geen midges waren die hun uiterste best doen om elke indringer die zich hier wil vestigen zo snel mogelijk weer weg te jagen…
Het moge duidelijk zijn: ik heb vandaag genoten van het landschap. Onder het motto’ Save the best for last’, was de voorlaatste etappe van mijn reis ongetwijfeld veruit de mooiste! Ik ga niet eens proberen om het landschap te beschrijven, want daarvoor schieten woorden toch tekort. Maar ik heb vandaag ruim honderd kilometer gereden, en het mag een wonder heten dat ik überhaupt in mijn dagbestemming Melvich ben aangekomen. Want ik denk dat ik zo’n beetje elke kilometer wel een keer gestopt ben om mijn camera te pakken en een foto te maken. Misschien kwam dat ook wel door het weer, want door het spel van zon en schaduw zagen de Hooglanden er werkelijk schitterend uit, en leken ze elke kilometer weer totaal anders.
En wat was het heerlijk fietsen vandaag… Over A-wegen, die grotendeels ‘Single track roads’ waren, met om de honderd meter een passeerhaven. Natuurlijk ben ik ook wel wat andere toeristen in hun auto’s of campers tegengekomen, maar als het er vijftig waren is het veel. Ik had de wereld voor me alleen, en hoefde die alleen maar te delen met de schapen langs de weg.
O ja, en met de midges natuurlijk…
Maandag 15 augustus
Etappe 30: Melvich – John o’ Groats – Wick (95,3 km)
De laatste etappe! Vandaag moest het gaan gebeuren. John o’ Groats, here I come! Nog 45 kilometer, en ik heb mijn doel bereikt. Nee, wacht even, nog 65 kilometer, en ik heb mijn doel bereikt. Toen ik gisteravond het routeboek voor vandaag doornam, had ik per ongeluk een pagina overslagen, waardoor John o’ Groats nog net iets verder is dan voorzien. Maar ach, die twintig kilometer kom ik ook wel door.
Voor de laatste keer heb ik te midden van honderden midges mijn boeltje ingepakt, maar op de een of andere manier is dat op zo’n laatste dag niet irritant meer. Zonder te ontbijten ben ik vertrokken voor de laatste kilometers. Ik had simpelweg niets eetbaars meer, en de eerste winkel lag dertig kilometer verderop in Thurso. Dat betekende eerst nog dertig kilometer klimmen en dalen; want hoewel ik hier aan de noordkust zat, zat ik ook nog steeds in de Highlands. Naarmate ik dichter bij Thurso kwam werd het landschap echter gecultiveerder, en waren er steeds vaker echte boerderijen, met echte akkers en echte weilanden in te ontdekken. Hier liepen de schapen niet langer midden op de weg, maar zaten ze opgesloten in keurig omheinde weidegronden.
Een kilometer of tien voordat ik Thurso bereikte kwam ik zowaar langs een weiland waar behalve schapen ook Schotse Hooglanders in stonden te grazen. Als je me nu vraagt naar een bijzonderheid van Schotland die ik absoluut niet had verwacht deze reis, dan is het wel dat ik pas op de allerlaatste dag van mijn trip voor het eerst de typische langharige en door hun grote horens gevaarlijk uitziende Schotse runderen zou tegenkomen. Ok, eerlijk is eerlijk; in Wales heb ik ook al twee van deze koeien gezien, en op weg van Tilburg naar Hoek van Holland misschien wel tientallen, maar je zou toch verwachten dat dieren die SCHOTSE hooglanders worden genoemd daar ook redelijk vaak voor zouden moeten komen. Maar nee, Schotse hooglanders zijn nog zeldzamer dan Schotten die gekleed zijn in een kilt. En zelfs die moet je met een vergrootglas zoeken…
Eenmaal in Thurso heb ik direct een supermarkt opgezocht, want ik had inmiddels toch wel stevige trek. En toen mijn honger eenmaal gestild was ben ik weer doorgereden. Vergeleken met gisteren was het landschap vandaag helemaal niet zo bijzonder. Je raakt als mens toch snel verwend, maar het enige dat me vandaag echt kon bekoren was het uitzicht op de woeste kliffenkusten van de Orkney-eilanden.
Hoe dichter ik bij John o’ Groats kwam, hoe troostelozer de omgeving werd. In Thurso is een deel van de huizen tenminste nog vrolijk lichtgeel of heel licht roze geschilderd. Maar vanaf het moment dat ik Castletown achter me liet (de laatste plaats voordat ik John o’ Groats zou bereiken) heb ik alleen nog maar asgrauwe huizen gezien. En omdat ook de zon verstoppertje speelde, had het landschap al net zo’n eentonige kleur. Om het allemaal nog wat erger te maken begon het twee kilometer voordat ik John o’ Groats bereikte stevig te regenen. Het trok helemaal dicht. Alles was grijs.
John o’ Groats was precies zoals ik het me had voorgesteld: oerlelijk en in alle opzichten onaantrekkelijk! In de naam schuilt weliswaar een X-factor, maar dat is dan ook het enige dat er aantrekkelijk aan is. OK, het is het meest noordoostelijk gelegen dorp op het Britse ‘vasteland’, maar om daar nu zo’n faam uit te halen…? Ik vraag me trouwens af of je het eigenlijk wel een dorp kunt noemen. Voor mij hoeft een dorp niet groot te zijn. Maar het moet op z’n minst een kerkje hebben, dat gelegen is aan een centraal pleintje waar ook een cafeetje ligt, en waar misschien een bakker, slager, of – voorruit dan – supermarktje gevestigd is. John o’ Groats heeft niets van dat alles. De huizen liggen achteloos neergekwakt tussen de heuvels, en wat er is aan voorzieningen is puur gericht op het toerisme. Of beter gezegd, op het een poot uitdraaien van mensen die zo dom zijn hier te komen…
Het dieptepunt van John o’ Groats was wat mij betreft de situatie waarin ik terecht kwam toen ik bij de beroemde wegwijzer stond; met de richtingaanwijzer naar Land’s End. Goed, ik wist van te voren dat die richtingaanwijzer particulier bezit is, en dat je in principe moet betalen om er een foto van te mogen maken. En akkoord, daartoe ben ik dan ook nog wel bereid. Als dat regels zijn; dan is dat prima. Maar dan gelden die regels wel voor iedereen, en niet alleen voor mij…
Helaas bleek de praktijk echter anders. Toen ik aankwam bij de wegwijzer stonden er onder hun parapluutjes tientallen bejaarden omheen. Driftig fotografeerden ze erop los, terwijl de officiële John o’ Groats fotograaf ongeïnteresseerd vanuit zijn hokje toekeek. Niemand van de bejaarden betaalde ook maar een penny om een foto te mogen nemen. En toen was ik aan de beurt. Ik zette de Zwarte Santos voor de wegwijzer, en deed een paar stappen achteruit om van mijn fiets en het bord een foto te maken. Op dat moment kwam de officiële fotograaf uit zijn hokje en stak zijn hand voor mijn lens. ‘Sorry, no pictures with your own camera. You can buy an official picture if you want to…’ Ik ontplofte bijna! Waarom mochten die bejaarden er wel naar hartelust op los fotograferen, en ik niet? Wat hadden zij nou gepresteerd om hier te komen, behalve dan dat ze hun parapluutjes hadden moeten opsteken en vijf meter vanaf de busparkeerplaats naar de wegwijzer hadden moeten lopen?
Maar de man was onverbiddelijk. Als ik een foto wilde, dan zou ik die moeten kopen. Ik zei nog tegen hem dat ik zelfs daartoe bereid was, op voorwaarde dat hij daarna ook met mijn eigen camera nog een foto van mij en de Zwarte Santos bij de wegwijzer zou maken. Ik wilde een fatsoenlijke digitale foto, in een hoge resolutie. Ik wilde een foto die ik op het beeldscherm van mijn computer kan zien, en die ik kan verwerken in een boek over deze reis. En als dat betekende dat ik er zo’n flut papieren foto voor twaalf pond bij moest nemen dan moest dat maar… Maar nee, zelfs dat was niet de bedoeling. Ik kon kiezen: een papieren foto; of helemaal geen foto… Een digitale foto maken – zelfs als ik daarnaast betaalde voor een papieren variant – daar kon hij niet aan beginnen…
Op dat moment spraken twee andere LEJOG-fietsers de fotograaf aan. Zij hadden ook zojuist hun reis beëindigd, en wilden dat graag laten vastleggen. Wanneer je betaalt voor een foto, dan blijft de tekst ‘Land’s End’ staan, maar dan wordt de tekst ‘ Your Town’ die eronder staat vervangen door een tekst die je zelf graag wilt. Deze twee mannen wilden de tekst ‘End to End 958 Miles’ op het bord. De fotograaf liep terug naar zijn hokje om de letterbordjes te halen, en op dat moment heb ik een voorbijganger mijn camera in de handen gedrukt en snel een foto van me laten maken. En eerlijk is eerlijk, de Chinees die vorig jaar mijn aankomst in Rome bij het Colosseum vastgelegd heeft had beduidend meer gevoel voor compositie en perspectief dan de dikke Brit die deze foto gemaakt heeft; maar ik heb mijn digitale bewijs dat ik John o’ Groats heb gehaald…
Nog voor ik mijn camera weer had opgeborgen begon het weer heel heftig te regenen. Ik rende met mijn fiets naar een afdakje om te schuilen, waar ik een paar minuten later gezelschap kreeg van de twee End-to-Enders die zich zojuist officieel hadden laten fotografen. ‘Are you going to Land’s End?’ vroeg de langste van de twee. Zonder me de gelegenheid te geven om zijn vraag te beantwoorden voegde hij er meteen aan toe: ‘I’ll bet you’ll never make it with all those panniers…’. Ik keek hem aan en zei: ‘ That’s right. I will never make it to Land’s End, because i’m not GOING there. I actually just COME from there.’ Onmiddellijk sloop er niet alleen iets hautains in zijn houding, maar zelfs iets vijandigs. ‘Bullshit, I don’t believe you cycled all the way from Land’s End. Your load is way too heavy.’ Dat mijn fiets een stuk zwaarder beladen was dan hun carbon-fietsen zal ik niet ontkennen. Sterker nog, de enige bagage op hun fietsen waren de heren zelf…
De andere man mengde zich nu ook in de discussie. Hij vroeg mij de stempelkaart te laten zien waarmee ik kon aantonen dat ik alles gefietst had. Welnu, die kaart heb ik niet. Het was een kleine moeite geweest om bij het vertrek in Land’s End daar het hotel binnen te stappen, en de kaart – alsmede het eerste stempeltje – op te halen. Maar dat zou ook hebben betekend dat ik me aan de min of meer kortste route tussen Land’s End en John o’ Groats had moeten houden om de overige stempels te verzamelen. Want op de ‘toeristische route’ zoals ik die voor mezelf had uitgezet zou ik nogal wat stempeltjes missen. En als je stempels mist, dan is je kaart niet toch geldig. Zo simpel werkt het spelletje nu eenmaal.
Maar deze heren begrepen dat niet. Wij rijdt er nu van Land’s End naar John o’ Groats zonder stempelkaart; dus zonder bewijsmateriaal? (Voor wat die stempelkaart overigens waard is; want ook tussen twee stempelplaatsen kun je de trein nemen; nietwaar?). In hun ogen was ik een opschepper, een fantast; ja zelfs ronduit een leugenaar. Als je geen stempelkaart kunt tonen, dan ben je ook niet vanuit Land’s End hier naar toe gefietst!
Maar goed. Laat de heren denken wat ze willen; ik weet zelf maar al te goed wat ik de afgelopen vijf weken gedaan heb. Daar heb ik geen stempelkaart, of een officiële foto die gemaakt is door een officiële fotograaf voor nodig. Omdat ik geen zin had in de hele discussie heb ik me demonstratief met mijn rug naar de beide mannen toegedraaid, en toen het ook maar iets minder hard begon te regenen ben ik weer op de fiets gestapt. Ik zal alles bij elkaar misschien twintig minuten in deze naargeestige toeristenkermis geweest zijn. In mijn inleiding heb ik al opgeschreven dat ik verwachtte na het bereiken van John o’ Groats er zo snel mogelijk weer vandaan te willen, maar dat het ZO snel zou zijn had ik nooit kunnen bevroeden.
Mijn momentje kwam drie kilometer verderop naar het oosten. Daar ligt bij de vuurtoren van Duncansby Head niet het meest noordoostelijke DORP van ‘Mainland Britain’, maar het meest noordoostelijke PUNT. En laat ik dan bij deze maar even nieuwe spelregels formuleren voor wat een End-to-Ender is. Je mag jezelf alleen een End-to-Ender noemen als je vanuit het ene meest extreme punt (dat blijft Land’s End) naar het andere meest extreme punt (dat is dus Duncansby Head) gefietst bent. Dat is verder dan LEJOG, en daar kunnen de heren in John o’ Groats wat mij betreft een puntje aan zuigen…
En nu ik dit punt gemaakt heb ga ik een punt zetten achter dit reisverslag.
Het was zware, maar prachtige reis. En daarmee punt uit.
-
17 Augustus 2011 - 09:16
Maaike:
Lieve Etienne,
Je was mijn held al, zoals je weet. Ik maak nogmaals een diepe buiging voor je!!! Geweldig hoe je ook deze tocht tot een goed einde gebracht hebt. Ik kijk uit naar je blog in boekvorm :-)
Geniet nog van de vrije dagen die voor je liggen. Niks mis met een beetje relaxen hoor. O nee, er wacht nog een andere tocht op je?!
Have fun en ik zie je over anderhalve week weer, hero!
Liefs,
Maaike -
17 Augustus 2011 - 11:10
Kim Zeegers:
Hulde!! -
18 Augustus 2011 - 15:00
Alies:
Proficiat met de overwinning!! -
18 Augustus 2011 - 15:06
Henk Peeters:
Dag Etienne,
Prachtig, geweldige prestatie !!!!!
Geniet nog van je vakantie en ik hoop je komend schooljaar nog eens te ontmoeten (in Maasbree staat altijd de koffie klaar)!
Mvg,
Henk Peeters -
19 Augustus 2011 - 19:39
Nicole Janssen:
Trots op jou!
Dikke kus en knuffel -
04 September 2011 - 20:05
Anton Ten Westenend:
Mooi geschreven. Werd zo sterk meegenomen door je avonturen dat ik soms dacht er zelf bij te zijn.
Krijg door alle verhalen heel veel zin om zelf ook zo iets te ondernemen. Zonder stempelkaarten. En met een zwarte Stevens.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley