Only Fools and Horses (Deel 2)
Door: etiennehuijten
Blijf op de hoogte en volg Etienne
24 Juli 2011 | Verenigd Koninkrijk, St. Buryan
dit is het tweede deel van mijn update van zondag 24 juli. Om bij het begin van dit verhaal te starten klik je links op het reisverslag Only Fools and Horses (Deel 1)
Dinsdag 19 juli:
Etappe 7: Berwick St. James (Stonehenge) - Forton (102,2 km)
De Vierde Dag begon al slecht… Als ik op fietsvakantie ben dan is De Vierde Dag traditioneel de dag waarop ik slechte benen heb. Dat was al zo op mijn eerste fietsvakantie met Ad op het Fietserpad naar Pieterburen, en dat was zo op mijn tweede fietsvakantie met Ad op het rondje rond de Zuiderzee, en dat was vorig jaar op weg naar Rome niet anders. Met De Vierde Dag bedoel ik niet de vierde etappe; die ligt al lang achter me. Nee, ik heb het over de vierde dag op rij dat ik op de fiets zit, zonder rustdagen ertussen. Op De Vierde Dag begin ik stilaan vermoeid te raken, maar ben ik nog niet ver genoeg dat ik ‘door die vermoeidheid heen kan trappen’. Dat klink misschien een beetje vreemd, maar vergelijk het maar met een coopertest hardlopen. Niet de laatste paar minuten zijn daarbij het zwaarst, maar de vijfde, zesde en zevende minuut. Je voelt de vermoeidheid al, maar je weet dat je nog lang niet zo ver bent dat je kunt stoppen om uit te rusten.
Bang ben ik niet voor De Vierde Dag. Maar ik heb er wel respect voor; en al helemaal als je kijkt naar het hoogteprofiel van vandaag. Geen meter vlak; alleen maar klimmen en dalen. En inmiddels ben ik erachter dat klimmen in Engeland net zo snel (of beter gezegd: langzaam) gaat als elders in de wereld, maar dat dalen veel minder hard gaat. Vorig jaar kon ik me in de Alpen regelmatig met snelheden tussen de veertig en de zestig kilometer per uur naar beneden laten vallen. Dat kun je hier wel vergeten. De wegen waarover ik rij zijn ontzettend smal en onoverzichtelijk. Links en rechts van de weg staan hoge heggen, waardoor je niet voorbij een bocht kunt kijken. Wanneer ik een tegenligger tegenkom moet ik meestal compleet in de heg kruipen om hem te laten passeren. En tot overmaat van ramp zijn de meeste wegen in het midden bezaaid met los grind, modder, mest, of andere rotzooi. In een afdaling durf ik de remmen dan ook geen seconde los te laten. Zowel bergop als bergaf gaat het hier dus tergend langzaam. En als je dan ruim honderd kilometer voor de boeg hebt kun je op De Vierde Dag maar een ding doen: heel vroeg starten.
En dus werd ik vanochtend pas om half tien wakker… Normaal zit ik dan al minstens een uur op de fiets; maar nu moest ik nog ontbijten, al mijn spullen inpakken en mijn tent afbreken. Lang leve een stille camping met only fools and horses…
Na een haastig ontbijt heb ik snel mijn spullen ingepakt en mijn tassen weer aan de fiets gehangen. Op mijn linker voortas na dan. Want op het moment dat ik die aan de fiets wilde bevestigen schoot de plastic bevestigingshaak open, vloog er vlak voor mijn neus een kleine ijzeren springveer voorbij en had ik een tas in mijn handen waar geen ophangingssysteem meer aanzat. Ik heb geen idee wat er precies gebeurde, maar een of andere reden was een van de twee bevestigingshaken van de tas uit elkaar geklapt. En zonder die haak zou ik de tas nooit fatsoenlijk kunnen bevestigen aan mijn fiets. Voor zover ik kon zien was er niets afgebroken, maar moest de haak alleen weer als een soort bouwpakketje in elkaar worden geklikt. Ik heb eerst tien minuten moeten zoeken naar dat kleine rotveertje dat weggeschoten was, waarna ik nog eens ruim twintig minuten bezig ben geweest om de haak weer in elkaar te frotten. Maar om tien over elf hing de tas dan eindelijk aan mijn fiets en was ik klaar om te beginnen aan De Vierde Dag.
Zoals verwacht waren de benen niet best vandaag. De dag begon met een lange klim naar Shaftesbury, en ik heb onderweg wel tien keer moeten stoppen om even op adem te komen. Maar die klim was wel de moeite meer dan waard. In Shaftesbury ligt namelijk de Gold Hill. Dit is het steilste bebouwde straatje van Groot-Brittannië, dat vanwege zijn pittoreske uitstraling tevens zo’n beetje het meest gefotografeerde straatje van het land is. In elke reisgids van het Verenigd Koninkrijk staat wel een foto van de Gold Hill. Ook ik heb er een paar foto’s van geschoten, en ben vervolgens met dichtgeknepen remmen over de keitjes naar beneden gehobbeld.
Na Shaftesbury volgde een lange afdaling, waarin mijn benen een klein beetje konden herstellen. Ik was echter nog lang niet genoeg hersteld toen ik aan de volgende lange klim moest beginnen; deze keer naar Sherborne. Omdat ik al zo laat vertrokken was, en omdat de benen zo slecht waren vandaag, besloot ik de laatste kilometers richting Sherborne de grote weg te nemen, die zoveel mogelijk de contouren van het dal volgde. De binnenweggetjes die eigenlijk in mijn routeboekje stonden voerden namelijk over zo’n beetje elke heuveltop in de omgeving, en daar had ik op De Vierde Dag simpelweg de benen niet voor. Ik vond de grote weg al zwaar genoeg, en overwoog serieus om niet door te rijden tot Forton (mijn geplande overnachtingsplaats), maar reeds eerder ergens een camping op te zoeken.
Terwijl ik bezig was om in mijn allerkleinste verzetje de heuvel naar Sherborne te bedwingen, werd ik ingehaald door een man op een mountainbike. In het lokale dialect – wat ik heel moeilijk kon verstaan – sprak hij me aan. Compleet buiten adem heb ik hem gevraagd of hij ergens in de buurt een camping wist die tentkampeerders accepteerde (wat met al die stacaravancampings hier niet vanzelfsprekend is). De man antwoorde iets onverstaanbaars, pakte zijn telefoon en begon te bellen. Toen hij ophing wees hij terug in de richting waaruit ik net gekomen was en zei in zijn beste Algemeen Beschaafd Engels: ‘Ye just go back fo’ 12 miles in the direction of Shaftesbury, then ye turn a-left up a-hill till ye see Maggott’s Farm. That’s me brother’s. Ye can stay in his fields. Hope ye don’t mind sharing ‘em with tha horses…’
Het was natuurlijk aardig bedoeld, maar eerlijk gezegd had ik weinig trek om – nu ik eindelijk bovenop de heuveltop stond – weer 12 mijl (ongeveer 18 kilometer) terug te rijden in de richting waaruit ik net vandaan kwam, om vervolgens voor de tweede nacht op rij eenzaam en alleen tussen de paarden te overnachten. Ik heb het aanbod dan ook vriendelijk afgeslagen en ben toch maar doorgereden.
Na Sherborne volgde eerste weer een lange afdaling, en terwijl ik hiermee bezig was brak de zon definitief door. Die zon – in combinatie met het prachtige landschap en de schitterende holle wegen tussen Yeovil en Crewkerne – zorgde ervoor dat ik langzaam maar zeker nieuwe energie begon te krijgen. Het landschap was nog steeds heuvelachtig, maar ik begon de hellingen beter te verteren. Langzaam maar zeker groeide het vertrouwen dat ik De Vierde Dag wel zou doorstaan.
En warempel, rond zeven uur reed ik het terrein van camping Alpine Grove op in Forton. Het was een lange en zware dag geweest, maar een mooie dag. En het mooiste van alles: ik lag ondanks De Vierde Dag nog steeds op schema!
Woensdag 20 juli:
Etappe 8: Forton - Exeter (53,9 km)
Mijn reisschema kan in de prullenbak! Daar waar gisteravond de zon zo uitbundig scheen, daar kwam de regen nu met bakken uit de lucht. Ik zat weliswaar droog in mijn tentje, dus hoef ik over die regen – zoals beloofd – ook niet te zeuren. Maar die regen zorgde er wel voor dat ik mijn vertrek met twee uur uitstelde. In tegenstelling tot gisteren was ik vandaag wel vroeg wakker, en had ik zelfs – op mijn tent na – al mijn spullen al om half acht ingepakt. En net toen ik mijn tassen op mijn fiets wilde bevestigen begon het te regenen, waarna ik mijn leesboek weer uit mijn tas genomen heb en in mijn tent ben blijven schuilen.
Tegen kwart over tien was de lucht nog net zo grijs en kwam er nog net zo veel water uit als om half acht, en zag het er niet naar uit dat daar snel verandering in zou komen. Ik besloot mezelf te vermannen. Kom op joh, je bent in Engeland, dan weet je dat dit erbij hoort. Regenpak aan en gaan!
Toen ik eenmaal nat genoeg was vond ik de regen niet erg meer en heb ik genoten van de stille weggetjes, de groene heuvels en het mooie landschap. De Zwarte Santos had er echter minder zin in vandaag. Toen ik op een doodstil weggetje door het bos weer eens met aangeknepen remmen aan een afdaling bezig was, dacht ik al iets vreemds te horen. En inderdaad; nadat ik het bruggetje over een beekje was overgestoken en aan de andere kant van het dal weer aan een klim mocht beginnen, hoorde ik een geluid dat ik niet wilde horen. Mijn achterwiel leek niet helemaal vrij te lopen. Uit nadere inspectie bleek dat mijn achterband bij elke omwenteling gedurende een centimeter of tien langs de remklauw schuurde. Met al die bagage op mijn fiets en mijn regenpak aan was klimmen al zwaar genoeg zonder die ongewenste rem op mijn achterwiel, dus was een reparatiepoging ter plekke noodzakelijk. In de stromende regen – waar ik hier niet over zal zeuren omdat ik er op dit moment niet doorheen hoefde te fietsen, maar alleen maar te sleutelen – heb ik alle tassen in de berm gelegd, mijn fiets op z’n kop gezet en het achterwiel eruit gehaald. Gelukkig zat er geen slag in het wiel, dus daar kon het niet aan liggen. Waar het wel aan lag was me niet echt duidelijk. Gedurende dik twee uur heb ik van alles geprobeerd. Ik heb mijn remmen gedemonteerd, geprobeerd het slot van mijn fiets te halen (want ook daar kwam de achterband tegenaan), de band zelf twee keer van de velg gehaald en weer opnieuw erop gelegd, gekeken of de stand van de achteras wel juist was…
Wat het nu uiteindelijk geweest is weet ik niet, maar uiteindelijk was het probleem verholpen en kon ik mijn weg vervolgen. In al die tijd dat ik met De Zwarte Santos bezig ben geweest heb ik overigens maar een andere levende ziel gezien. Het was een postbode van The Royal Mail, die met zijn grote neus, blauwe pet en rode bestelauto verdacht veel leek op Pieter Post uit de gelijknamige TV-serie voor kleuters. Hij had nog net geen zwarte kat bij zich. De postbode kwam voorbijrijden toen ik net mijn achterwiel gedemonteerd had. Hij draaide zijn raampje open en vroeg of ik soms een lekke band had. Toen ik uitlegde dat mijn achterwiel aanliep wenste hij me veel succes met de reparatie en reed door. Even later kwam Pieter Post vanuit de andere richting weer terug en hebben we nog eens vriendelijk naar elkaar gezwaaid.
Anderhalve kilometer voor Honiton (de eerste plaats van betekenis van vandaag) kwam ik boven op een helling een politiebusje tegen. De agent stak zijn hand op vanuit het raampje een gebaarde me te stoppen. Hij waarschuwde me dat er vlak voor Honiton veel olie op de weg lag, precies in een bocht onder aan de heuvel, waar ik normaal gesproken met een redelijk hoge snelheid aan zou komen. Vervolgens keek hij eens goed naar mijn fiets en vroeg of ik soms eerder op de dag langs de kant van de weg had gestaan met materiaalpech. Het bleek dat Pieter Post hem gewaarschuwd had dat ergens op een bospaadje een kilometer of zes buiten Honiton een verregende vakantiefietser met een kapotte fiets stond. De agent die ik nu zo toevallig tegenkwam was dus op weg geweest om mij met het politiebusje in The Middle Of Nowhere op te halen en af te zetten bij de dichtstbijzijnde fietsenmaker in Honiton! Kijk, na twee minder leuke ervaringen met de lokale hermandad noem ik dit nu weer een super service!
Maar gelukkig hoefde ik dus geen gebruik te maken van de diensten van de politieagent. De Zwarte Santos reed weer prima, en dankzij de waarschuwing die de Bobby mij gegeven had overleefde ik zelfs zonder valpartijen de afdaling met de olie op de weg. Door alle oponthoud was het echter al drie uur geweest toen ik eindelijk in Honiton aankwam. Bij een supermarkt heb ik een paar sandwiches gekocht, en na een snelle lunch ben ik doorgereden richting Exeter.
Volgens mijn routeboekje moest ik vlak voor Exeter een grote U-vormige omweg maken om de snelweg over te kunnen steken. Tot mijn verrassing bleek er echter recht voor me uit een splinternieuwe fietsbrug die snelweg te overspannen, wat me een omweg van zeker 3 kilometer bespaarde. Desondanks was het al vijf uur toen ik in Exeter arriveerde, en ik besefte maar al te goed dat ik mijn bestemming van vandaag – het plaatsje Princetown in het Dartmoor National Park – nooit voor het donker zou kunnen halen. Er zat niets anders op dan af te wijken van mijn schema en een overnachtingsadresje te zoeken in Exeter. Dat werd uiteindelijk The Marlstone Inn, een herberg / hotel vlak bij de gotische kathedraal van deze stad. En eerlijk is eerlijk, een na een dag fietsen en sleutelen in de regen is een beetje luxe ook wel eens lekker. Mijn tent lag te drogen onder het bed, mijn benen konden ontspannen in een heerlijk warm ligbad, en liggend op een zacht en warm bed zag ik op de TV op een lokale nieuwszender een item over een nieuwe, vijf miljoen pond kostende fietsbrug over de M5, die diezelfde middag – een uurtje voordat ik eroverheen gereden was – officieel geopend was. Soms heb je geluk als je pech hebt…
Donderdag 21 juli:
Etappe 9: Exeter – Princetown (56,7 km)
Ben ik even blij dat ik gisteren een pechdag had! Als alles volgens plan verlopen was dan had ik in Exeter willen lunchen, om daarna door te rijden naar Princetown in Dartmoor. Maar dan was ik mezelf wel vies tegengekomen! Ik zou nooit van mijn leven zover gekomen zijn, want ik heb vandaag, met supergoede benen, de hele dag nodig gehad om Princetown te bereiken.
Ik ben er inmiddels achter dat ik me bij het uitzetten van de route toch wel een beetje verrekend heb met de afstanden die ik hier op een dag kan afleggen. Vorig jaar reed ik zonder problemen meer dan honderd kilometer per dag, met regelmatig uitschieters van honderdtwintig tot honderddertig kilometer en zelfs een keer honderdzeventig kilometer op een dag. Hier in het graafschap Devon mag ik blij zijn als ik tachtig kilometer op een dag red. Dat heeft echt niets met mijn conditie te maken, want is inmiddels wel weer op het niveau van de Alpenetappes van vorig jaar. Nee, de wegen zijn simpelweg te smal, te bochtig en te steil om veel harder te kunnen rijden, en in tegenstelling tot vorig jaar – toen ik vaak rivierdalen kon volgen – is hier echt geen meter vlak.
Ik heb vandaag vier hellingen voor de kiezen gehad waarbij aan het begin van de klim een bordje met de cijfers 20% stond. Ik heb er een foto van gemaakt, anders zou ik het zelf niet geloven. Jammer dat ik geen foto kon nemen van mezelf terwijl ik met al mijn bagage tegen deze hellingen op fietste, want nu gelooft nog niemand dat ik echt niet afgestapt ben! Ja, sommige automobilisten die me zo bezig zagen en stomverbaasd aankeken, die waren er getuigen van. Maar daarmee heb ik er nog geen foto van.
Ok, ik moet toegeven: een keer is het me niet gelukt om fietsend boven te komen. Toen moest ik afstappen en lopen. Maar eenmaal boven werd me wel duidelijk waarom mijn dijbeen- en kuitspieren geëxplodeerd waren. Toen ik over mijn schouder keek zag ik een bordje waarop een hellingspercentage van 25% werd aangegeven! Een meter omhoog voor elke vier meter dat je vooruit gaat! Ik denk dat zelfs een Alberto Contador of Andy Schleck hier met al die bagage op de fiets hadden moeten passen…
Yep, het was loodzwaar vandaag. Maar weg ongelooflijk mooi! Ik denk dat ik een voorproefje van Schotland heb gehad, maar dan wel met prachtig weer. Dartmoor is een hooggelegen moerasgebied met voor het grootste deel kale heuvels, waarop alleen grassen en varens groeien, maar vrijwel geen bomen of grote struiken. Overal lopen wilde dieren: de beroemde Dartmoor-ponies, schapen, runderen, en heel veel vogels. Om daar tussendoor te mogen fietsen is – zeker met volop zon – een puur genot! Eigenlijk alleen jammer dat er ook andere toeristen komen…
Hoewel, het grootste deel van de tijd heb je daar geen last van. Slechts twee keer heb ik me stevig geërgerd aan andere bezoekers van Dartmoor. De eerste was toen ik net boven was in de ‘High Moors’. Na een klim van ongeveer een uur had ik het hoge plateau bereikt dat het hart vormt van dit gebied. Ik was bewust voorbij gereden aan de drukke parkeerplaats, waar alle dagjesmensen bij hun auto’s stonden te genieten van het uitzicht. Ik wilde dit gebied even voor me alleen hebben; daarvoor had ik lang genoeg geklommen. Ik zette De Zwarte Santos aan de kant bij een stil stukje Moor, waar een tiental wilde paarden rustig liep te grazen. Hier wilde ik mijn broodjes wel opeten en een paar mooie foto’s maken. Maar net toen ik mijn fotocamera tevoorschijn haalde stopte er een touringcar, vol met 50 tieners van de Exeter Summer Camp University, die er maling aan hadden dat ik hier een stukje wereld voor me alleen wilde hebben. Oh look, horses! I’m gonna take a picture op close…! Nou, ik kan je vertellen, die paarden blijven echt niet staan als 50 lawaaierige tieners er gillend op af rennen…
De andere minder leuke ervaring door toedoen van de overige toeristen had ik toen ik voorbij Widcombe-in-the-Moor aan mijn zoveelste steile helling van de dag bezig was. Goed, ik weet dat ik tijdens zo’n klim niet hard ga, maar gelukkig hebben alle Engelse automobilisten die toevallig tijdens zo’n klim achter me belanden het fatsoen om even te wachten tot ik boven ben of dat ik de ruimte heb om aan de kant te gaan. Want zoals eerder gezegd: een fietser inhalen kan op deze smalle en met heggen omzoomde wegen niet. Britten begrijpen dat. De enige K.*.T.-Nederlander die ik tegen kwam helaas niet. (Excuseer mijn woordgebruik, maar dit was gewoon een aso van de bovenste plank!). In zijn dikke goudkleurige Hyundai Tucson met –als ik het goed gezien heb – kenteken 71-XL-LR, dacht meneer de Hollander het recht te hebben mij letterlijk van de weg te drukken zodat hij snel langs kon. Dat mijn linkerarm en –been de rest van de dag pijn deden door de brandnetels waarin ik terecht kwam zal hem waarschijnlijk worst wezen…
Maar goed, hufters heb je helaas overal, en het zou jammer zijn als ik daardoor mijn prachtige dag zou laten bederven. Hoewel… helemaal loslaten deed die idioot me ook niet, en toen ik aan het einde van de fietsdag in Princetown arriveerde, wenste ik stiekem dat de Hyundai-rijder daar ook zou zijn. Waarom? Om de doodeenvoudige reden dat 95% van de mensen die in Princetown verblijven dat doen achter een gesloten celdeur. In Princetown – een gehucht van niks midden in Dartmoor – staat namelijk de grootste en zwaarst bewaakte gevangenis van Groot-Brittannië, en wat mij betreft is dat ook een prima accommodatie voor Hyundai-rijders met een ‘de-weg-is-lekker-toch-van-mij’ mentaliteit.
Op een grasveldje dat voor camping door moest gaan, behorende bij de Plume of Feathers Inn, heb ik mijn tent neergezet. Ik vond dat ik na al dat klimwerk van vandaag wel een lekkere douche verdiend had, maar eerlijk gezegd voelde ik me na het douchen smeriger dan daarvoor, zo vies waren de douches hier. Toch wel vreemd als je bedenkt dat de Nederlandse vertaling van ‘Plume of Feathers’ zoveel betekent als ‘Pluim van Veren’, ofwel ‘ Plumeau’; een voorwerp dat toch vooral bij het Schoonmaken gebruikt wordt…
Gelukkig was het eten dat in de Inn geserveerd werd van een beter niveau. Ik heb er gesmuld van een heerlijke Devon Rump Steak met friet, champions en verse groeten, die ik heb weggespoeld met het lokale Princetown Jail Ale (!), uiteraard in een pint-glas zonder schuim.
Tijdens het eten raakte ik in gesprek met een man – zijn naam weet ik helaas niet, want we hebben ons nooit aan elkaar voorgesteld – die als bioloog in Dartmoor onderzoek deed naar de verspreiding van paddestoelen en schimmels in het moeras. Hij deed me een beetje aan onze huisbioloog Henk Peeters denken. Niet in zijn uiterlijk, want zo’n krullenbol als Henk heeft, dat is uniek in de wereld. Maar wel in de manier waarop hij met passie sprak over de voortplanting van paddestoelen en schimmels in het moeras. Het had iets heel herkenbaars, net zoals wanneer Henk tijdens de lunch op De Rooi Pannen vol vuur kon vertellen over het voortplantingsgedrag van de naaktslak of de zeekomkommer. Jammer genoeg was Anne er niet bij, om heel serieus hier semi-intelligente vragen over te stellen. Tja, sommige dingen zullen in het nieuwe schooljaar niet meer hetzelfde zijn, en dan is Dartmoor toch een gepaste plek om daar eens even over te peinzen.
De Engelse equivalent van Henk – ik zal hem voor het gemak maar even Hank noemen – zat al drie weken in een tentje midden in het moeras. Elke avond kwam hij naar The Plume of Feathers Inn (een wandeling van drie mijl) voor een diner, een paar ‘pints’, en wat menselijk contact. Want hoewel Hank zeker een half uur vol overgave over Dartmoor in het algemeen en paddestoelen in het bijzonder heeft gesproken, gaf hij toch ook wel toe dat zijn champignons niet zo geschikt waren als gesprekspartner. Daarvoor verkoos hij toch de toevallige bezoekers van de Inn. Een paar Jail Ale’s later stond Hank op en gaf me een hand als teken van afscheid. Hij begon aan zijn wandeling terug naar zijn tentje in het moeras bij de paddestoelen en de schimmels. Wat je er als universitair docent biologie met doctorandustitel al niet voor over moet hebben om tijdens je zomervakantie bij te blijven in je vak. Nee, dan kun je beter gewoon docent toerisme zijn…
Vrijdag 22 juli:
Etappe 10: Princetown – Plymouth en Penzance – St. Buryan (65,4 km in totaal)
Waar ze vandaan kwamen weet ik niet, maar vanochtend zaten er duizenden kleine fruitvliegjes op mijn tent. Terwijl ik mijn tent inpakte bleef de zwerm om me heen cirkelen, waarbij ik continue vliegjes op mijn armen, benen en hoofd voelde kriebelen. Het moet er best gek hebben uitgezien van een afstandje, zoals ik daar met mijn armen stond te zwaaien om de beestjes te verdrijven. Gek genoeg zaten ze alleen bij mijn tent, en niet bij de tenten iets verderop. Ik sleepte mijn hele boeltje naar een fruitvliegjesvrije plek enkele meters verderop, om daar alles verder in te pakken; maar het mocht niet baten. De fruitvliegjes verhuisden net zo gemakkelijk mee.
Toen ik even later in The Plume of Feathers Inn aan mijn ontbijtje zat (je kreeg hier voor vijf pond extra een compleet Engels ontbijt bij de campingplek) zag ik op mijn armen opeens overal kleine rode plekjes. Langzaam ging mij een lichtje branden. Gisteravond toen ik mijn tent opgezet had scheen de zon en waaide het flink. Toen had ik geen fruitvliegjes gezien. Vanochtend was het zwaar bewolkt, zeer vochtig van de dauw en stond er geen wind. Nu stikte het van de kleine rotvliegjes. En ik was in een Moor; een moerasgebied dat vergelijkbaar is met grote delen van Schotland. En over Schotland had ik iets gelezen. Iets over midges. Minuscule, op fruitvliegjes lijkende insecten, die je steken als een mug om je bloed op te zuigen… Zouden dit soms ook midges zijn? Ik had weliswaar geen prikjes gevoeld, maar op mijn armen zaten nu toch echt overal rode vlekjes, en die kwamen er niet zomaar! Ik vroeg het aan de serveerster die me mijn ontbijt kwam brengen. En zij beaamde dat ik inderdaad zojuist kennis gemaakt had met zo’n beetje de beruchtste insecten van Groot-Brittannië. Maar ach, het deed geen pijn, en ik voelde geen jeuk, dus zo erg zal het allemaal wel niet zijn.
Na mijn ontbijt stapte ik op de fiets voor de afdaling vanuit Princetown richting Plymouth. Ik moest proberen vandaag wat kilometers extra te rijden, want inmiddels lag ik een volle dag achter op mijn schema. Gelukkig zou het eerste deel van de etappe vrijwel alleen maar bergaf gaan, dus ik rekende erop dat ik snel in Plymouth zou zijn.
Zoals eerder gezegd heb ik bij het uitzetten van mijn route onder andere gebruik gemaakt van de site van Sustrans, de organisatie die langeafstandsfietsroutes in Groot-Brittannië samenstelt. Op de site had ik gezien dat Sustrans een route voorgesteld had tussen Princetown en Plymouth, maar dat deze nog niet helemaal in gebruik was. Alleen het laatste stuk tot Plymouth stond erop als een echt fietspad. De rest was nog in de planfase. Door de site van Sustrans te combineren met enkele andere kaartensites en de gegevens van GoogleEarth, was ik tot de conclusie gekomen dat de door Sustrans voorgestelde route het traject zou volgen van een in onbruik geraakte en daarna opgebroken spoorlijn. Op GoogleEarth leek niet alleen het laatste stuk van die voormalige spoorlijn verhard, maar ook – vanuit Princetown gezien – het eerste stuk, dat volgens Sustrans nog in de planfase zat.
En inderdaad, het eerste kilometers waren prima te fietsen. Weliswaar was het pad niet geasfalteerd, maar het grind dat er lag bood een goede fietsondergrond. Toch keek een vroege wandelaar, die net zijn hond uitliet, mij een beetje vreemd aan toen ik hem passeerde. Misschien had die gelaatsuitdrukking mij moeten verontrusten, maar ik reed hem op dat moment nog argeloos voorbij. Na ongeveer twee kilometer werd me steeds duidelijk waarom de man zo verbaasd gekeken had naar die vakantiefietser met al die tassen op zijn fiets. Het pad werd namelijk steeds slechter; zo slecht zelfs dat je het pad eigenlijk geen pad meer kon noemen. Schapen, runderen en paarden sprongen verschrikt weg wanneer ze mij aan zagen komen hobbelen. Ze waren duidelijk niet aan fietsers gewend. De spoorwegbedding was eigenlijk nog te oneffen om als mountainbikeparcours te kunnen dienen, laat staan als fietspad voor een fiets met zoveel bagage. Toch genoot ik ervan, juist in de wetenschap dat ik ergens kwam waar bijna nooit iemand anders kwam; en dat ik iets deed wat vrijwel geen enkele andere idioot ooit zou doen…
Alleen… het schoot natuurlijk totaal niet op. Toen ik acht kilometer verderop eindelijk op een stuk asfalt uitkwam, had ik er al een uur fietsen opzitten. Ik hoopte de verloren tijd snel goed te maken doordat ik nu wel een bewegwijzerde route van Sustrans op kon pikken, maar zelfs daar bleek in het begin fietsen totaal onmogelijk. Sterker nog, toen ik eindelijk op route nr. 27 van Sustrans uitkwam, bleek die over paadjes te gaan die niet zouden misstaan in het traject van de huttentocht die ik over een paar weken ga lopen. Pas ruim twee uur nadat ik uit Princetown vertrokken was kwam ik eindelijk op het geasfalteerde deel van de voormalige spoorweg, en pas toen kon ik op de grote plaat wat snelheid maken.
Hoewel ik altijd slecht ben geweest in rekenen begreep ik toch wel dat ik een probleem had. Ik had volgens de oorspronkelijk planning vanavond St. Buryan willen bereiken, vlak bij Land’s End. Ik lag echter al een volle dag achter op schema, en het was met mij huidige tempo maar de vraag of ik vanavond überhaupt St. Austell wel zou kunnen bereiken; de laatste overnachtingsplaats voor St. Buryan. Als dat niet zou lukken dan zou ik zelfs nog verder achter raken op mijn schema. En met de wetenschap in mijn achterhoofd dat ik de komende dagen alleen maar etappes van meer dan 100 kilometer per dag op het programma heb staan, kon zelfs ik berekenen dat de kans dat ik mijn achterstand ooit nog zou inlopen vrijwel nihil was; zelfs als ik mijn rustdag in St. Buryan op zou offeren waardoor ik vijftien dagen onafgebroken achter elkaar op de fiets zou zitten…
En dus heb ik in Plymouth – met pijn in mijn hart – het enige gedaan dat verstandig was: ik heb een treinkaartje gekocht naar het station dat het dichts bij de Land’s End ligt: het station van Penzance. Op het moment dat de trein Plymouth verliet begon het ontzettend hard te regenen. Daar hoef ik echter niet over te zeuren, wat ik zat lekker droog in de trein. Wel was die regen een perfecte weerspiegeling van mijn emotie, want ik was toch wel teleurgesteld dat ik Land’s End niet helemaal op eigen kracht gehaald heb. Maar goed, van de andere kant gezien… Het doel is fietsen van Land’s End naar John ‘ o Groats. En op dat traject heb ik niet nog niet vals gespeeld… Nog niet… En hopelijk kan ik dat zo houden. Met die gedachte fleurde mijn humeur weer een beetje op, en zowaar, op hetzelfde moment kwam de zon er voorzichtig ook weer doorheen.
Twee uur later en honderdvijftig kilometer verderop stapte ik onder een stralende zon in Penzance uit de trein. Ik was in Cornwall, het westelijkste stukje van Engeland, dat bij de Britten zelf een populair vakantiegebied is. Eerst ben ik nog vijf kilometer terug naar het oosten gefietst, naar Marazion, waar voor de kust St. Michael’s Mount ligt; in naam en uiterlijk het tweelingbroertje van de Franse Mont St. Michel. Nadat ik mijn foto’s geschoten had ben ik weer teruggereden naar Penzance, en van daaruit via Newlyn naar het schilderachtige gehucht Mousehole. Het piepkleine haventje – waar de bootjes omdat het eb was allemaal scheef op het zand lagen – was zeer fotogeniek, net als de nauwe en steile straatjes met schattige huisjes en veel fleurige bloemen.
Om Mousehole te verlaten moest ik een zeer steile helling beklimmen. Er stond weliswaar geen bord bij, maar ik schat dat ook deze helling zeker in de categorie 20% viel. Onder aan de helling passeerde ik een Engels echtpaar. ‘Those are some strong legs you have there, sir’, riep de vrouw me toe. De man had echter minder vertrouwen in mijn klimkunsten en riep in het voorbijgaan dat hij er vijf pond op durfde in te zetten dat ik het niet zou redden tot voorbij de eerste geparkeerde auto, halverwege de helling. Ik had zelfs nog adem genoeg over om te antwoorden dat ik dat niet zo’n geslaagde weddenschap vond. Als ik namelijk zou winnen zou ik weer terug naar beneden moeten rijden om mijn geld op te halen… De man kon die humor wel waarderen, en rende daarom tot aan de geparkeerde auto als een fanatieke Tour de France-supporter met mij mee, terwijl hij druk in zijn handen klapte en me aanmoedigde.
De vraag is wie er meer buiten adem was; de wielrenner of de supporter…? Even voorbij de geparkeerde auto ben ik gestopt om de man te bedanken voor zijn enthousiaste aanmoedigingen. Zijn geld heb ik niet geaccepteerd. Ik vond dat hij het meer verdiend had dan ik… Nagestaard door mijn ongelovige supporter ben ik vervolgens in een keer de rest van de helling naar boven gefietst.
Niet veel later kwam ik aan op de camping in St. Buryan, zo’n vijf kilometer van Land’s End. Om te vieren dat ik het beginpunt van mijn fietsroute naar John ‘o Groats bereikt heb, heb ik het kopje Engelse thee, dat me spontaan door mijn vriendelijke buren op de camping werd aangeboden, gretig aangenomen en me goed laten smaken. Ik heb mijn tent opgezet en een douche genomen. Bij het douchen heb ik mijn armen en benen nog eens goed geïnspecteerd. De rode vlekjes van de beten van de midges waren gelukkig allemaal verdwenen. Ik vraag me af waarom ze hier in Groot-Brittannië zo’n drama maken van die beestjes. OK, het gezoem rond je hoofd is niet prettig; maar verder heb je er eigenlijk helemaal geen last van.
Zaterdag 23 en zondag 24 juli
Rustdagen op de camping in St. Buryan
Ik HAAT midges!!!!! Wat ik heb ik vannacht slecht geslapen! JEUK, JEUK en nog eens JEUK! De rode vlekjes zijn weliswaar weg, maar daarvoor in de plaats zit ik nu compleet onder de bultjes. En die jeuken! Alleen al op mijn rechterarm heb ik er 86 geteld… Ik zit op het punt van Groot-Brittannië dat het verst weg ligt van Schotland, de natuurlijke habitat van die rotbeesten. En nu al heb ik een hartgrondige hekel aan meest talrijke bewoner van de Schotse hooglanden. Wat bezielt me in godsnaam dat ik zo graag naar John ‘o Groats wil…? Misschien had die serveerster in Willemstad toch wel gelijk en ben ik gewoon Knet-ter-gek…
Maar goed, tussen het krabben door heb ik eindelijk even wat tijd voor mezelf. De reden waarom ik hier een rustdag heb gepland is dat ik heel graag een bezoekje wil brengen aan The Isles of Scilly. Dat is een eilandengroep die hier een kilometer of 45 voor de kust van Land’s End ligt. Er zijn twee redenen dat ik die eilanden graag zou bezoeken. Ten eerste vind ik de eilanden zelf interessant. Dat begint al bij de naam. De ‘c’ in ‘Scilly’ wordt niet uitgesproken, dus hoor je te zeggen ‘Silly’. En het Engelse woord ‘silly’ betekent ‘dom’ of ‘onnozel’. Vandaar ook dat je hoort te zeggen ‘Isles of Scilly’, want dat klinkt de bewoners net wat vriendelijker in de oren dan ‘Scilly Isles’ ofwel ‘ onnozele eilanden’. Vervolgens is er het klimaat. Dat is in de zomer – als gevolg van de warme golfstroom – subtropisch. Dit betekent dat er een zeer weelderige planten- en bloemenpracht voor komt. Als je de reclameposters die hier op de camping ophangen moet geloven dan kun je de Isles of Scilly het beste vergelijken met de Hof van Eden. En de laatste reden waarom ik deze eilanden interessant vind is een stukje geschiedenis. Tussen 1651 en 1986 is Nederland (en diens voorloper De Republiek der Nederlanden) namelijk officieel driehonderdvijfendertig jaar lang in oorlog geweest met deze eilandengroep. De reden voor de oorlogsverklaring door de Nederlanders is een beetje vaag, maar heeft te maken met het feit dat Nederland de regering van bondgenoot Engeland wilde steunen tijdens een burgeroorlog, waarbij de Isles of Scilly aan de ‘verkeerde’ kant stonden. Na afloop van de burgeroorlog is men vergeten om een vredesverklaring te tekenen, waardoor de staat van oorlog officieel driehonderdvijfendertig jaar geduurd heeft. Daarmee is het waarschijnlijk de langste oorlog in de geschiedenis waarbij nooit een schot gelost is en nooit een slachtoffer is gevallen…
Hoe dan ook, die Isles of Scilly wilde ik graag bezoeken, en dat kan vanuit het vliegveld (met de letterlijke nadruk op VELD) van Land’s End. Voor 90 pond voor een dagretour vlieg je naar Hugh Town, de ‘hoofdstad’ van het hoofdeiland St. Mary’s. De luchtvaartmaatschappij Isles of Scilly Skybus vliegt tig keer op een dag met kleine DHC-6 Twin Otters op en neer tussen deze plaatsen. De ouderwetse manier van starten en landen in een weiland, alsmede het feit dat deze Twin Otters dermate klein zijn dat je zo ongeveer op de schoot van de piloot zit tijdens het vliegen, is voor mij als luchtvaartliefhebber de tweede reden waarom ik graag naar de Onnozele Eilanden wil.
Ik heb ruim van tevoren in Nederland geprobeerd om voor zaterdag 23 juli een dagretourticket te boeken. Om de een of andere reden kreeg ik echter mijn betaling er nooit doorheen, dus besloot ik te wachten en op goed geluk naar de vliegveld van Land’s End te gaan om daar een ticket te kopen. Met de tientallen vluchten op een dag zou er immers altijd wel een stoel vrij moeten zijn.
Omdat ik tijdens mijn verblijf in St. Buryan ook nog dringend de was moet doen, mijn reisverslag bij moet werken en mijn Zwarte Santos naar een fietsenmaker moet brengen omdat er een hele irritante tik in mijn rechter pedaal zit, (die ik bij elke omwenteling hoor en waar ik helemaal gek van wordt), heb ik besloten een extra rustdag hier door te brengen, ten koste van de tweede rustdag in Chester verderop in de reis. Onder het motto ‘business before pleasure’ heb ik het grootste deel van de zaterdag doorgebracht met wassen, zoeken naar een fietsenmaker (waarvoor ik uiteindelijk terug moest naar Penzance, maar het probleem is gelukkig wel opgelost) en het typen van mijn reisverslag. En dan ga ik op zondag dus lekker naar de Isles of Scilly…
Not dus…
Zaterdagmiddag kwam ik tot mijn verbazing en teleurstelling tot een vervelende ontdekking. Isles of Scilly Skybus moet zo’n beetje de enige commerciële luchtvaartmaatschappij ter wereld zijn die op zondag geen vluchten uitvoert. Dit om de simpele reden dat de luchthaven van Hugh Town op zondag gesloten is! Tja, je kunt nog zoveel van tevoren proberen in te plannen, maar er zijn altijd wel details die je over het hoofd zien.
Maar dat maakt het leven ook weer spannend en onverwacht. Wat dat betreft zal ik nooit de lijfspreuk vergeten van Forrest Gump in de gelijknamige film:
'Life’s like a box of chocolats… You never know what you’re gonna get…'
Wat er in mijn doos chocolaatjes zit die ik komende week leeg mag eten, dat lees je in mijn volgende verslag.
Zoals ze hier zeggen:
Cheers, and take care,
Etienne
-
24 Juli 2011 - 18:59
Maaike:
Hello S(c)illy Mr. Cycling-San,
Ruim een uur geleden stond ik op het punt mijn pc af te sluiten, maar ja, toen zag ik dat er maar liefst twee (!)nieuwe reisverslagen door je gepost waren! En ook al weet ik dat ik dan toch in ieder geval weer een uurtje aan het lezen ben, mijn nieuwsgierigheid wint het dan toch echt!
Jeetje zeg, wat een verhalen weer! Wat beleef je toch veel tijdens een fietstocht! Enerzijds benijd ik je absoluut; anderszijnds ben ik er toch erg blij mee dat vrijdag een vliegtuig voor me klaarstaat in plaats van een fiets met fietstassen...
Ik zie in de reacties die je lezers plaatsen vaak de opmerking dat je je belevenissen zodanig verwoordt dat zij (ik) alles zó voor zich zien. Realiseer je je dat eigenlijk wel, Etienne, als je bijvoorbeeld schrijft dat je op de snélweg fietst (is dat wel écht legaal?!) met langs je heen razende auto's? Ik bedoel, ik vind dat al spooky om te lezen (en dus voor me te zien), laat staan hoe je ouders dat beleven! Nu zie ik je ook wel weer grijnzend die verhalen intypen hoor en daar kan ik dan ook wel weer erg van genieten....
Het heeft hier al twee weken veelvuldig geregend, met vandaag als uitschieter en dieptepunt continue neerslag, maar ik zal me solidair verklaren: ik zal ook niet klagen! Ik heb tenslotte ook wat research gedaan op het net... In Side is het de komende dagen minimaal 32 graden :-)
Voor de komende dagen wens ik je weer onwijs veel leuke avonturen toe en nachten zonder midges en jeuk! Ik ben heel benieuwd naar je volgende verslag!
Kies een lekkere uit die doos met chocolaatjes!
Liefs,
Maaike
-
24 Juli 2011 - 19:33
Leo En Yvonne:
Hi etienne,
We hebben elkaar al via skype gezien en gesproken, maar we wilden je ook mailen. Wat is skype een geweldige mogelijkheid om contact te hebben.
Ver van huis of niet, je bent gewoon bij ons in de woonkamer. Voor ons was het de eerste keer dit mee te maken. We vinden het geweldig. Yvonne en ik lezen het verslag van je vorige tocht. Toen had je ook slecht weer, maar dat mocht de pret n iet drukken. Het leest lekker weg net als je verhalen van dit jaar. Je bent bijna op het meest zuid-westelijke punt en gaat dan naar het noorden. Pienuts.!!!
Wij vinden je doorzettingsvermogen, ondanks regen, flinke klims en heel smalle, steile en ook gevaarlijke afdalingen, fantastisch. Je weet, ik heb veel gemountenbiked, maar als ik dat fietsen van jou zie, dan is wat ik gedaan heb een peule schilletje. Maar ja dan denk ik: hij is ook een paar jaartjes jonger. Etienne, je moet nog een heel eind, maar wij weten dat met jouw inzet en instelling ook deze trip tot een goed einde volbracht zal worden. Veel succes en ook plezier wensen je yvonne en leo. -
25 Juli 2011 - 11:16
Karin:
He Etienne,
Wat gaaf weer om te lezen wat jij allemaal mee maakt op zo'n fietsvakantie. Ik heb echt respect voor het geen jij allemaal doet.
Ik hoop snel het volgende weer te kunnen lezen.
Heel veel succes nog en geniet ervan met volle teugen.
Groetjes,
Karin Diependaal -
26 Juli 2011 - 16:45
Ad Berk:
Hoi Etienne,
Wat een verhaal nu al. ik denk toch dat je van baan moet veranderen. Als schrijver van reisverslagen denk ik dat je een dikkere boterham verdient dan als docent toerisme op de Rooi Pannen. Met als bijkomend voordeel dat je steeds reizen moet maken om die verslagen te kunnen schrijven. ik ben niet zo´n fiscaal genie maar volgens mij kun je dan iets met die kosten voor al die reizen. Lizet zal me deze suggestie trouwens niet in dank afnemen denk ik. Wat een lastige wegen met veel stijgingspercentages. Hopelijk gaat dat op weg naar John o´Groats niet de hele tijd door zo. Want dan zie ik onze huttentocht nog in gevaar komen. Hopelijk blijf je ook bespaard van materiaalpech. Je weet nog hoe ik in Elsloo tijdens onze tocht naar Pieterburen mijn tassen heb moeten maken na zo´n afdaling op zo´nhobbel-mountainbikepad. Veel succes nog Etienne op je route door Wales en midden Engeland. Ik kijk al weer uit naar de volgende aflevering.
groeten,
Ad -
28 Juli 2011 - 19:38
Herman En Lily:
Hoi Etienne,
Nadat we vaker via telefoon en skype kontakt met elkaar gehad hebben, willen we toch ook weer eens reageren via je weblog.
Als we met jou gesproken hebben, komt meestal daarna de kaart van Groot Britannië op tafel. M.b.v de fietsroutekaartjes, die we van jou gekregen hebben, kunnen we je redelijk goed volgen.
Dan is de beurt aan Google Earth, waarmee we proberen, een beeld te krijgen van de omgeving waar je doorheen fietst.
Zo`n virtuele reis kost ons gelukkig niet zo veel inspanning, maar het voelt op die manier, alsof we met je mee reizen.
Je laat ons weer versteld staan, in hetgeen je tot nu toe hebt gepresteerd.
We merken aan je reacties, dat je ondanks alle inspanningen enorm geniet.
Dat wensen we je ook voor je verdere reis.
Take care,
Groetjes pap en mam
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley